Barbara Baarsma: Verduurzaming gebaat bij groene groei, niet bij ontgroeien

Barbara Baarsma: Verduurzaming gebaat bij groene groei, niet bij ontgroeien

Duurzaam beleggen
Barbara Baarsma (foto Edwin Walvisch) 980x600.jpg

In de zomer van vorig jaar bracht Barbara Baarsma, Hoogleraar Toegepaste Economie aan de UvA, haar boek Groene groei uit. Zij geeft daarin aan dat er minimaal vijf redenen zijn waarom we economische groei nodig hebben, maar ook dat bbp-groei niet zaligmakend is. Verder stelt zij vijf wegen voor waarlangs groene groei gestalte kan krijgen.
 
Door Harry Geels

Waarom heeft u het boek Groene groei geschreven? ‘Ik heb de afgelopen jaren veel lezingen gegeven en aan debatten meegedaan. En wat betreft verduurzaming komen er steeds twee groepen mensen naar mij toe: zij die vinden dat het duurzaamheidsbeleid veel drastischer moet, desnoods door in te zetten op krimp, en zij die vinden dat Nederland veel te klein is om met de verduurzaming voorop te lopen in een wereld die nog vooral ‘grijs’ is. Het doel van mijn boek is om aan beide groepen tegelijkertijd een adequaat antwoord te kunnen geven.

In het boek benader ik groei heel breed; niet alleen door te kijken naar groene groei, dus vanuit het perspectief van klimaat en milieu, maar ook met het oog op de arbeidsmarkt, zorg, onderwijs, ongelijkheid, vergrijzing, enzovoort. Mensen maken zich zorgen over al deze zaken. Er zijn te veel knelpunten in de maatschappij en dat heeft geleid tot een grote vertrouwenscrisis. Op 20 april maakte het SCP bekend dat het vertrouwen in de regering een historisch dieptepunt heeft bereikt. Een van de belangrijkste oorzaken van de vertrouwenscrisis is dat de meeste van de bekende knelpunten al jaren, soms zelfs tientallen jaren, bekend zijn, dat ze naarmate ze langer bestaan vaak in ernst en complexiteit toenemen, en dat de politiek geen adequaat beleid heeft gevoerd.

Er moet een langetermijnvisie komen waarin die knelpunten in samenhang worden beschreven en aangepakt. Het boek geeft die visie en laat zien hoe economische groei er dan uit zou zien. Let wel: economische groei is geen doel, maar wel een middel en verschaft draagvlak, juist ook bij mensen die afhankelijk zijn van met groei betaalde publieke diensten, zoals de zorg, en bij mensen die afhankelijk zijn van herverdeling. Zonder groei kunnen kwetsbare huishoudens het gevoel hebben dat alleen zij de energietransitie en de vergroening van de economie moeten betalen.’

U noemt vijf redenen waarom we economische groei nodig hebben. Kunt u die kort bespreken?

‘Economische groei is nodig als gevolg van menselijke driften. Het ligt nu eenmaal in onze aard dat ‘meer’ gemiddeld genomen gelukkiger maakt. ‘Meer’ ten opzichte van vorige jaren en ‘meer’ ten opzichte van peers. En economische groei is ook nodig vanwege de ziekte van Baumol, om de vergrijzing te betalen, om schulden af te kunnen lossen zonder dat er meteen bezuinigd hoeft te worden, en om de herverdeling van rijk naar arm te kunnen bekostigen.

Laat ik kort wat belangrijke punten aanstippen, te beginnen met de vergrijzing. De kosten van vergrijzing zijn hoog, denk aan de stijgende AOW-uitgaven en zorgkosten. Zonder groei verdringen uitgaven aan de AOW en aan de zorg andere overheidsuitgaven. Vergrijzing leidt ook tot nog meer krapte op de arbeidsmarkt. In 2040 zijn er maar zo’n drie werkenden voor elke AOW-gerechtigde en die mensen zullen nodig zijn in de zorg, het onderwijs en voor de veiligheid op straat. Voor al het andere werk zijn er dan te weinig mensen beschikbaar.

 

Economische groei meet alleen wat door de markt beprijsd wordt en is dus eigenlijk geen goede welvaartsmaatstaf. Veel negatieve externe effecten worden niet beprijsd.

 

Verder stijgen de lonen van de zorgmedewerkers en ook andere overheidsmedewerkers harder dan hun productiviteit, wat ook wel bekend staat als de ziekte van Baumol. In de arbeidsintensieve publieke diensten is de productiviteitsgroei nu eenmaal lager dan die in andere sectoren. Daardoor wordt het aandeel van die publieke diensten in het bbp steeds groter en vlakt de economische groei af. Zolang we publieke diensten als onderwijs, defensie, zorg en rechtspraak uit collectieve middelen betalen, is economische groei nodig. En vergeet niet: deze publieke diensten zijn essentieel voor de hoge levenstevredenheid in Nederland.

Tot slot is er groei nodig om herverdeling van rijk naar arm mogelijk te maken. Niet omdat we er een belastingdienst voor nodig hebben, maar omdat het heffen van inkomstenbelasting het gedrag van mensen beïnvloedt, waardoor ze bijvoorbeeld minder uren willen werken. Deze kosten van inkomensherverdeling zijn fors. Dat komt ook doordat ons belastingstelsel ongelooflijk complex is geworden, zelfs zo erg dat meer werken of innoveren niet meer lonend is. Dat remt economische groei. Een vereenvoudiging van ons belastingstelsel, waarbij dan tevens de ongelijke belasting van inkomsten uit arbeid en uit vermogen moet worden opgelost, kan die rem eraf halen.’

Waarom is groei niet zaligmakend?

‘In het boek geef ik vijf redenen waarom groei niet zaligmakend is. Ten eerste maakt groei an sich niet gelukkiger, zeker niet naarmate men een hoger inkomen heeft. Ten tweede betekent economische groei niet automatisch dat er voor huishoudens meer koopkracht is. Er zit een fors gat tussen hoe rijk we zijn als land, het bbp per inwoner, en hoeveel vermogen burgers vrij te besteden hebben. Dat gat verkleinen vergt beheersing van de zorgkosten, lagere marginale tarieven op inkomen uit arbeid en aanpassing van het pensioenstelsel. Met dat laatste wordt nu een begin gemaakt.

Aanpassing van het belastingstelsel is ook nodig vanwege de derde reden dat bbp-groei niet zaligmakend is: economische groei in termen van bbp meet alleen het volume, niet de verdeling. Ten vierde kan economische groei, zeker bij een oververhitte economie, leiden tot inflatie. En tot slot meet economische groei alleen wat door de markt beprijsd wordt en is het dus eigenlijk geen goede welvaartsmaatstaf. Veel negatieve externe effecten worden niet beprijsd.

 

Als het gaat om structurele groei, zijn er maar twee knoppen om aan te draaien: arbeidsaanbod en arbeidsproductiviteit.

 

Al met al blijkt dat economische groei en geld in absolute bedragen boven een bepaald maximum niet gelukkiger maken. Geluk hangt ook samen met wat ik ‘kanskracht’ noem, oftewel de mate waarin mensen regie over hun leven ervaren, bijvoorbeeld door toegang tot de woon-, gezondheids-, onderwijs- en arbeidsmarkt. Groei geeft budgettaire ruimte om in ‘kanskracht’ te investeren.’

Hoe ziet groene groei er volgens u uit? Welke groene paden kunnen we bewandelen?

‘Eigenlijk had ik liever de volgende titel voor mijn boek gehad: Stabiele, structurele, op internationale handel gebaseerde, toekomstgerichte, binnen de planetaire grenzen blijvende groei. Maar dat was te lang. In het boek schets ik wel de vijf paden waarlangs die betere groei tot stand kan komen.

Het bbp blijft wat mij betreft de indicator om groei te meten, alleen gaan we daarin ook externe effecten meenemen door die te beprijzen, een koolstof- en stikstofbelasting bijvoorbeeld. Je kan op een creatieve manier ook vrijwilligerswerk of mantelzorg beprijzen. Niet met een basisinkomen, want dan ontvangen ook mensen die het niet nodig hebben dat inkomen en dat wordt te kostbaar, maar met een negatieve inkomstenbelasting. Dan gaan mensen pas boven een bepaald inkomen belasting betalen en onder die grens ontvangen ze geld (inkomen) van de overheid. Op die manier bestrijd je armoede en maak je het mogelijk dat mensen ‘betaald’ vrijwilligerswerk doen.

