Han Dieperink: Party like it's 1999

Han Dieperink: Party like it's 1999

Artificial Intelligence Aandelen
Han Dieperink (credits Cor Salverius Fotografie)

Door Han Dieperink, geschreven op persoonlijke titel

Wie in de jaren negentig belegde, herinnert zich de dotcombubbel nog goed. Alles met ‘.com’ erachter vloog omhoog, ook als het bedrijf nog nooit een cent omzet had gedraaid. Beleggers schudden meewarig het hoofd over banken, nutsbedrijven en fabrikanten die al honderd jaar dividend uitkeerden. Saai, achterhaald, oude economie. Het geld stroomde maar in één richting: naar technologie, media en telecom, de zogenaamde TMT-aandelen.

Het gevolg van deze trend was dat die ‘saaie’ aandelen steeds goedkoper werden. Toen de bubbel in maart 2000 barstte, bleven juist die ondergewaardeerde aandelen overeind, terwijl de internetsterren met 80%, 90% kelderden. Achteraf gezien was de beste manier om de top te timen kinderlijk eenvoudig: langzaam verkopen wat iedereen koopt en kopen wat iedereen dumpt. Contrair beleggen in zijn zuiverste vorm.

Vandaag bepalen zeven bedrijven – Apple, Microsoft, Alphabet, Amazon, Nvidia, Meta en Tesla – hoe hoog de S&P 500 staat. Samen zijn ze goed voor 35% van de index. De resterende 493 aandelen doen nauwelijks mee. Kijk je naar de S&P 500 Equal Weight, waarin elk aandeel even zwaar weegt, dan blijft die index mijlenver achter bij de naar marktkapitaliatie grotere broer.

Het verschil tussen de twee indices is nu bijna net zo extreem als eind 1999. Toen kwam dat door het ‘internet’, nu heet het ‘AI’ en ‘cloud’. De dynamiek is identiek: al het verse geld, al het institutionele geld, al het FOMO-geld stroomt naar dezelfde handvol namen. Om die te kunnen kopen, moeten elders aandelen worden verkocht. Het gevolg is dat energie, basismaterialen, farmacie en consumptiegoederen zakken naar waarderingen die we in twintig jaar niet meer hebben gezien.

Gelukkig is er ook dit weer sprake van ‘Deze keer is het anders.’ En eerlijk is eerlijk, er zíjn verschillen. De Magnificent Seven zijn geen verlieslatende start-ups. Ze printen miljarden winst, hebben onaantastbare markposities, en groeien nog steeds hard. Nvidia verkoopt elke chip die het kan maken, Microsoft en Amazon domineren de cloud, Apple zit in de broekzak van twee miljard mensen. Vergeleken met Cisco op 140× de winst of Pets.com zonder omzet zijn de huidige waarderingen bijna bescheiden. Voor een echte zeepbel moeten de meeste aandelen uit de Magnificent Seven zich nog verdubbelen.

Maar dat is precies waar de valkuil zit. Juist omdat deze bedrijven écht goed zijn, voelt niemand de urgentie om te verkopen. De euforie is niet hysterisch, ze is kalm, berekenend en zelfverzekerd. En dat maakt haar gevaarlijker. Want hoe langer een redelijk verhaal wordt uitgerekt, hoe hoger de uiteindelijke correctie kan uitvallen als de groei ook maar één kwartaal tegenvalt of als de rente toch niet eeuwig laag blijft. De geschiedenis leert: extreme concentratie en extreme waarderingsverschillen houden nooit eeuwig stand. Vroeg of laat draait de wind. Soms met een knal (2000, 2022), soms sluipenderwijs door jarenlange onderprestatie van de voormalige lievelingen. Maar draaien doet ze altijd.

Betekent dit dat je nu alles moet verkopen en volladen met energie-aandelen en supermarktketens? Nee. want de rotatie kan nog jaren op zich laten wachten – en wie te vroeg instapt, krijgt veel last van de ‘gemiste winst’. Verder zorgde de beurs eind jaren negentig dat met name de valuebeleggers werden uitgerookt. Na de dotcombubbel waren er nauwelijks nog valuebeleggers over. Ook dit keer zijn er valuebeleggersd die sinds 2017 roepen dat ‘het nu echt gaat gebeuren’ en intussen elk jaar 15-20% achterblijven.

De verstandigste houding zit in het midden. Neem geleidelijk winst op posities die in vijf jaar tijd vervijfvoudigd zijn en herinvesteer een deel daarvan in sectoren die nu met 30%, 40% korting noteren ten opzichte van hun eigen historie. Niet omdat je denkt de top te kunnen timen – dat kan niemand – maar omdat je portefeuille langzaam kantelt naar een situatie waarin een correctie van de Magnificent Seven je niet meer raken kan.

Want één ding is zeker: op het moment dat iedereen zegt dat het ‘deze keer écht anders is’ en dat ‘je wel gek bent om niet in AI te zitten’, dan is het verschil tussen duur en goedkoop meestal al historisch groot. En precies dán zijn de saaiste aandelen ter wereld vaak de spannendste.

De geschiedenis herhaalt zich zelden exact, maar ze rijmt altijd. En het rijm dat we nu horen, klinkt verdacht veel als dat van 1999. We zitten nog altijd aan de voor beleggers goede kant van de zeepbel, de opgaande fase. Het scenario lijkt ook in meerdere opzichten op het Goudlokje-scenario van de tweede helft van de jaren negentig, in meerdere opzichten is het zelfs beter. Vandaar ook het stempel van Uber-Goldilocks. In dat scenario sluiten we dit jaar 1998 af en volgt de versteiling van de bull-market, de laatste en meest euforische fase van de zeepbel. Party like it’s 1999.