Anton Kramer: Fonds is benchmark
Anton Kramer: Fonds is benchmark
        Door Anton Kramer, Mede-Oprichter van OverRendement
Met de transitie naar de Wtp lijkt de consensus dat er meer ruimte ontstaat voor illiquide beleggingen in de portefeuilles van pensioenfondsen. De druk van een dagelijks fluctuerende dekkingsgraad is verdwenen.
Hoge buffers voor illiquide beleggingen zijn verleden tijd. Jongere cohorten hebben daadwerkelijk een beleggingsdoel op de lange termijn. De verwachting is dat beleggingscategorieën als vastgoed, infrastructuur en private equity beter in te passen zijn in een Wtp-portefeuille. Ze bieden bescherming tegen inflatie en geven een extra rendement als vergoeding voor de illiquiditeit van de belegging. Dat is althans de verwachting.
Tegelijk blijft er een aantal uitdagingen bestaan bij een allocatie naar illiquide beleggingen. De kosten voor het beheer liggen vaak een stuk hoger in vergelijking met het beheer van een portefeuille met liquide beleggingen, zoals beursgenoteerde aandelen. Daarnaast zijn de beleggingen vaak minder transparant. Belangen zijn niet dagelijks verhandelbaar en prijsvorming vindt daardoor minder frequent plaats. Als belegger weet je de opbrengst pas echt zeker op het moment dat het geld uitgekeerd is en op de rekening staat.
Overigens roept dit de vraag op hoe deze beleggingen worden gewaardeerd bij de transitie naar de Wtp, waarbij immers alle beleggingen worden verdeeld onder de deelnemers. Het is dan essentieel een goede inschatting te hebben van de waarde van de portefeuille. Krijgen deelnemers op enigerlei wijze inzicht in deze waardebepaling? Ook bij waardeoverdrachten ná de transitie zal een goede waardering voorhanden moeten zijn. Liquiditeit verschaffen terwijl de onderliggende waarde illiquide is, brengt uitdagingen met zich mee.
In de beheerfase is het belangrijk om de resultaten van het beleid te toetsen. In de praktijk komen we tot nu toe vaak tegen dat voor illiquide categorieën het rendement van de benchmark gelijk wordt gesteld aan het rendement van het fonds. ‘Fonds is benchmark’ lezen we in het jaarverslag van een middelgroot pensioenfonds, waarmee wordt bedoeld dat de benchmark van de categorie gelijk wordt gesteld aan het daadwerkelijk behaalde rendement op die categorie.
Tellen we bij dit specifieke fonds het gewicht van de categorieën waarvoor dit geldt bij elkaar op, dan blijkt het rendement van 58% van de portefeuille op deze manier beoordeeld te worden. De andere 42% wordt grotendeels passief beheerd. Het gevolg is dat de portefeuille zeer waarschijnlijk in lijn zal presteren met de benchmark. Toezicht op de portefeuille wordt hierdoor bemoeilijkt. Op het vertrouwen van de deelnemer zal het negatief uitwerken wanneer de conclusie altijd is dat er hoe dan ook een goed rendement is behaald.
Stel dat een fonds met betrekking tot de CO2-uitstoot van de portefeuille, of de kosten van de uitvoering, zou zeggen ‘fonds is benchmark’, dan zal iedereen direct zeggen: ‘aan zo’n vergelijking heb ik niks’. Voor de beleggingsrendementen lijkt het echter een geaccepteerd verschijnsel.
Alle Nederlandse pensioenfondsen beschikken bij elkaar over een enorme hoeveelheid data waarmee prestaties goed beoordeeld en vergeleken kunnen worden. De invoering van meer persoonlijke pensioenvermogens vraagt om transparante en duidelijke communicatie richting de deelnemers, ook over behaalde rendementen. De ambitie moet hoger liggen dan ‘fonds is benchmark’.