Harry Geels: Waarom universiteiten onder vuur liggen

Harry Geels: Waarom universiteiten onder vuur liggen

Verenigde Staten Politiek
Harry Geels (foto credits Cor Salverius)

Door Harry Geels

Vooral in de VS woedt er een welhaast ideologische strijd tussen de regering-Trump en het wetenschappelijke onderwijs. Veel commentatoren gebruiken dit om hun afschuw over Trump te uiten. Maar wat is het onderliggende verhaal?

In de Verenigde Staten valt het de afgelopen jaren op hoe vaak universiteiten het mikpunt zijn geworden van politieke retoriek, vooral onder Republikeinse leiders en in het bijzonder tijdens de regering-Trump. We zien budgettaire druk, aanvallen op de vermeende ‘woke’-cultuur, en pogingen om bepaalde onderzoeksvelden – zoals genderstudies en klimaatwetenschap – in te perken.

Waarom zijn juist kennisinstituten het toneel van politieke polarisatie? Het lijkt meer te zijn dan een verschil van mening over beleid. Er tekent zich een diepere culturele strijd af, een botsing tussen verschillende wereldbeelden. Laten we eens drie plausibele verklaringen op een rij zetten. Niet als aanklacht, maar als poging tot begrip.

1) Universiteiten als ideologische bastions?

In de ogen van veel conservatieven zijn universiteiten verworden tot ideologische bastions van een links-progressieve elite. Studenten en docenten zouden zich steeds minder openstellen voor afwijkende meningen. De conservatieven halen de ‘cancel culture’ aan als bewijs dat de vrijheid van meningsuiting onder druk staat. Universiteiten zouden niet meer kennisneutraal zijn, maar ‘partijen’ in het maatschappelijke debat.

2) Wantrouwen tegen de technocratie

De culturele spanning raakt aan een dieperliggend wantrouwen jegens technocratisch bestuur. Econoom en Nobelprijswinnaar Friedrich Hayek waarschuwde al in 1974 voor de ‘pretentie van kennis’: het idee dat wetenschappers en beleidsmakers de samenleving zouden kunnen ontwerpen aan de hand van data en modellen. Hij sprak van ‘scientism’, het geloof dat alleen de wetenschap ‘waarheden’ kan achterhalen.

In zijn Nobel-lezing van 1974 zei Hayek: ‘To act on the belief that we possess the knowledge and the power to shape the processes of society entirely to our liking is likely to make us do much harm.’ Universiteiten worden in deze visie niet gezien als neutraal, maar als leveranciers van blauwdrukken voor overheidsmaatregelen, waarbij het individu wordt onderworpen aan het oordeel van ‘wetenschappelijke’ experts.

De Duitse filosoof Jürgen Habermas stelde in 1968 dat wetenschap en techniek ideologische functies zijn gaan vervullen in moderne samenlevingen en hij waarschuwde dat technocratie de plaats van democratie inneemt. ‘Technocratisch denken verhult politieke keuzes als technische noodzaak.’ Terzijde, Habermas was een verdediger van de wetenschap, maar dan ingebed in het democratisch debat.

3) De wetenschap als dekmantel voor de politiek

Ook Milton Friedman, een andere invloedrijke denker binnen het conservatief-liberale kamp, uitte kritiek, uitgerekend als professor, op wat hij zag als de overschatting van wetenschap in economische beleidsvorming. Hij wees erop dat modellen nooit de complexiteit van menselijk gedrag en instituties volledig kunnen vatten. Volgens Friedman is beleid vaak verpakt als wetenschap, terwijl het in wezen ideologie is.

Friedman: ‘The great danger to freedom is the concentration of power, whether in the hands of government or academia’. In dit korte Youtube-filmpje legt hij nog even haarfijn uit dat wetenschappers graag maximale vrijheid voor zichzelf willen, om elk onderzoek te doen dat ze interessant vinden, maar dat ze die vrijheid anderen niet echt gunnen. Bovendien zouden wetenschappers denken dat ze het beter weten dan anderen.

Tot slot: botsing of gesprek?

Vanuit bovengenoemde perspectieven zijn universiteiten niet neutraal, maar eerder spelers in een bredere strijd om ideeën en macht. De roep om wetenschappelijk onderbouwd beleid klinkt rationeel, maar verbergt volgens conservatieven vaak een voorkeur voor centralisatie en overheidsingrijpen, elementen die verdacht veel lijken op het soort ‘zacht socialisme’ waar Hayek en Friedman tegen waarschuwden.

De kloof tussen universiteiten en conservatieve politiek in de VS lijkt voorlopig niet kleiner te worden. Maar begrip begint met het verkennen van elkaars denkwerelden. Misschien is het tijd om, in plaats van elkaar te bestoken, te onderzoeken waarom die botsing zo diep zit. En of er toch ruimte is voor gesprek, juist vanuit het besef dat wetenschap niet almachtig is, maar wel degelijk ondersteunend kan zijn.

Nabrander

Er is wellicht nog een vierde nuance ten aanzien van de wetenschap te maken, voor de gammawetenschappen althans, en dat is dat de conclusies van het overgrote deel van de empirische studies later niet meer of nog maar deels blijken te kloppen. Gammawetenschappen zijn vaak normatief op basis van ‘gebrekkig’ onderzoek.

De onvolprezen Nassim Taleb schrijft in een van mijn favoriete boeken, Fooled by Randomness: There are two kinds of [empirical] theories: those that are already known to be wrong, as they were tested and adequately rejected (falsified), and those that are not yet falsified, but will be proven wrong sooner or later.’

Ook de hier boven aangehaalde Hayek was sceptisch over het gebruik van empirische data: ‘Data are fictitiously assumed to be given to the explaining theorists. They are widely dispersed knowledge of millions of people, which can in no way be unified.

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels