Ronde Tafel 'How to invest in biodiversity'

Ronde Tafel 'How to invest in biodiversity'

Biodiversiteit
Financial Investigator Ronde Tafel "How to invest in Biodiversity?" bij Deloitte in Amsterdam.
Archiefnummer CSF250144 en CSF250145

De biodiversiteitsmarkt heeft groot potentieel, maar moet nog als zodanig worden herkend en expliciet worden gelinkt aan het mitigeren van biodiversiteitsverlies en het mogelijk maken van oplossingen. Tot nu toe is er geen bewijs dat regeneratieve landbouw of duurzame bosbouw slechter rendeert dan traditionele landbouw of bosbouw. Dat biedt dus investeringskansen.

Door Hans Amesz

 

VOORZITTER:

Don Gerritsen, Deloitte

 

DEELNEMERS:

Jolien de Jongh, Achmea Real Estate

Sophie Kamphuis, MN

Sasha Miller, Nuveen Natural Capital

Lucian Peppelenbos, Robeco

Robert-Alexandre Poujade, BNP Paribas Asset Management

Gerard Roelofs, Impact Orange Partners

Nikki Trip, AF Advisors

 

 
Biedt beleggen in biodiversiteit kansen?

Robert-Alexandre Poujade: ‘Jazeker. Juist omdat er zoveel verlies aan biodiversiteit is opgetreden (volgens het WWF is de bio diversiteit sinds de jaren ’70 meer dan 70% afgenomen), biedt het herstellen en terug gaan naar 100% gezonde ecosystemen een grote beleggingskans. Ik ben nogal optimis tisch over de rol van de financiële sector om hieraan bij te dragen en het geld van onze klanten te kanaliseren richting herstel.’

Lucian Peppelenbos: ‘Het biedt een kans met toekomstgericht perspectief. De financiële materialiteit is vooralsnog beperkt, maar zal op termijn toenemen. Een subthema zoals water is in veel sectoren en regio’s financieel materieel, maar een thema als pesticiden is dat minder. Het hangt af van het beleid en van de voortgang in de reële economie. Op de langere termijn wordt beleggen in biodiver siteit steeds materiëler. De onderliggende wetenschap verandert niet, dus is het een toekomstgerichte transitiekans. Bedrijven die zich inrichten op deze transitie kunnen een aantrekkelijke belegging zijn. Veel van onze institutionele klanten hebben zo’n lange termijnperspectief en voor ons als vermogens beheerder biedt het dus een commerciële kans om met hen samen te werken.’

Sasha Miller: ‘Wij geloven dat er vandaag de dag investeringskansen liggen in gebieden als naturebased solutions en de opkomst van milieumarkten. Als grote natural capital belegger in landbouwgrond en bosgrond richten we ons op vijf thema’s: biodiversiteit, bodemgezondheid, klimaatmitigatie en veerkracht, water, en gemeenschappen. Wat vaak ondergewaardeerd blijft, is het potentieel van de vastrentende markten als een oplossing met grote impact en hoge schaalbaar heid. We hebben nieuwe financierings vormen ontwikkeld en verankerd: recent bijvoorbeeld de Amazonherbebossings obligatie, een outcome bond. Er bestaan ook instrumenten zoals blue bonds. Dit zijn mogelijkheden om kapitaal te mobiliseren voor concrete oplossingen en die draaien al een tijd. De templates die we maken, worden nu meer schaalbaar: wat eerder meer dan achttien maanden kostte om op te zetten, gaat nu sneller. Met zulke sjablonen kun je meer kapitaal mobiliseren om dringende kwesties op te lossen, waaronder biodiversiteit.’

Jolien de Jongh: ‘Voor de korte termijn denk ik aan directe vastgoedbeleggingen. Ik zie kansen, met name als het de waarde van een gebouw of gebied raakt. Het beweegt tussen risicoreductie en investeringskans. Je kunt bijvoorbeeld meer schaduw creëren, waar door de leefbaarheid verbetert. Dat kan hogere huurinkomsten opleveren en de waarde van het vastgoed verhogen. Hetzelfde geldt voor betere wateroplossingen. We moeten creatief zijn om dit te koppelen aan bestaande vastgoedproducten.’

Gerard Roelofs: ‘Niemand heeft tot nu toe bewezen dat regeneratieve landbouw of duurzame bosbouw slechter rendeert dan ‘traditionele’ land of bosbouw. Dus daar ligt een kans. Indirecte impact – agritech, aqua tech – valt gewoon binnen venture capital en private equity: het kan mislukken of slagen, maar hoeft niet per se minder te presteren dan het bredere universum. En wat betreft nieuwe vastrentende instrumenten zoals outcome bonds, groene obligaties en blue bonds: die hebben geen afwijkende spreads ten opzichte van staatsobligaties. De ‘bio diversiteitsmarkt’ is potentieel heel groot, maar moet nog worden herkend en expliciet worden gelinkt aan mitigatie van biodiversi teitsverlies of het mogelijk maken van oplossingen.

Liggen de grootste kansen op de korte, middellange of lange termijn?

Roelofs: ‘De maatschappij, de regelgeving en wij als beleggers zijn nog niet echt tot één definitieve set van KPI’s en een eenduidige definitie van biodiversiteit gekomen. Zolang we daarover blijven twisten, zal het te lang duren om goed te meten. Daardoor zijn onderliggende investeringen eerder gericht op de middellange tot lange termijn dan op de korte termijn.’
 

Om dingen voor elkaar te krijgen, helpt het om het goede voorbeeld te geven. Gewoon doen, klein beginnen, zichtbaar maken en dat met veel mensen delen.

  
Sophie Kamphuis: ‘De noodzaak voor finan ciering ligt in ieder geval op de korte termijn. Een van de doelen voor 2030 in het Global Biodiversity Framework is het mobiliseren van tenminste tweehonderd miljard dollar per jaar voor financiering van biodiversiteit. Dit bedrag moet deels bereikt worden door de inzet van impactinvesteringen, green bonds en instrumenten als blended finance en biodiversity credits. Het is belangrijk dat institutionele investeerders dergelijke instru menten onderzoeken, zeker als het de ambi tie is van pensioenfondsen – en deelnemers – om meer impact te maken. Daarnaast moeten kansen gelinkt aan biodiversiteits risico’s niet genegeerd worden. Deze kansen zijn er al – denk aan precisielandbouw – waarbij zowel de impact op de biodiversiteit als de afhankelijkheid van omgevingsfacto ren wordt verminderd.’

Nikki Trip: ‘Er is nu al veel mogelijk aan de risico en beleggingskant. Zelfs als beleids makers de tijd nemen, moeten we de risico’s nu al serieus nemen omdat ze zeer reëel zijn. We moeten ons inspannen om ervoor te zorgen dat de kansen op de korte termijn worden benut, om nu te redden wat er te redden valt en dat op de lange termijn dan te behouden en te beschermen.

Waarom investeren we niet massaal in oplossingen? Wat zijn de uitdagingen om biodiversiteit investeerbaar te maken?

Peppelenbos: ‘Wat ons de afgelopen jaren heeft geremd is de enorme inspanning om definities, data en metingen op te tuigen. Nu heb ik de overtuiging dat we dat achter ons laten. Vorig jaar waren twee belangrijke doorbraken. Allereerst in de gezamenlijke definitie van wat de belangrijkste natuur impacts per industriesector zijn. Daardoor krijg je focus. En ten tweede zijn er verbe terde datasets gekomen met data op issuer niveau. Door deze twee ontwikkelingen wordt natuur meetbaar en stuurbaar in beleggingsportefeuilles.’

Poujade: ‘Het draait om geloofwaardigheid. Leun op best practices en standaarden, zoals die van de Taskforce on Naturerelated Financial Disclosures, de TNFD, het Science Based Targets Network, SBTN, het Partnership for Biodiversity Accounting Financials, PBAF, enzovoort, en bouw het meest geloofwaardige product voor de betreffende asset class, gegeven de speci fieke datarestricties. Ik kies voor de breedst mogelijke definitie, zodat verschillende typen klanten – of ze nu beleggen in ETF of private assets – kunnen instappen, elk met hun eigen vereisten. Het moet niet alleen ‘goed’ zijn voor de bio diversiteit, maar ook voor klimaat en sociale aspecten. Governance moet dat weerspiegelen. Tradeoffs zijn er altijd; je weegt af en neemt een beslissing.’
 

Wat ons de afgelopen jaren heeft geremd, is de enorme inspanning om de definities, data en metingen op te tuigen.

 
De Jongh:
‘Als je echt verder wilt komen, moet je kijken naar het volledige spectrum van je beleggingen. Dat betekent dat je de waardeketens van alle ondernemingen waarin wordt belegd tegen het licht houdt. Als er in de waardeketen van zo’n onderne ming bijvoorbeeld sprake is van veel gebruik van chemicaliën die geloosd worden, van verspilling of slechte arbeidsomstandigheden, dan houd je dat als investeerder feitelijk in stand. Als de keten te veel schade veroor zaakt, zou je er dus niet in moeten beleggen. Dus niet alleen biodiversiteit bevorderen via kansen, maar ook via uitsluiting.’

Poujade: ‘Asset managers hebben een uit sluitingsbeleid voor specifieke sectoren en bedrijven. We hebben sectorcriteria gepubli ceerd (hout, pulp, palmolie, landbouw, olie en gas, mijnbouw, enzovoort) en kijken ook naar Global Compactschendingen op milieugebied. Neem bijvoorbeeld de indus triële visserij op volle zee: als een bedrijf daar 100% van de visserij inspanning levert, is de kans op overbevissing en mensenrechten schendingen groot. Zo’n bedrijf kan je uit sluiten. Dat geldt ook voor mijnbouw en andere sectoren.

Hoe past natuur/biodiversiteit in jullie beleggingsaanpak? Minder ‘slecht’ doen of ‘meer goed’ doen? Gaat het om pure impactallocatie of genereert het reguliere beleggingsrendementen?

