Dick Kamp: Risicomanagement, risicohouding en materialiteit

Dick Kamp: Risicomanagement, risicohouding en materialiteit

Risicomanagement Pensioenstelsel
Dick Kamp

Door Dick Kamp, Director Pension, Investment and Risk bij Milliman Pensioen

Met de aanstaande overgang naar het nieuwe pensioenstelsel dient ook te worden nagedacht over het risicomanagementraamwerk. Belangrijk onderdeel is de risicohouding.

Ik merk dat op veel plekken wordt nagedacht over aanscherping van de risicohouding van het pensioenfonds, bijvoorbeeld vanwege het doorlopen van de fasen van het raamwerk datakwaliteit van de Pensioenfederatie. Deze aanscherping kan heel inspirerend werken bij het doorgronden van de implicaties van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel. Hierbij kan ook de vraag gesteld worden wat dat betekent voor het huidige risicoraamwerk in het huidige stelsel voor de pensioenadministratie.

Bij de overgang naar het nieuwe stelsel wordt het pensioen sterk geïndividualiseerd. Het aanwezige collectieve vermogen wordt verdeeld over de individuele deelnemers en vervolgens worden alle wijzigingen op dat vermogen naar de individuele deelnemers toegerekend en geadministreerd.

Deze toerekening en de toelichting daarop zijn mede te beschouwen als een directe verantwoording richting de deelnemers. Indien vervolgens wijzigingen als gevolg van correcties van gemaakte fouten of te late (administratieve) verwerking verwerkt moeten worden, ‘voelt dat niet helemaal goed’. Het vertrouwen van de deelnemer krijgt dan een gevoelige knauw. Dat leidt tot een zeer ongewenste situatie.

Tolerantie voor fouten wordt lager

Kortom, zeer waarschijnlijk zal uit de herformulering van de risicohouding ten aanzien van de pensioen- en beleggingsadministratie blijken dat er een lagere tolerantie is voor fouten in administratieve verwerking. Ook de tijdige verwerking van mutaties maakt hier onderdeel van uit. Het is goed om je te realiseren dat de huidige bedrijfsvoering bij pensioenadministrateurs nog veelal is ingesteld op de huidige collectieve pensioenregelingen. De beoordeling van de juiste werking van de beheersprocessen in de vorm van ISAE 3402- en SOC1-rapportages gaan uit van de zogenaamde jaarrekeningmaterialiteit. 

De toekomstige bedrijfsvoering van pensioenadministrateurs dient voldoende robuust te zijn om op individueel niveau met een zo hoog mogelijke waarschijnlijkheid de juiste mutatieverwerking te kennen. Denk hierbij aan een bank. Hoe vaak is er een fout op een dagafschrift? Mijn ervaring is, niet heel vaak. Daarom is er ook een groot vertrouwen in de (administratieve) verwerking door een bank. Wat kunnen we in de pensioensector hiervan leren? Wat betekent dit voor het risicomanagementraamwerk van het pensioenfonds? 

Scherpere definitie materialiteitsgrens

Het ligt in de rede dat de materialiteitsgrens scherper wordt gedefinieerd. Dat wil zeggen dat de stap van bruto risico naar netto risico mogelijk groter wordt. Hierbij zal een inschatting gemaakt moeten worden van de effectiviteit van de aanwezige beheersmaatregelen bij de pensioenadministrateur. In de praktijk wordt de onderbouwing van het bewijs hiervan doorgaans geleverd vanuit ISAE 3402 type 2-rapportages.

De vraag is of de ISAE 3402 type 2-rapportages nog voldoen. Immers, de hierin betrokken steekproefgroottes zijn gebaseerd op de jaarrekeningmaterialiteit. Dit werpt de vraag op of de huidige ISAE-onderzoeken aangepast dienen te worden of dat aanvullende (interne) controles bij de pensioenadministrateurs moeten bijdragen aan het verkrijgen van voldoende zekerheid omtrent de inschattingen van het blijven binnen de (herijkte) risicohouding. De risicohouding is immers aangescherpt.

Meer mutatiesoorten worden geautomatiseerd

Het ligt voor de hand dat pensioenadministrateurs in de bedrijfsvoering meer mutatiesoorten volledig gaan automatiseren en, waar dat (nog) niet mogelijk is, ervoor gaan zorgen dat een autorisatie van een mutatie systeemtechnisch wordt afgedwongen. Dus meer aandacht voor first-time-right. Op enkele plaatsen zien wij daarnaast de ontwikkeling van zogenaamde dataprofiling tooling. Deze tooling is repressief van aard en dus te beschouwen als een aanvulling op de versterkte bedrijfsvoering.

Het voorgaande werpt de vraag op of de herijking van de risicohouding eigenlijk niet nu al moet gelden, want elke mutatie is op dit moment mogelijkerwijze van invloed op de waarde van het toegewezen pensioenkapitaal van de deelnemer op het moment van invaren. In dat geval speelt de materialiteit van de bewijsvoering op het werkelijke netto risico nu ook al. Dat brengt dan het dilemma met zich mee dat de huidige bedrijfsvoering daar mogelijk nu nog niet op is ingericht en aanvullende controles moeten worden uitgevoerd.

Beste bestuurder, bent u bezig met het herzien van uw risicohouding en de daarbij horende materialiteit? En heeft u de gevolgen daarvan voor de verantwoording op de uitvoering voor uw pensioenuitvoerder scherp op het netvlies? En hoe kijkt u naar de werking van de aanstaande individualisering van de risicohouding voor de administratieve uitvoering vandaag?

De Wet toekomst pensioenen werkt op vele vlakken door. Ook op wellicht minder voor de hand liggende. Wees attent!

Dit is de eenentwintigste column in een serie over risicomanagement. De serie heeft tot doel de lezer te prikkelen om risicomanagement te beschouwen als een integraal onderdeel van het runnen van een pensioenfonds.