Ik geloof niet zozeer in begrippen als SDG-indicatoren of brede welvaartsbegrippen als alternatief voor het bbp, maar wel als aanvulling op het ‘breder beprijsde’ bbp. Dergelijke alternatieven geven vaak dashboards van wel tientallen indicatoren en subindicatoren, die enerzijds lastig zijn op te tellen tot een welvaartsmaat en die anderzijds politici de ruimte geven om aan ‘cherry picking’ te doen, waardoor dergelijke maatstaven te weinig disciplineren.

 

Zonder groei kunnen kwetsbare huishoudens het gevoel hebben dat alleen zij de energie­ transitie en de vergroening van de economie moeten betalen.

 

Mag ik er kort nog twee paden uitlichten? Ten eerste stabiele groei: mensen houden niet van volatiele groei. De Nederlandse economie is internationaal gezien erg volatiel, onder andere door hoe we de huizenmarkt en pensioenen hebben geregeld. Het goede nieuws is dat we die volatiliteit ook zelf kunnen verminderen. Hoe? Dat beschrijf ik in het boek. Dan structurele groei, waarmee ik de lange termijn bedoel en dus niet conjuncturele groei.

Economie is eigenlijk heel eenvoudig. Als het gaat om structurele groei, zijn er maar twee knoppen om aan te draaien: arbeidsaanbod en arbeidsproductiviteit. Het eerste kan gezien de vergrijzing alleen opgelost worden met gerichte arbeidsmigratie en dat ligt politiek lastig. Alle ballen moeten dus gericht worden op productiviteitsgroei, ook omdat, zoals ik al aangaf, de dienstensector relatief en absoluut blijft groeien en deze last heeft van de ziekte van Baumol.’

Wat vindt u van de onder bepaalde groepen populaire alternatieven zoals Doughnut Economics van Kate Raworth en ‘Less is more’ van Jason Hickel, die zich veelvuldig bedienen van termen als ‘ontgroeien’, ‘consuminderen’ en ‘dekolonisatie’?

‘Ik ben onlangs uitgenodigd voor een hoorzitting in de Tweede Kamer met Jason Hickel. Mijn grote bezwaar tegen theorieën als die van Raworth en Hickel is dat zij veronachtzamen dat groei nodig is om verduurzaming mogelijk te maken voor armere mensen en landen. Zonder groei is er geen draagvlak voor de transities die nodig zijn. Ik ben het wel met ze eens dat de rijke landen het voortouw moeten nemen. Die hebben de grootste verantwoordelijkheid gezien wat ze in het verleden hebben bijgedragen aan vervuiling.

In een transitie kun je niet in een keer van grijs naar groen. Je kunt mobiliteit in een keer groen willen maken of erkennen dat het in stappen gaat: eerst met elektrische auto’s en daarna met nieuwe middelen waar we nu nog geen weet van hebben. Want – en dat is een belangrijk punt – we hebben nog nooit echt serieus een vergroeningsbeleid gevoerd, dus weten we niet welke duurzame innovaties er zullen komen als we dat beleid wel gaan voeren.

 

Zolang we publieke diensten als onderwijs, defensie, zorg en rechtspraak uit collectieve middelen betalen, is economische groei nodig.

 

Raworth en Hickel zijn ook voorstanders van een basisinkomen, goed onderwijs en toegankelijke zorg. Maar hoe ze dat gaan betalen zonder groei, is mij niet duidelijk. Zij zien economische groei als een ‘geloof ’ van het in hun ogen vermaledijde kapitalistische systeem. Maar dan geldt volgens mij ook het tegenovergestelde: tegen groei zijn is dan net zo goed een geloof. Eigenlijk schuiven degrowth-aanhangers groene groei louter terzijde vanwege het woord ‘groei’.’

Sommige klimaatactivisten stellen dat het al veel te laat is en gaan over tot activisme of zelfs tot cancelen en het tijdelijk buiten werking (willen) stellen van de democratie. Wat vindt u hiervan?