Miller: ‘Het antwoord is: énén. Integratie en engagement spelen een sleutelrol in het investeringsproces. Aan de impactkant, en wat betreft de zorgen over greenwashing, hebben we intern duidelijke impactdefinities en volgen we de Operating Principles for Impact Management – wij zijn een van de oprichters en blijven ons als bedrijf richten op het vaststellen van industrienormen. Elke investering heeft een theory of change en meetbare uitkomsten. We laten het volledige impactproces extern verifiëren. In fixed income richten we ons op directe en meet bare resultaten via impact bonds. Al onze impactproducten in alle asset classes zijn gericht op zowel financieel rendement als impactresultaten.’

De Jongh: ‘In Nederland hebben wij alleen direct onroerend goed. Sinds januari werken we samen met een aantal andere vermogens beheerders. We hebben de kaart van Nederland gepakt en gekeken in welke gemeenten we allemaal aanwezig zijn. Op basis daarvan hebben we twee locaties gese lecteerd waar we samen met een ecoloog en de gemeente het hele gebied willen verbete ren. Denk daarbij aan vergroening, maar ook bijvoorbeeld aan oplossingen voor water en hitte. In een groter gebied kun je namelijk meer resultaat realiseren dan wanneer iedere partij enkel naar zijn eigen gebouw of straatje kijkt. Het meten is eerlijk gezegd nog wel ingewikkeld. We willen toch een behoorlijke mate van detail, die direct handelings perspectieven biedt voor verbetering. Daarom testen we een aantal methodes, zoals het berekenen van hoeveel CO2 het groen vastlegt.

Hoe veranker je dit strategisch? Hoe integreer je biodiversiteit, met minder van het slechte en meer van het goede?

Peppelenbos: ‘Bij natuur gebruiken we vaak ‘minder slecht versus meer goed’, maar bij klimaat doen we dat minder. Zijn elektrische voertuigen en windmolens ‘goed’ of ‘minder slecht’? Laten we de mitigatiehiërarchie volgen: vermijden, verminderen, herstellen, systeemverandering. Dat alles is ‘goed doen’: het draagt bij aan de mondiale beleidsafspra ken om op termijn natuurverlies te stoppen. Dit moet meetbaar zijn, zodat het geloof waardig is. Dus ja, we hebben investeringen nodig in de natuur zelf, zoals landbouw en bosgrond, maar ook in bedrijven die meet baar en geloofwaardig hun negatieve impact reduceren en bijdragen aan het stoppen en omkeren van natuurverlies.’

Roelofs: ‘De CSRD, de Corporate Sustainabi lity Reporting Directive, zegt weinig over wat we tegen natuurverlies moeten doen, laat staan hoe we dat moeten meten. Als we door de keten heen een parallelle aanpak hadden zoals bij klimaat, dan zouden we ook weten wie negatief of positief bijdraagt. Maar zover zijn we niet. Het gevoel van urgentie om te definiëren, te meten en actie te ondernemen is gewoon nog te beperkt. Ook voor wat betreft innovatieve financieringsvormen om biodiversiteitsverlies een halt toe te roepen, bijvoorbeeld via blended finance, waar de staat een duidelijke rol kan hebben, is die urgentie nauwelijks aanwezig.’

Peppelenbos: ‘Wat betreft definities en metingen ben ik het daar niet mee eens. Er is enorm veel werk verzet: TNFD benoemt per sector waar afhankelijkheden en impact hoog zijn, met bijbehorende kernmaatstaven. De data daarvoor zijn verre van compleet, maar goed genoeg om richtinggevend te sturen. We kunnen goed bepalen welke bedrijven het qua natuurtransitie goed, redelijk of slecht doen in materiële sectoren als materialen, energie, vastgoed.’

Kamphuis: ‘Voor je liquide portefeuilles zijn er voldoende mogelijkheden om op basis van data ‘minder slecht te doen’. Je kunt voor verschillende drijfveren van biodiversiteits verlies in kaart brengen welk bedrijf meer of minder impact heeft en daarop sturen. Voor het bereiken van positieve impact hebben we proposities onderzocht voor een directe en indirecte (of systeem)impact op biodiversiteit. Daar zien we veel kansen binnen duurzame bosbouw, regeneratieve landbouw en techno logische oplossingen binnen private equity.’

Miller: ‘Er moet nog steeds aan data worden gewerkt. We beschikken nu niet over alles wat we nodig hebben en dat is waar de transitie en veel van de betrokkenheid op dit moment om draait. Het is werk in uitvoering. Op het gebied van natural capital voeren we TNFD beoordelingen uit, gebruiken we IBAT om biodiversiteitsrisico’s te beoordelen, maken we gebruik van instrumenten zoals biodiver siteitsindexen in samenwerking met ETH  Zürich, en meten en waarderen we waar mogelijk de ecosysteemdiensten die natuur lijk kapitaal leveren op onze locaties. Door de beschikbaarheid en waarde van ecosysteem diensten in de loop van de tijd te monitoren, kunnen veranderingen in risico’s voor de natuur en biodiversiteit worden geïdentificeerd, evenals mogelijkheden voor verbetering.

