Schroders: Dollarzwakte vergroot risico op stagflatie in VS

Schroders: Dollarzwakte vergroot risico op stagflatie in VS

Inflatie Dollar

Een dalende dollar kan de komende jaren het economische speelveld ingrijpend veranderen. Terwijl de VS een opwaartse inflatieprikkel riskeert, krijgen Europa en veel opkomende markten meer lucht door goedkopere import.

Dat concluderen de economen van Schroders in hun analyse over de gevolgen van een structureel zwakkere greenback.

Dollar had een zwakke start en kan verder wegzakken

De Amerikaanse dollar is het jaar zwak begonnen. In DXY-termen - de dollar tegenover zes grote valuta - staat hij tot en met 24 september circa 10% lager. Volgens Schroders kan daar nog 20–30% bijkomen. Oorzaak: hardnekkige twin deficits (begroting en lopende rekening) en een overgewaardeerde wisselkoers.

De marktreacties van de laatste maanden op beleidsaankondigingen in Washington suggereren dat zorgen over de Trump-regering als katalysator hebben gewerkt en die zwakke fundamentele factoren blootlegden.

VS: lagere dollar, hogere prijzen en minder beleidsruimte voor de Fed

Waar een verzwakkende munt vaak verlichting brengt, werkt het in de VS eerder stagflatoir: import wordt duurder, financiële condities verkrappen en groei kan afzwakken.

Historische data impliceren dat een 20% dollardaling circa 0,6% procentpunt aan de headline-inflatie kan toevoegen. Deze schatting houdt zelfs geen rekening met de extra inflatoire druk van de invoerheffingen.

De kerninflatie voor goederen kan naar ongeveer 3% getild worden. Dat alles beperkt de ruimte voor renteverlagingen, terwijl langere rentes door minder buitenlandse vraag naar Treasuries eerder oplopen.

De impact blijft niettemin gedempt vergeleken met meer open economieën: import is slechts rond 10% van de Amerikaanse consumptie, en de schalierevolutie maakt de VS een netto-exporteur van olie. Maar omdat de economie boven haar potentiële niveau draait en de arbeidsmarkt krap is, stijgt de kans op doorwerking naar lonen en dienstenprijzen.

Rest van de wereld: disinflatie en meer beleidsruimte

Buiten de VS is de directe impact van een zwakkere dollar disinflatoir. Grondstoffen worden in dollars geprijsd; een goedkopere dollar vertaalt zich in lagere lokale prijzen voor energie en voedsel.

Vooral opkomende markten profiteren hiervan, omdat deze componenten een groot deel van hun CPI uitmaken. Schroders becijfert dat een 20% lagere dollar ongeveer 1,2 procentpunt van de EM-voedselinflatie en om en nabij 1,4 procentpunt van de energie-inflatie kan afhalen; samen bedraagt dat 0,5 procentpunt minder headline-inflatie (vanaf 3,2% in mei 2025). Centrale banken krijgen zo ruimte om verder te versoepelen.

Ook Europa voelt die impuls: de eurozone importeert grofweg 60% van haar energie, veelal in dollars geprijsd. Een sterkere euro drukt de energierekening voor huishoudens en industrie, wat zichtbaar is in een gedempte energie-inflatie.

Een sterkere euro (of yen) is niet onverdeeld goed nieuws. Exportgedreven landen, met Duitsland voorop, verliezen prijsconcurrentiekracht. Historisch volgt op een appreciatie van de reële effectieve wisselkoers vaak een daling van Duitse exporten buiten de eurozone. Dat kan de roep om protectie versterken - van anti-dumpingmaatregelen tot industriebeleid - om banen in industriële regio’s te beschermen.

China duwt prijzen omlaag – maar geen grote devaluatie in het verschiet

De renminbi beweegt losjes mee met de dollar. Zakt de dollar, dan worden Chinese goederen wereldwijd nóg goedkoper, terwijl overcapaciteit en vraagzwakte in China de producentenprijzen al richting deflatie duwen. Daarmee exporteert China deflatie.

Een bewuste, forse devaluatie door Beijing achten de economen van Schroders echter onwaarschijnlijk: dat zou de VS verder tarten, terwijl China al een extern overschot kent en via duurdere grondstoffen inflatie zou importeren.

Kapitaalstromen: tweede motor van het verhaal

Behalve via handelsprijzen heeft een zwakke dollar ook zijn uitwerking via kapitaalstromen. Bij hoge Amerikaanse tekorten kan een bescheiden terugval van buitenlandse instroom de dollar verder verzwakken.

Een herallocatie richting opkomende markten, zoals begin jaren 2000, is denkbaar, al ontbreekt nu de aanjager van destijds (China’s industrialisatie). Tegelijk staan nominale én reële rentes in veel opkomende markten ruim boven hun langjarig gemiddelde, met Latijns-Amerika als opvallend aantrekkelijk geprijsd.

In zogeheten ‘supply-constrained’ opkomende markten kan een mix van valuta-appreciatie, dalende inflatie en renteverlagingen tijdelijk een Goldilocks-scenario creëren: sneller maar niet-inflatoir groeien. Landen als Zuid-Afrika, Indonesië, Turkije en veel economieën in Latijns-Amerika zouden daar relatief het meest van kunnen profiteren.

Winnaars en verliezers

Een structureel zwakkere dollar is géén eenduidig feestje. Buiten de VS zet het de inflatie lager en wordt er beleidsruimte voor centrale banken gecreëerd, maar de concurrentie kan verharden en protectionisme ligt op de loer. In de VS dreigt juist een inflatoire tegenwind met hogere langetermijnrentes. Beleggers die de komende cyclus willen duiden, moeten per regio herbepalen hoe groei, inflatie en rentes verschuiven en waar de nieuwe winnaars opstaan:

  • Verenigde Staten: hoger inflatierisico, mogelijk hogere lange rentes; minder ruimte voor de Fed. Binnenlands georiënteerde sectoren kunnen tegenwind ervaren. 

  • Eurozone/VK/Japan: disinflatie en extra beleidsruimte voor renteverlagingen, maar druk op de maakindustrie en grotere kans op handelsbarrières. 

  • China: blijft deflatie exporteren; grote RMB-devaluatie onwaarschijnlijk; risico dat buitenlandse barrières overcapaciteit verergeren. 

  • EM ex-China: grootste potentiële winnaars via goedkopere import, valuta-sterkte en kapitaalinstroom; commodity-exporteurs kunnen extra profiteren. Exportgerichte EM’s lopen juist risico bij tragere VS-vraag en sterkere eigen munt.