a.s.r. vermogensbeheer: Balansbeheer onder de Wtp

Door de Wet toekomst pensioenen vindt er een fundamentele wijziging plaats in het balansbeheer van een pensioenfonds. Hoe ziet dat eruit en wat betekent dit voor de verantwoordelijkheid van pensioenfondsbestuurders?
Door Stefan Ormel, Client Solutions Manager, a.s.r. vermogensbeheer
Zoals bij elk bedrijf geven de balans en winst-en-verliesrekening goed inzicht in de financiële risico’s. De overgang van het Financieel Toetsingskader (FTK) naar de Wet toekomst pensioenen (Wtp) markeert een fundamentele shift in het balansbeheer. Hoe ziet die eruit?
Onder het FTK wordt een (voorwaardelijke) uitkering toegezegd. Het eigen vermogen – of de buffer – van een pensioenfonds is gelijk aan het pensioenvermogen minus de kostprijs van de toekomstige uitkering. Dreigt het eigen vermogen onder het vereist eigen vermogen terecht te komen, dan krijg je met de toezichthouder te maken en moet er een herstel- plan worden ingediend.
De belangrijkste factoren die het eigen vermogen onder het FTK beïnvloeden zijn:
- rentemismatch (verschil tussen rendement matchingportefeuille minus waardeverandering verplichtingen als gevolg van renteveranderingen).
- rendement op zakelijke waarden (minus financieringsrente).
- veranderingen in en resultaten op langlevenrisico’s.
- premieresultaat (verschil tussen binnengekomen premie en kostprijs van de toegezegde pensioen- uitkering).
- indexaties of kortingen.
Daarnaast hebben operationele resultaten een effect op het eigen vermogen, maar deze hebben onder het FTK veelal een relatief beperkte bijdrage ten opzichte van bovengenoemde effecten.
Voor pensioenfondsbestuurders is deze financiële opzet vanuit hun eigen verantwoordelijkheid bekeken vrij ‘safe’, aangezien de meeste factoren niet direct beïnvloedbaar zijn. Indien het eigen vermogen te laag wordt (of zelfs negatief), dan ligt dat waarschijnlijk aan de rendementen op de financiële markten, het feit dat mensen langer leven, het feit dat de premie onvoldoende was, of aan in het verleden te hoog toegekende indexaties. Bovendien werken de meeste effecten hetzelfde door bij andere pensioenfondsen, waardoor iedereen min of meer in hetzelfde schuitje zit.
Dit gaat wezenlijk veranderen onder de Wtp.
Fondsvermogen versus pensioenvermogen
Onder de Wtp komt er een expliciete scheiding tussen:
- fondsvermogen: het ver- mogen dat aangehouden wordt om de continuïteit van de pensioenuitvoering te garanderen (in feite het vermogen van de aanbieder van het pensioenproduct).
- pensioenvermogen: het vermogen dat bestemd is voor toedeling aan de deelnemers, inclusief solidariteitsbuffer en eventueel compensatiedepot (dus het pensioenproduct zelf).
Wat zijn in deze opzet de belangrijkste ‘drivers’ van veranderingen in het eigen vermogen? Wanneer komt een pensioenfonds in solvabiliteitsproblemen onder de Wtp?
De belangrijke drivers onder het FTK hebben onder de Wtp geen enkel effect meer op het eigen vermogen van het pensioenfonds. Dat is namelijk het basisidee van een premie-overeenkomst: de uitkeringsrisico’s komen bij de deelnemer terecht. De pensioenuitvoerder maakt dit voor de deelnemer nog wel inzichtelijk door het opgebouwde kapitaal om te rekenen naar een verwachte uitkering. Maar het effect op het eigen vermogen is nihil: beleggingen = toegezegd kapitaal = contante waarde uitkeringen.
Betekent dit dan dat het bestuur hier geen verantwoordelijkheid voor draagt? Natuurlijk wel! Het pensioenfonds is en blijft verantwoordelijk voor het realiseren van een deugdelijk financieel product. Hierbij speelt met name de aansluiting tussen de risicohouding, de investment beliefs, de toedelingsregels, de beleggingsstrategie en de beleggingsimplementatie een belangrijke rol. Daar kan een pensioenfondsbestuur als aanbieder van het pensioenproduct zeker op worden aangesproken. Maar de continuïteit van het fonds staat hierdoor niet meteen onder druk.