Roelofs: ‘We hebben onderzoek gedaan naar (bio)dataleveranciers en methodiekleveran ciers. De correlatie in resultaten tussen deze aanbieders was extreem laag. Dat wisten we al bij klimaat, maar nu zien we het ook bij biodiversiteit. Dat is schokkend.’

Trip: ‘Ik denk dat we in elk geval genoeg weten om sectoren en bedrijven te identifi ceren die veel schade aanrichten. Wachten op perfecte data is een excuus dat we niet mogen gebruiken om nu niets te doen.’

Peppelenbos: ‘Inderdaad. Volg de TNFD definities: deze bepalen de prioritaire sectoren en per sector de kernonderwerpen. Daarvoor hebben we genoeg (proxy)data om de analyse te maken. Neem bijvoorbeeld de mijnbouw, een sector met een enorme impact. We kunnen water, afval, emissies, recycling, assets in kwetsbare gebieden en risico’s rond tailingsdammen meten. Dat vangt niet alles, maar wel genoeg om te differentiëren over bedrijven en portefeuilles te bouwen. De natuur is complex, maar laten we het niet onnodig ingewikkeld maken.’

Kamphuis: ‘Je kunt voor verschillende biodiversiteitsgerelateerde thema’s, zoals water of ontbossing, sturen op rapportage, beleid en prestaties. De Financial Biodiver sity Foundation geeft behulpzame richtlijnen voor het bepalen van portefeuilledoelstellin gen. Omdat biodiversiteit raakt aan veel verschillende thema’s is het prioriteren van deze thema’s in de portefeuille van belang, ook met het oog op het behouden van het gewenste risicorendementsprofiel.’

Trip: ‘In publieke markten gaat het vooral om ‘minder schade’, hoewel er positieve uitzonderingen zijn. Zeg gewoon eerlijk dat je daar beperkte directe positieve impact kunt claimen, anders verwatert het begrip impact. In private markten is er veel meer kans op daadwerkelijk ‘goed doen’. Maar dan kom je bij de vraag: gaat het alleen om finan cieel rendement, of een breder begrip van waarde? Misschien zijn er investeringen die minder financieel renderen, maar maatschappelijk veel opleveren. Doen wij die als financiële sector, of de overheid? Of doen we het samen, met een ‘shadow price/return’ naast financieel rendement?’ 

Poujade: ‘Op bedrijfsniveau kunnen we idiosyncratisch risico al redelijk goed meten; er is zelfs sprake van convergentie tussen sommige dataproviders. Lastige thema’s – zoals chemie, plastics en oceanen – vragen nog veel kwalitatieve analyse. Daar zijn datagaten. En systemische risico’s (tipping points) zijn moeilijk door te vertalen naar bedrijfswaarderingen. Wat is bijvoorbeeld de impact van de savannisering van de Ama zone op hydro, vastgoed, agri, enzovoort? Daar missen we macroscenario’s.’

Peppelenbos: ‘Men werkt aan kortetermijn scenario’s voor fysieke natuur en klimaat risico’s binnen de beleggingshorizon. Sommi gen modelleren ook tipping points. We zitten met deze ‘nieuwe generatie’ scenario’s nog in een vroeg stadium, maar we komen er wel.’

Roelofs: ‘Een Nederlandse professor publi ceerde recent over het verwerken van natuur events in waarderingen, in de disconterings voet, in kasstromen en wat al niet meer. Interessant hoe dat kan worden ingebouwd.’

Miller: ‘Wij doen iets vergelijkbaars op het gebied van klimaatverandering en natuur verlies. We zien het als een megatrend om op te nemen in de asset allocatie, naast andere belangrijke structurele trends als de vergrij zing van de bevolking.’

Roelofs: ‘Er is sprake van een paradox. Aan de ene kant denken we als beleggers dat het grootste deel van de impact vooral op de private markten te behalen is. Wat betreft de biodiversiteit is dat grofweg het geval denk ik, om redenen van additionaliteit, meetbaar heid, materialiteit, enzovoort. Maar op termijn kan de grootste hefboom juist bij grote beursgenoteerde bedrijven liggen: hun potentieel om iets te doen tegen de vernieti ging van de natuur is fenomenaal. Ik zou willen dat de CSRD daar duidelijker over is.’

Trip: ‘Daar ligt enorme potentie, maar beïn vloeden is lastig. In publieke markten heb je uitsluiting en engagement. Het probleem is dat we nu vaak niet met genoeg zijn om besluitvorming echt te veranderen. Meerder heden ontbreken, wetgeving ook. We moeten op dit gebied juist de grote multinationals veranderen.
 

Het draait om geloofwaardigheid. Leun op best practices en standaarden en bouw het meest geloofwaardige product voor de betreffende assetclass.