‘Dit gaat terug naar de eerdere discussie over vertrouwen. Mensen hebben hun vertrouwen in het probleemoplossend vermogen van de politiek opgegeven en zien geen andere uitweg meer dan hun toevlucht te nemen tot bijvoorbeeld activisme. Sommigen denken dat een ander systeem nodig is en dat zelfs democratie niet zou werken. Daar heb ik moeite mee. Democratie mag dan niet feilloos zijn, maar er is geen beter systeem.

Ik heb het vertrouwen in het huidige systeem niet verloren, maar er moet nu wél fors bijgestuurd worden. Er zijn nog zo veel ontwikkelmogelijkheden in ons kapitalistisch systeem. Zo kunnen banken directer sturen door bijvoorbeeld met hun kredietopslag bij leningen aan bedrijven veel meer rekening te houden met klimaatrisico’s. Ook andere bedrijven kunnen en moeten meer met hun interne beprijzing aan de slag, óók als de overheid niet daadkrachtiger wordt met bijvoorbeeld heffingen op broeikasgassen en stikstof, of op het suiker-, vet- en zoutgehalte in voedsel.

Als beprijzing niet kan, moet de overheid kiezen voor normering en toezicht op de naleving daarvan. Een voorbeeld is de Ecodesign-richtlijn die verplicht dat al bij het ontwerpen van producten rekening wordt gehouden met de milieu-impact en circulariteit.

 

Groei geeft budgettaire ruimte om in ‘kanskracht’ te investeren.

 

Tot slot kan de overheid transparantie-eisen opleggen aan rapportages, zoals dat nu vanuit de EU vereist wordt voor grote bedrijven. Bovenal hebben we groen leiderschap nodig, van zowel CEO’s als politici. Er gebeurt gelukkig steeds meer. De EU neemt moedige beslissingen op het gebied van duurzaamheid. Veel nationale parlementen zijn helaas nog niet zo moedig.

Tegen degenen die een ander systeem, noem het postof degrowth, willen afdwingen, zeg ik: een nieuw systeem hebben we niet van vandaag op morgen gecreëerd. Systeemveranderingen kosten tijd. Veel tijd. Terwijl de tijd dringt.’

Heeft u nog maatschappelijke, politieke of persoonlijke missies of ambities?

‘Ik hou ervan om veel verschillende dingen te doen, maar wel met één focus: toegepaste economie, dus wetenschappelijke inzichten toepassen in allerhande situaties, van arbeids- tot zorgmarkten, in private en publieke sectoren en bij thema’s van verduurzaming tot vergrijzing. Ik ben een veelvraat als het om economie gaat.

Doordat ik veel nevenfuncties heb, kan ik de economische inzichten vanuit verschillende perspectieven belichten, waarbij ik de inzichten van het ene thema kan meenemen in het andere. Het is een ware kruisbestuiving, een rijk leven. Ik heb nu geen ambitie om politicus te worden. Ik zit niet te wachten op wat politici allemaal over zich heen krijgen. Ik wil liever als econoom een bijdrage leveren aan beter beleid, aan groenere bedrijven en aan het maatschappelijke debat. Daar is mijn boek een middel voor.

Het doel van het boek was de twee tegengestelde kampen in het klimaat- en milieudebat bij elkaar te brengen. De polarisatie in de wereld, ook in Nederland, is sinds corona sterk toegenomen. Ik wil graag met toegankelijke economische inzichten bijdragen om kloven te overbruggen. Nu neem ik na mijn vertrek bij Rabobank even de tijd om uit te vinden wat ik zou willen doen. Ik ga een lange wandeling maken. Dan kom ik vast tot allerlei inzichten, al is het maar omdat de linker- en rechterhersenhelft dan lekker in balans komen.’

 

Barbara Baarsma

Barbara Baarsma is Hoogleraar Toegepaste Economie aan de Universiteit van Amsterdam. Ook is zij Voorzitter van de Bankraad van DNB en Lid van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap. Van april 2012 tot juli 2019 was zij Kroonlid bij de Sociaal Economische Raad. Tot maart 2023 was Baarsma CEO van Rabo Carbon Bank. Daarvoor was zij Directievoorzitter van Rabobank Amsterdam en Directeur Kennisontwikkeling/ RaboResearch. Voor haar overstap naar Rabobank was zij Directeur van SEO Economisch Onderzoek en vervulde zij verschillende toezichthoudende functies.

Bijlagen