Ernst Hobma: Het verschil tussen Nick en nikkel

Ernst Hobma: Het verschil tussen Nick en nikkel

Grondstoffen ESG Arbeidsmarkt
Ernst Hobma (credits Gijs de Kruijf Photography).jpg

Door Ernst Hobma, Economic Researcher bij Triodos Investment Management

Onze economie blijft maar groeien en slurpt daardoor steeds meer arbeid (Nick) en grondstoffen (nikkel). Bij beide lopen we tegen de grenzen aan van wat mogelijk is.

Wat Nick betreft, krimpt de beroepsbevolking in bijna alle Westerse landen, waardoor we de komende decennia niet op steeds meer arbeid kunnen rekenen.

Wat nikkel betreft, delven we veel meer grondstoffen dan duurzaam mogelijk, waardoor we de komende decennia niet op steeds meer grondstoffen kunnen rekenen.

Maar de ene grens is de andere niet. Waar we bij arbeid het probleem erkennen en bespreken hoe we schaarste kunnen verdelen, rekenen we wat grondstoffen betreft op magische innovatie.

Grenzen aan de groei

Stel, een fabriek maakt batterijen voor elektrische auto’s. Toevallig heet iedereen die er werkt Nick en heb je voor iedere batterij nikkel nodig. Als je ieder jaar meer batterijen wilt maken en er verandert verder helemaal niks, heb je dus ieder jaar meer Nick en meer nikkel nodig. Mocht iedere Nick op een gegeven moment al in je fabriek werken en er ook geen nikkel meer te koop zijn, dan heb je een aantal opties.

Je kan het aanbod proberen op te rekken. Bijvoorbeeld door Nicks werktijden te verlengen of mensen aan te gaan nemen die Stef heten. Voor nikkel kan je de arbeidstijd niet verlengen, maar je kan wel proberen nikkel uit oude batterijen te hergebruiken.

Je kan ook proberen Nick te leren sneller te werken, bijvoorbeeld door specialisatie, waardoor hij productiever wordt. Je kan dan meer batterijen maken met evenveel Nick. Je kan ook onderzoek doen naar een manier om met wat minder nikkel per batterij te gebruiken. Zo gaat de productiviteit van nikkel omhoog.

Mocht je het aanbod niet kunnen uitbreiden en ook niet snel productiever kunnen worden, dan kan je niet meer batterijen maken. Het ligt dan voor de hand te rantsoeneren, na te denken over waar je je batterijen het liefst voor wil inzetten. Voordat u denkt dat ik geobsedeerd ben door batterijen: de batterijen staan voor de mondiale economie, en zowel Nick als nikkel zijn momenteel schaars.

De demografische crisis

Bij arbeid wordt wel gesproken over een ‘demografische crisis’. Recent lieten bijvoorbeeld Klaas Knot en Larry Fink zich uit over de (komende) krapte op arbeidsmarkt, gezien demografische ontwikkelingen.

Oplossingen worden gezocht in alle bovenstaande richtingen. De rek is niet meer zo groot. Het arbeidsaanbod is al uitgebreid door de pensioenleeftijd te verhogen. Veel mensen willen eigenlijk niet meer werken en migratie ligt politiek gevoelig. We proberen efficiënt met werknemers om te gaan, door goed op te leiden en waar mogelijk te automatiseren, maar toch groeit de arbeidsproductiviteit maar zeer mondjesmaat. Logischerwijze wordt dan ook geopperd dat we misschien gewoon wat meer zullen moeten kiezen: waar willen we de beperkt beschikbare handjes nou het liefst inzetten?

De grondstoffencrisis

Ondertussen verbruikt de mondiale economie veel meer grondstoffen dan op lange termijn houdbaar is. Dit is wetenschappelijk glashelder en wordt door bijvoorbeeld de VN als ‘imperatief’ gezien voor duurzame ontwikkeling. Om ecologische crises af te wenden, zal het grondstofgebruik moeten krimpen. Dat is een veel urgentere uitdaging dan de arbeidsvraag. En net als arbeid gaat grondstofgebruik behoorlijk gelijk op met economische activiteit: meer economische groei betekent meer grondstoffengebruik en meer vraag naar werknemers.

Meer materiaal winnen is niet duurzaam, hergebruik komt niet op gang, en tot nu toe geeft de data geen aanleiding om te denken dat de productiviteit snel stijgt. Analoog met arbeid zou je dus verwachten dat de vraag waar we grondstoffen aan willen besteden intensief besproken zou worden.

Niets is minder waar. Bij grondstoffen rekenen we er juist op dat productiviteit zich de komende tijd revolutionair zal ontwikkelen. Het is nooit eerder gebeurd en het probleem verergert terwijl we wachten, toch is een krimpend grondstofgebruik combineren met een groeiende economie een kerndoel van bijvoorbeeld de European Green Deal. Blijkbaar kan innovatie nu wel toveren.

Waarom bestaat er een verschil?

Dat is dus het verschil tussen Nick en nikkel. Waarom we zo anders omgaan met schaarse arbeid dan met schaarse grondstoffen, dat weet ik niet precies. Mogelijk is de uitdaging op grondstoffengebied zo groot dat we het collectief te spannend vinden dit beest in de bek te kijken. Zo becijferde de VN – de organisatie die vindt dat voor duurzame ontwikkeling het grondstofgebruik omlaag moet– recent dat als we allemaal ons best doen, we de groei in de materiaalvraag redelijk kunnen beperken.

Wat mij betreft een pessimistische conclusie, maar door de VN als goed nieuws gepubliceerd. Wellicht is de onrealistische conclusie eigenlijk een coping-mechanisme?

Gebrek aan discipline is een andere verklaring. Waar arbeid nu daadwerkelijk fysiek schaars is, vraagt duurzaam materiaalgebruik ook om een mate van collectieve zelfdisciplinering. Maar of het nu door angst komt of door gebrek aan discipline: rekenen op rappe innovatie is zeker niet realistisch.