 
Kamphuis: ‘De TNFDnatuurtransitieplannen geven nuttige richtlijnen om concrete stappen van issuers te beoordelen in de implementa tie van hun biodiversiteitsstrategie. Het is dan van belang om kritisch te kijken naar de financiële invulling van de transitieplannen, net als bij klimaat, zoals Capex, Opex en R&Dbudget. Dit helpt om voorlopers en achterlopers in de portefeuille te onderscheiden.’

Trip: ‘Maar dan moeten er wel genoeg aandeelhouders vóór stemmen. De risico’s moeten duidelijk zijn en financieel aantrek kelijk. De wetenschap is er al, dus wat houdt de aandeelhouders tegen?’

Miller: ‘Ik ben het ermee eens dat engage ment vaak de grootste hefboom voor veel portfolios is. Op het gebied van regelgeving gebeurt ook wat, bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk waar een raadpleging gaande is over transitieplannen op het gebied van zowel natuur als klimaat. En de vast rentende markten worden onderschat als een manier om de directe en meetbare impact op te schalen in de publieke markten. Daar liggen enorme kansen naast private assets.’

Poujade: ‘Met betrekking tot kapitaaluitgaven zou het erg nuttig zijn om meer informatie te hebben teneinde een onderscheid te kunnen maken tussen bedrijven. Soms lijken bedrijven niet erg proactief in het verminderen van hun biodiversiteitsimpact. Dat wil zeggen dat ze weinig actieve stappen nemen om de negatieve impact van hun supply chain te beperken. Maar als je kijkt naar hun kapitaal uitgaven en investeringen, kan de werkelijk heid anders zijn. Om te slagen in hun transi tie moeten bedrijven zoeken naar de poten tiële business case. Voor een fastfood restaurant betekent dit bijvoorbeeld nagaan of de klanten kortere frietjes accepteren dan normaal, of aardappelvariaties gebruiken die minder fungiciden vergen. Winwinsituaties bestaan, maar hoeveel zijn er?’
 

Veel biodiversiteitshotspots liggen in emerging markets. We zien meer interesse van pensioenfondsen om deze markten te onderzoeken op impactpotentieel.

 
Maken jullie bij biodiversiteits gerichte investeringen onderscheid tussen projecten die gericht zijn op ‘bescherming’, ‘onderhoud’ of ‘herstel’ van de natuur?

Roelofs: ‘Nu vooral bescherming, op de korte termijn herstel en uiteindelijk alles tegelijk. We praten vaak over land en lucht, maar te weinig over zee: visserij, oceanen, waterver vuiling, plastics. De vernietiging gaat schok kend snel. Laten we eerst stoppen wat misgaat. De zeeverdragen bestaan, maar hand having in ‘vrije’ gebieden schiet tekort. We moeten publiek en pensioenkapitaal inzetten om het verlies aan biodiversiteit te stoppen.’

Miller: ‘We maken onderscheid tussen bescherming en herstel. Om daarop voort te bouwen, investeren we ook in de maritieme sector met duidelijke KPI’s, bijvoorbeeld via blue bonds. Onze ervaring leert dat succes een aanpak vereist waarbij meerdere belang hebbenden betrokken zijn, zoals de visserij sector, overheden en ngo’s, en dat het in de praktijk brengen ook tijd kan kosten.’

De Jongh: ‘Om dingen voor elkaar te krijgen, kan het ook helpen om het goede voorbeeld te geven. Gewoon doen, klein beginnen, zichtbaar maken en dat met veel mensen delen. Wat ook helpt, is biodiversiteit herken baar uitleggen. Het is de natuur, het is zwem men in zee, het is gezonde lucht. Daar is niemand tegen. Deel het ook met de media, bijvoorbeeld de lokale krant en via LinkedIn. Het goede voorbeeld schept navolging.’

Poujade: ‘Denk ook aan het gezondheids aspect. Gezondheid is een krachtige hef boom. In Frankrijk is veel ophef geweest over het kwikgehalte in tonijn. Sommige Franse steden verbieden nu de consumptie van tonijn in schoolkantines. Bewustwording over gezondheid kan de bewustwording voor biodiversiteitsbescherming vergroten.’

Trip: ‘Helaas heeft ‘gezondheid’ bedrijven zelden tegengehouden of gemotiveerd, zelfs wanneer er sprake is van schade aan mensen levens. Er is overal sprake van PFAS, micro plastics: vis uit bijvoorbeeld de Westerschelde is al niet meer veilig voor consumptie. Ik hoop dat gezondheidsredenen motiveren om iets te doen, maar zolang dat niet financieel gewaardeerd of anderszins genormeerd wordt, geeft mij dat weinig hoop.’

Poujade: ‘Dan moet het van de consumenten en stakeholders komen en neerslaan bij bedrijven. Lokaal investeren helpt ook, mensen herkennen ecosystemen en voelen eigenaarschap.’

Hoe maak je natuur meetbaar op het niveau van de emittent of de security, dat wil zeggen relevant voor beleggingsbeslissingen?

Peppelenbos: ‘We kijken naar de exposure, performance en mitigatie van issuers. De ruwe data veranderen van het ene op het andere  jaar. Maar als je bedrijven rangschikt op efficiëntie, als je kijkt naar de trends van drie jaar van elk bedrijf, dan begin je patronen te zien en worden de gegevens stabieler. Datasets worden snel beter, we verrijken ze met AI. Zo krijg je een goede indicatie van koplopers en achterblijvers, en dat kan je gebruiken bij het samenstellen van een portefeuille.’

Kamphuis: ‘In het meetbaar maken van natuur onderscheiden we vijf drijvers voor biodiversiteitsverlies en proberen we de impact van de issuer in kaart te brengen voor elk van deze drijfveren, voor zover materieel voor het bedrijf. Hoewel datakwaliteit en beschikbaarheid de afgelopen jaren enorm zijn verbeterd, zien we dat voor sommige impactdrijfveren, zoals bijvoorbeeld vervui ling, de kwaliteit van de data nog achterblijft en er nog geen overeenstemming is over transitiepaden. Dit is zeker geen excuus om niet te handelen. Voor andere drijfveren, zoals land en watergebruik, is voldoende informatie beschikbaar om voor en achter lopers te identificeren en kan het zetten van portefeuilledoelstellingen onderzocht wor den. Transparantie bij dataproviders en het gebrek aan waardeketeninformatie blijft een issue, en voor biodiversiteit geven we de voorkeur aan het gebruik van zoveel mogelijk ruwe data en minder aan overkoepelende ESGscores.’

Miller: ‘Goed meten is duur. Wij onderschei den duurzame timber/farmlandstrategieën en Naturebased Solutions impactstrategie en. In beide is meten onderdeel van hoe we beleggen.

Poujade: ‘In onze bosbouwassets claimen we positieve impact voorzichtig: de baseline en doorlooptijd zijn cruciaal, zoals bodem in landbouw. We reserveren budget voor miti gatie en bescherming in het investeringsmo del, maar asset owners moeten soms accepte ren dat de IRR iets lager zou kunnen zijn als je échte impact wilt meten.’

Kamphuis: ‘Wij zijn ook geïnteresseerd in bosbouwinvesteringen waar een gedeeltelijk of volledig herstel van bosecosystemen centraal staat, en dus ook de claim van posi tieve impact beter gemaakt kan worden dan bij reguliere bosbouwinvesteringen. Idealiter wil je in het monitoren van impact zoveel mogelijk aansluiten bij gangbare wetenschap pelijke methoden. Dat is kostbaar en tijdsin tensief, maar noodzakelijk. Zijn wij als beleggers bereid hiervoor te betalen?’

Trip: ‘Biodiversiteitsbehoud of herstel zou niet altijd financieel rendement hoeven op te leveren. Waar het dat nu wel doet, is dat een geschikte investering voor institutionele beleggers. Zo niet, dan zou de overheid hier een rol in moeten spelen.’

Peppelenbos: ‘Om een voorbeeld te noemen: een private debt fonds verstrekt leningen aan landbouwbedrijven in biodiversiteitsrijke gebieden met ontbossingsrisico. In de lening staan KPI’s voor bosbehoud of herstel tegen gunstige, lange looptijden en met stevige ‘default’ op milieuKPI’s. Dat werkt en de portefeuille presteert goed.’

Miller: ‘Herstel leidt ook tot carbon removal credits, maar het kan langer duren om daar toegang toe te krijgen dan wanneer je meteen toegang zou krijgen tot avoidance credits. De IRRdynamiek kan veranderen. Wij kunnen een vergelijkbaar resultaat behalen op publieke markten, zoals de Amazon reforestation bond, waar de payoff direct is gelinkt aan removal credits, en bovendien hebben we biodiversiteitsKPI’s toegevoegd.

Biodiversiteitshotspots bevinden zich vaak in opkomende markten. Moeten institutionele beleggers meer bereid zijn om in die markten te investeren?

Kamphuis: ‘Veel biodiversiteitshotspots liggen inderdaad in emerging markets, en we zien zeker meer interesse van pensioenfond sen om deze markten te onderzoeken op impactpotentieel. Uiteindelijk vergt dit wel een behoorlijke aanpassing in de huidige producten en mandaten. Daar moet men dan wel toe bereid zijn. Wel kan dit betekenen dat het ten koste gaat van het risicobudget van een ander product en de daarmee gepaard gaande impact. Ik ben er voorstander van gezamenlijk innovatieve instrumenten te onderzoeken en te kijken welke factoren in het design kunnen zorgen voor voldoende comfort bij institutionele beleggers. Dat gezegd hebbende, is er ook in ontwikkelde markten een dringende noodzaak om biodi versiteit te herstellen.’
 

Onze ervaring leert dat succes een aanpak vereist waarbij meerdere belanghebbenden betrokken zijn, en dat het in de praktijk brengen ook tijd en kosten kan vergen.

