Edward Roozenburg: Hoe onderbouw je de MTA het eenvoudigst?

Edward Roozenburg: Hoe onderbouw je de MTA het eenvoudigst?

Risicomanagement Pensioenstelsel
Edward Roozenburg (foto archief Probability & Partners).jpg

Door Edward Roozenburg, Senior Risk Management Consultant, Probability & Partners

Bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel gaat de MTA (maximaal toegestane afwijking) een belangrijke rol spelen. Maar hoe hoog of laag leg je als fonds de MTA? En hoe zorg je ervoor dat je deze grenswaarde goed onderbouwt?

Eerder deze maand was ik aanwezig op het jaarlijkse actuarieel congres van de VSAE, de studievereniging voor alle studenten actuariaat, econometrie en operationele research aan de Universiteit van Amsterdam. Het congress had als thema ‘datakwaliteit’ en droeg de veelzeggende titel: ‘A renewed pension system: how to ensure data quality for a smooth transition.’ Ik leidde daar een interactieve sessie met als doel meer inzicht te geven in de wijze waarop de hoogte van de MTA op een onderbouwde manier bepaald kan worden.

Voor wie niet bekend is met de term MTA: fondsen moeten voorafgaand aan de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel de kwaliteit van hun data onderzoeken. Als er op een individueel pensioenrecht een fout wordt aangetroffen die groter is dan de MTA, dan zal het fonds de transitie pas doorzetten nadat de datakwaliteit op orde is gebracht. Elk fonds bepaalt voorafgaand aan de data-onderzoeken hoe groot een 'fout' mag zijn. Of beter gezegd, welke 'afwijking' acceptabel is. Die grenswaarde voor wat acceptabel wordt gevonden, is de MTA.

De MTA kan niet op basis van onderbuikgevoel worden bepaald. De hoogte van de MTA moet degelijk onderbouwd zijn. Ook de toezichthouder ziet daarop toe. Hoe hoog of laag leg je als fonds de MTA? En hoe zorg je ervoor dat je deze grenswaarde ‘goed’ onderbouwt?

Risicobereidheid

Een mogelijkheid om de hoogte van de MTA op een onderbouwde manier te bepalen is, door aan te sluiten bij de bestaande risicobereidheid. Veel fondsen hebben hun risicobereidheid bepaald aan de hand van een numerieke grenswaarde op kans en impact. Bijvoorbeeld een waarde van 2x2 voor kans en impact op een schaal van 5x5. Ze zetten de risico's die zij lopen af tegen deze grens om te bepalen of er extra beheersmaatregelen nodig zijn.

Vaak zijn deze numerieke grenswaarden voor de risicobereidheid voorzien van een toelichting. In deze toelichting is meestal een financiële grens opgenomen. Risico’s met een mogelijke impact boven een bepaalde grens worden daarmee door het fonds als onacceptabel beschouwd. Wederkerig is daarmee ook bepaald welke financiële schade wel acceptabel is.

Deze grenswaarde uit de risicobereidheid kan gebruikt worden om de MTA op een onderbouwde manier te bepalen. Als een fonds met een vermogen van bijvoorbeeld € 5 miljard in de grenzen voor de risicobereidheid heeft aangegeven dat een financiële impact acceptabel is tot bijvoorbeeld € 500.000, dan geldt voor dat fonds dus een kostenpost van 0,01% (€ 500.000/€ 5 miljard x 100%) op het totale vermogen als acceptabel.

Door deze grens op totaalniveau door te trekken naar een grenswaarde op het niveau van een MTA op een individueel pensioenrecht, sluit deze aan bij de risicobereidheid van het fonds. En omdat de risicobereidheid is onderbouwd door het fonds, is daarmee de MTA ook onderbouwd. In de praktijk zou dus in dit voorbeeld een ontdekte fout in een pensioenrecht van 0,01% of meer aanleiding zijn om de overgang naar het nieuwe stelsel uit te stellen totdat zeker is dat de datakwaliteit op orde is.

Correctiebeleid

Maar fondsen hebben niet alleen financiële grenzen bepaald bij het bepalen van hun risicobereidheid. Veel fondsen hebben ook een correctiebeleid waarin zij aangeven hoe zij omgaan met ontdekte fouten. Ook daarin zijn vaak financiële grenzen bepaald voor wanneer wel en niet gecorrigeerd wordt bij een fout in een individueel pensioenrecht. Kunnen deze grenzen ook als uitgangspunt dienen voor de MTA?

Er is nergens aangegeven dat de MTA niet samen mag vallen met de grenzen van het correctiebeleid, dus het fonds zou hierbij aan kunnen sluiten. Echter, het correctiebeleid heeft wel een duidelijk andere doelstelling dan de MTA. Vanuit het correctiebeleid willen fondsen over het algemeen dat deelnemers krijgen waar ze recht op hebben. Daarbij worden vaak enkele uitzonderingen benoemd.

Simpel gezegd, als de schade van een fout voor de deelnemer lager is dan de kosten van de postzegel op de brief om de deelnemer te informeren over de fout en de correctie ervan, dan wordt de fout niet gecorrigeerd. De grenzen voor de correctie worden in het algemeen zo scherp mogelijk gesteld. Het geld is immers van de deelnemers en veel fondsen hebben de ambitie om alle fouten te corrigeren.

Voor de MTA bij de transitie is het kader net wat anders. Daar is de vraag welke afwijking het fonds acceptabel vindt om ondanks de fout tóch in te varen. Met andere woorden: welke uitslag uit de data-onderzoeken geeft een dusdanig akelig idee over de kwaliteit van de data, dat het fonds niet wil invaren?

Het kan zijn dat een fonds een bepaalde afwijking acceptabel vindt en daar het project voor de transitie niet voor wil stilleggen. Dat laat onverlet dat het fonds wel de geconstateerde fout wil herstellen. Zodoende liggen de grenswaarden voor het correctiebeleid dus vaak lager dan die voor de MTA.

Kortom, een fonds kan de keuze voor de MTA onderbouwen door aan te sluiten bij de bestaande grenswaarden die het fonds al gebruikt. De aansluiting bij de risicobereidheid is daarbij meestal toepasselijker dan de aansluiting bij het correctiebeleid. Dit omdat het al dan niet invaren los staat van de behoefte eventuele fouten voor de deelnemers zo veel mogelijk te corrigeren.

Probability & Partners is een Risk Advisory Firm die geïntegreerde risicomanagement en kwantitatieve modelleringsoplossingen biedt aan de financiële sector en aan data-gedreven ondernemingen.