Dit laatste is pas het geval als het pensioenfonds (als aanbieder van het pensioenproduct) in de problemen komt doordat er een tekort ontstaat in het fondsvermogen. Dit kan onder andere het geval zijn als:
- de daadwerkelijke uitvoeringskosten sterk afwijken van de kostenvoorziening die hiervoor is opgenomen.
- er fouten ontstaan in de uitvoering als gevolg van gebrekkige datakwaliteit.
- er hoge kosten zijn vanuit juridische procedures.
- er een negatief resultaat ontstaat op collectieve verzekeringen (bijvoorbeeld arbeidsongeschikt- heid).
- het fondsvermogen negatief rendeert.
Deze posten hebben in de basis niets te maken met de financiële risico’s van het pensioenproduct zelf, maar met een beheerste en kostenefficiënte bedrijfsvoering. De kwaliteit van de bedrijfsvoering is derhalve key in het balansbeheer van een pensioenfonds onder de Wtp. Het bestuur van het pensioenfonds zal daarom van tevoren zeer goed moeten nadenken over een realistische inschatting van de uitvoeringskosten (en daar een voorziening voor aanleggen) en een realistische inschatting moeten maken van de overige operationele risico’s (en daar een operationele reserve voor aanleggen). De aanvaarding van de opdracht tot uitvoering van de pensioenregeling tegen een bepaald kostenniveau schept de nodige verantwoordelijkheid en zal dan ook weloverwogen moeten worden genomen.
Wat als er een tekort is?
Veel pensioenfondsen hadden bij het opstellen van hun transitie- of implementatieplan het FTK nog in gedachten, waarbij alle tekorten uit de grote pot konden worden gefinancierd, bijvoorbeeld vanuit de solidariteitsbuffer. Die tijd lijkt toch echt voorbij. Zelfs al zou er een geitenpaadje worden verzonnen om dit tekort vanuit het pensioenvermogen te financieren, dan heb je toch echt wel wat uit te leggen, zowel aan de toezichthouder, maar toch vooral aan je deelnemers.
Het alternatief? Teruggaan naar de werkgever (de sponsor) en aangeven dat je als bestuurder de opdracht tot uitvoering van de pensioenregeling toch iets te rooskleurig hebt ingeschat en nog extra financiering nodig hebt om de gaten te dichten? Dat zou kunnen, maar het is de vraag of de werkgever hierin meegaat. Want laten we wel wezen, indien op dat moment een andere pensioenuitvoerder de opdracht wil uitvoeren en dat wil doen tegen lagere uitvoeringskosten, dan zou een overstap best een reële optie kunnen zijn.
Kortom
De opdracht voor pensioenfondsbestuurders onder de Wtp is duidelijk: een deugdelijk pensioenproduct bieden op basis van een beheerste en efficiënte bedrijfsvoering. Vooral dat laatste werkt onder de Wtp direct door in de solvabiliteit van het pensioenfonds. Om dit goed te kunnen managen is vereist dat bestuurders inzicht hebben in alle financiële en ook niet-financiële risico’s, en in de uiteindelijke resultaten hiervan. Het pensioenfonds dat de meest efficiënte, foutloze pensioen- uitvoering kan bieden en de bijbehorende risico’s kan inschatten, beheren en beprijzen, zal de grootste kans hebben om te overleven in de komende consolidatieslag.
IN HET KORT De Wtp zorgt voor een duidelijke scheiding tussen fondsvermogen en pensioenvermogen. Fondsvermogen omvat reserves en voorzieningen van de pensioenaanbieder. Pensioenvermogen betreft het pensioenproduct zelf. Fondsvermogen is essentieel voor de solvabiliteit en toekomstbestendigheid van het pensioenfonds. Bestuurders moeten risico’s en resultaten rond het fondsvermogen zorgvuldig in kaart brengen. Dit is nodig om verantwoording af te leggen aan stakeholders. |