 
Miller
: ‘Het is een belangrijk thema. Velen zeggen graag impact te willen hebben in opko mende markten, maar veel beleggers alloceren daar geen kapitaal. Natuurlijk zijn er valutari sico’s en andere factoren die het vermogen van institutionele beleggers om kapitaal in opko mende markten te investeren beïnvloeden. Juist daar is kapitaal het hardst nodig.’

Poujade: ‘Vanuit risicoperspectief is het profiel in emerging markets natuurlijk an ders, maar ook in ontwikkelde markten is het verlies aan biodiversiteit in de afgelopen eeuwen zo groot geweest, dat er veel te doen is. Kijk alleen al naar de soorten in Europa die aan het verdwijnen zijn en dan hebben we het over heel ‘gewone’ soorten. Lokale strategieën voor lokale vermogensbezitters helpen door nabijheid en zichtbaarheid.’

Kamphuis: ‘En dat zal ook weerklank vinden bij deelnemers van pensioenfondsen die een voorkeur hebben voor investeringen waarbij positieve impact lokaal zichtbaar is.’

Er is schaalbaarheid om kansen te benutten. Welke kansen zien jullie om de markt op te schalen?

Miller: ‘Ik kom weer uit bij vastrentende beleggingen, omdat ik vind dat die erg on dergewaardeerd worden als kans om op te schalen – bijvoorbeeld met outcomebonds, debtconversions en useofproceeds bonds in het algemeen. Iedereen heeft een fixed incomeallocatie. Als ieder een deel toewijst aan zulke instrumenten, mobiliseer je snel veel kapitaal. En natuurlijk zijn directe natural capital allocations (NBS, Nature based Solutions) voor impact, diversificatie, inkomsten en waardestijging zeer interessant als portefeuilleallocatie, die onder beleggers nog steeds groeit.’

Peppelenbos: ‘Laat perfectie niet de vijand van goed zijn. Werk met de huidige data, en begin met transitieinvesteringen.’

Poujade: ‘Het is nogal paradoxaal. We heb ben aankondigingen gezien in de markt van enorme biodiversiteitsfondsen. Maar als je outcome bonds, blended finance wegdenkt, zijn reguliere vastrentende instrumenten doorgaans niet de meest pure voor bio diversiteit. De hoogste zuiverheid vind je vaker in private assets.’

Miller: ‘Ik bedoel met fixed income juist die impact /outcomeinstrumenten en schuld conversieprojecten. Ik denk dat daar veel kansen liggen waar we meer mee zouden moeten doen. We zien nog steeds niet veel beleggers deelnemen aan deze deals en kapitaal toewijzen. Er liggen hier aanzienlijke kansen als we echt impact willen maken. We moeten doorgaan met het opbouwen van de projectpijplijn en ervoor blijven zorgen dat de KPI’s worden gehaald.’

Poujade: ‘Daar ben ik het mee eens. Dus duurzame bosbouw, duurzame landbouw en herstel van ecosystemen. Als het gaat om outcome bonds is het denk ik nog steeds een worsteling, omdat de complexiteit van dit soort deals nog erg groot is, maar ze zijn inderdaad interessant.’

Roelofs: ‘Ik denk dat regeneratieve landbouw het grootste schaalbaarheidspotentieel heeft, hoe contraintuïtief dat ook klinkt. Met bijvoorbeeld slim waterbeheer, minder pesticiden, efficiënte roulatie, kun je de bodemgezondheid en biodiversiteit verbete ren zonder slechtere financiële uitkomsten, dus met hetzelfde financiële rendement.’

Trip: ‘Het gaat vooral om de lange termijn. Transitie is moeilijk en vraagt om voorinves teringen, maar op de lange termijn heeft het zeker meerwaarde.’

De Jongh: ‘Wat betreft schaalbaarheid in vastgoed, zijn we dichtbij: pilots op twee locaties en drie projecten in nieuwbouw. De volgende stap is meten. We werken samen met wetenschappelijke instituten. Over twee jaar willen we een goede methode hebben die portefeuillebreed toegepast kan worden. Dat is het deel dat gaat over de bestaande bebouwde omgeving. Voor de waardeketens van de bouw zijn er nog wel grotere stappen te zetten, maar dat is om de biodiversiteit wereldwijd te beschermen wel essentieel. Denk aan biodiversiteitsverlies dat veroor zaakt wordt door de productie van bouw materialen en verpakkingsmaterialen (vaak plastic).

Zijn er slotopmerkingen?

Trip: ‘De grootste kans is dat we beseffen dat we afhankelijk zijn van de natuur. Onze pensioenen zijn weinig waard zonder de natuur en biodiversiteit. We moeten meer dan alleen de financiële kant waarderen en kijken naar integrated value.’

Kamphuis: ‘Hoe hoog de urgentie ook is, het is goed om externe managers vragen te stellen over monitoring en transparantie. We moeten zorgen dat we de juiste investerings beslissingen nemen, gezien de beperkte tijd die we hebben om biodiversiteit te herstellen, en ervoor waken dat niet te snel het label ‘biodiversiteit’ wordt geplakt op een belegging. Dat is bij een complex thema als biodiversi teit niet altijd eenvoudig. Er is dan ook meer samenwerking nodig tussen de financiële sector en de wetenschap.

