Schroders: Wereldwijde groeiverwachting boven consensus voor 2025 en 2026

De wereldeconomie heeft tot nu toe de chaotische start van de tweede ambtstermijn van president Trump van zich afgeschud en een solide groei laten zien.
Tariefpauzes, deals en uitzonderingen hebben de weg vrijgemaakt voor een voortzetting van de wereldwijde handelsactiviteit, wat waarschijnlijk heeft bijgedragen aan het voorkomen van een scherpe stijging van de Amerikaanse inflatie, die alom verwacht werd. Als gevolg daarvan voorspelt Schroders nu een wereldwijde groei van 2,5% dit jaar en 2,6% in 2026, wat boven de consensus ligt.
Wereldwijde groeivooruitzichten
Op langere termijn is Schroders in het algemeen optimistisch over de wereldwijde groeivooruitzichten voor 2026 en gaat ervan uit dat de ontwikkelde markten de verwachtingen zullen overtreffen. De wereldwijde reële M1, een maatstaf voor de geldhoeveelheid die doorgaans ongeveer negen maanden voorloopt op de economische groei, blijft versnellen naarmate de soepelere financiële omstandigheden doorwerken in de groei.
Hoewel de Amerikaanse economie eerder dit jaar een hobbel nam, is Schroders nu voorbij het punt van maximale onzekerheid over het handels- en begrotingsbeleid dat op het sentiment drukte. De Amerikaanse arbeidsmarkt blijft in het algemeen veerkrachtig en zou een fundamenteel gezonde vraag moeten blijven ondersteunen. Voor Europa blijft Schroders positief over de cyclische ontwikkeling. China vormt echter een uitzondering; de binnenlandse economie verkeert heeft nog altijd te maken met een huizencrisis.
De constructieve groeivooruitzichten, in combinatie met het uitblijven van een recessie in de VS, zouden een gunstig beleggingsklimaat moeten creëren. Maar het pleit ook tegen een verdere, grootschalige monetaire versoepeling. De Europese Centrale Bank en de Bank of England voeren al enige tijd een versoepelend beleid, maar Schroders denkt dat zij nu aan het einde van hun respectievelijke cycli zijn gekomen of daar bijna zijn. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid bij de Federal Reserve gelegd, waar de combinatie van een robuuste economie en een inflatie boven de doelstelling in strijd lijkt te zijn met de marktprijzen voor onmiddellijke renteverlagingen.
Wel of geen renteverlaging?
Nu de Amerikaanse economie bijna volledige werkgelegenheid heeft bereikt, blijven de inflatierisico's aan de hoge kant. Dit ondanks het feit dat de invoerheffingen niet zo snel en sterk zijn doorgevoerd als Schroders eerder had verwacht. Het is slechts een kwestie van tijd. Bedrijven werken nog steeds hun voorraden van vóór Liberation Day weg, terwijl het effectieve tarief op geïmporteerde goederen nog ver verwijderd is van de uiteindelijke 17% die Schroders voorspelt. Toch heeft de Britse vermogensbeheerder zijn prognose voor de kerninflatie naar beneden bijgesteld en afgevlakt. Schroders voorspelt nu dat de Amerikaanse CPI-inflatie in 2025 gemiddeld 2,8% zal bedragen, om vervolgens in 2026 op te lopen tot 3,0%.
Voorzitter Powell heeft wel de deur opengezet voor een renteverlaging deze maand. Schroders vindt een versoepeling echter niet gerechtvaardigd; de zorgen over de arbeidsmarkt lijken overdreven, terwijl de inflatie er steeds slechter uit komt te zien. Maar het debat binnen het FOMC is duidelijk verschoven, zodat een renteverlaging deze maand een 50-50 kans is. Voorlopig blijft Schroders bij zijn standpunt dat de Fed dit jaar de rente ongewijzigd zal laten en pas in 2026 zal verlagen.
Wat doet de dollar?
De dollar daalde in de eerste helft van het jaar in waarde, en uiteindelijk zal de geschiedenis wellicht uitwijzen dat de politieke onrust de aanleiding was voor het begin van een meerjarige neerwaartse trend. De basisprognose van Schroders gaat uit van een lichte verdere waardevermindering van de dollar, maar de waarderingen wijzen erop dat er duidelijk ruimte is voor een veel grotere beweging. Zoals het ‘Dollar Down’-scenario van Schroders illustreert, zou een meer uitgesproken daling een deflatoire impuls geven aan de rest van de wereld, waardoor de weg vrij zou komen voor lagere rentetarieven en een sterkere binnenlandse vraag buiten de VS.