 

IN HET KORT

Juist omdat er zoveel verlies aan biodiversiteit is opgetreden, is de kans op significant herstel groot. Bedrijven die zich hierop richten kunnen een aantrekkelijke belegging zijn.        

De noodzaak om biodiversiteit te financieren ligt op de korte termijn.

Het mobiliseren van het nodige bedrag moet deels bereikt worden door de inzet van impactinvesteringen, green bonds en instrumenten als blended finance en biodiversity credits.

Het gevoel van urgentie om te definiëren, te meten en actie te ondernemen is nog te weinig aanwezig. Niettemin is de data nu goed genoeg om sectoren en bedrijven te identificeren die veel schade aanrichten.

Er wordt vaak over land en lucht gesproken, maar te weinig over zee: visserij, oceanen, watervervuiling, plastics.

Biodiversiteitsbehoud of -herstel zou niet altijd f inancieel rendement hoeven op te leveren.

Don Gerritsen

Don Gerritsen is Director en EMEA Sustainable Investment Leader bij Deloitte. Daarvoor bekleedde hij diverse leidinggevende functies bij de PRI, de VN en KPMG in de VS, het VK, Kenia en Nederland. Hij is auteur van ‘Guidance to Inspirational Leadership’ en oprichter van het pro-bono mentoring initiatief ‘Pay It Forward’. Gerritsen heeft een Executive MBA in Strategie en een Master in Bestuurskunde.

 

Jolien de Jongh

Jolien de Jongh werkt sinds 2019 bij Achmea Real Estate, sinds 1 april 2023 als ESG-manager Vastgoed en Manager Investment Solutions. In deze functie is zij verantwoordelijk voor het beleid, nieuwe initiatieven en rapportages op het gebied van ESG. Embodied carbon en biodiversiteit behoren tot haar speerpunten.

 

Sophie Kamphuis

Sophie Kamphuis is Senior Adviseur Verantwoord Beleggen bij MN, waar zij opdrachtgevers adviseert over strategieontwikkeling en actief aandeelhouderschap op het gebied van biodiversiteit. Eerder werkte ze bij impactinvesteerder Triple Jump aan impactfondsen op het gebied van hernieuwbare energie en MKB-financiering. Daarvoor werkte ze als strategieconsultant voor lokale banken in Azië en Afrika aan thema’s als inclusieve financiering, digitalisering en duurzame landbouw.

 

Sasha Miller

Sasha Miller is Managing Director en Hoofd Responsible Investing Strategy bij Nuveen, verantwoordelijk voor het RI-platform, internationale activiteiten en innovatie ter verdieping van klantrelaties. Ze is voorzitter van het RI SteerCo en houdt toezicht op het Impact-platform. Daarvoor vervulde ze seniorfuncties bij Schroders, meest recent als Hoofd Klantproposities en Strategie. Miller heeft een MBA van Oxford, en een BA in Internationale Betrekkingen van Johns Hopkins.

 

Lucian Peppelenbos

Lucian Peppelenbos is Head of Sustainable Investment Thought Leadership bij Robeco. Hij overziet daar de frameworks voor het integreren van duurzaamheid in het beleggingsproces. Dit omvat SDGs, sociale thema’s, klimaatverandering en biodiversiteit. Voor Robeco werkte hij bij APG Asset Management. Peppelenbos begon zijn carrière in 1999 en heeft een PhD in Sociale Wetenschappen van Wageningen University.

 

Robert- Alexandre Poujade

Robert- Alexandre Poujade trad in 2015 toe tot het ESGresearchteam van BNP Paribas Asset Management en leidt het denken over biodiversiteit. Hij werkte samen met onder andere Capitals Coalition, UNEPWCMC en Global Canopy, en vertegenwoordigt BNP Paribas in gremia zoals TNFD en PBAF. Hij behaalde in 2010 een master in Management, met specialisatie Financiën, aan ESCP Europe Business School in Parijs.

 

Gerard Roelofs

Gerard Roelofs is impactbelegger en medeoprichter van Impact Orange Partners. Met meer dan 30 jaar ervaring in asset- en fiduciair management bekleedde hij onder meer bestuursfuncties bij Kempen en NN Investment Partners en was hij Partner bij WTW. Eerder vervulde hij rollen bij Deutsche Asset Management, ABN AMRO en UBS. Daarnaast is hij actief als toezichthouder.

 

Nikki Trip

Nikki Trip is Consultant en Specialist Duurzaamheid bij AF Advisors. Ze adviseert voornamelijk pensioenfondsen en vermogensbeheerders op het gebied van duurzaam beleggen. Daarnaast is ze voorzitter van JIIP (Jongeren in Institutioneel Pensioen), spreker en aspirant-pensioenfondsbestuurder. Ook is ze actief in de media als co-host van BNR Duurzaam en duider van pensioenvraag-stukken.

Bijlagen