Harry Geels: Zeven principes voor een betere liberale samenleving

Harry Geels: Zeven principes voor een betere liberale samenleving

Politics
Harry Geels

Door Harry Geels

De politiek filosoof Francis Fukuyama schreef vorig jaar het boek ‘Liberalism and its discontents’. In het laatste hoofdstuk komt hij met diverse principes aan de hand waarvan men een betere, liberale samenleving kan bouwen. Het laatste principe omvat een onverwachte en bijzondere symbiose tussen de voor- en tegenstanders van het neoliberalisme.

Het liberalisme, een politieke stroming gebaseerd op menselijke vooruitgang en op individuele keuzevrijheid van niet alleen producten en diensten, maar ook van morele principes, is de laatste twintig jaar onder druk komen te staan van zowel progressief links als conservatief rechts. De Amerikaans politiek filosoof en Hoogleraar Politieke Wetenschappen aan Stanford University, Francis Fukuyama, schreef daar vorig jaar een boeiend, voor sommigen wellicht ietwat doorwrocht boek over. De titel ‘Liberalism and its discontents’ is in het Nederlands vertaald als ‘Het liberalisme en zijn schaduwkant’.

Fukuyama begint zijn boek met een definitie en een stukje geschiedenis. Het liberalisme ontstond in de 17de eeuw als een tegenhanger en mogelijke oplossing voor het Europa dat destijds geteisterd werd door religieuze conflicten. De populariteit van het liberalisme heeft door de eeuwen heen zijn gebruikelijke ‘ups and downs’ gekend, waarbij het steeds door andere ideologieën, zoals het communisme en het nationalisme, werd aangevallen. Steeds overleefde het liberalisme. De laatste bloeiperiode ontstond begin jaren tachtig onder de noemer neoliberalisme (of Reagonomics).

Liberalisme staat opnieuw onder grote druk

Nadat het neoliberalisme in de jaren tachtig en negentig veel economische voorspoed bracht voor de meeste mensen in de westerse maatschappijen, kwam het na de eeuwwisseling opnieuw onder druk te staan. Het is om twee redenen nodig om met een betere versie van het liberalisme te komen. Ten eerste zijn veel liberale landen vastgelopen en gepolariseerd en hebben ze de neiging minder democratisch te worden, waardoor ze de burgers langzaam hun vrijheid ontnemen. Grote problemen als ongelijkheid en de opwarming van de aarde lijken moeilijk opgelost te kunnen worden.

Ten tweede, hoewel klassiek liberalisme gezien kan worden als een warm bad of een broedplaats van diversiteit, hebben zowel populistisch rechts als progressief links problemen met het accepteren van de werkelijke diversiteit die in de liberale samenlevingen bestaat. Rechts vreest de snel veranderende demografische samenstelling van hun landen en het verval van christelijke waarden. En bepaalde delen van de conservatieve maatschappij willen vluchten in eigen gemeenschappen en parallelle maatschappijen.

Progressief links heeft problemen met het accepteren van de werkelijke diversiteit in de maatschappij. Sociale verschillen met betrekking tot ras, etniciteit, geslacht en seksuele geaardheid worden wél omarmd, maar links heeft moeite om politieke diversiteit op basis van libertarische (zo min mogelijk regels) en religieuze opvattingen te aanvaarden. Vooral als deze religieuze opvattingen worden aangehangen door conservatieve christenen, die zich ook nog eens onrechtmatig zouden vastklampen aan oude privileges.

Een nieuw soort liberalisme

Het nobele doel van Fukuyama is een aanzet te geven voor een nieuw soort liberalisme, dat conservatief rechts in staat zou moeten stellen om de veranderende maatschappelijke samenstelling te omarmen, en links zou moeten accepteren dat waarschijnlijk een meerderheid van de mensen andere waarden heeft en dat rechts-conservatieven de linkse agenda niet willen onderschrijven. Fukuyama komt met zeven principes, waarvan de laatste een verbluffende symbiose kan bieden tussen rechts-conservatief en links-progressief.

Dat denkt hij te bereiken met de volgende 7 principes:

  1. De erkenning van een noodzakelijke overheid – om problemen met bijvoorbeeld het kapitalisme te ondervangen en waarvan de macht wordt ingeperkt door de onafhankelijke rechtsstaat. Het gaat daarbij niet om de grootte van de overheid, maar om de kwaliteit ervan. De moderne staat is onpersoonlijk, wat betekent dat deze streeft naar een relatie met burgers op een gelijke en uniforme basis en niet wordt gevormd op basis van persoonlijke, politieke, zakelijke of familiebanden met politici die op een bepaald moment de macht hebben.
  2. Een gelijkere verdeling van de economische groei die het liberalisme met zich meebrengt. Niet om gelijkheid op zich te bereiken, maar vooral omdat (te grote) ongelijkheid kan leiden tot het uitvallen van vraag en dus een terugval van economische groei en tot weerstand tegen het systeem, met polarisatie als gevolg.
  3. Het overdragen van macht naar de laagste bestuursniveaus, ook wel bekend als devolutie. Het eventueel omarmen van federalisme – wat de VS al heeft gedaan en waar de EU mee bezig is, betekent dus tegelijkertijd devolutie naar lagere bestuursniveaus. Democratisch zelfbestuur moet voorrang krijgen op uniformiteit in de toepassing, hoe wenselijk uniformiteit ook is.
  4. De bescherming van de vrijheid van meningsuiting, met het juiste begrip van waar de grenzen van meningsuiting liggen. Zowel overheden als de private sectoren houden zich met vrijheid van meningsvorming bezig. Het gaat om het herstel van een delicate balans, van het vermijden van directe overheidsregulering en tegelijkertijd het voorkomen van grote accumulaties van private macht, bijvoorbeeld door sterke antitrust- en concurrentiewetten en het verbeteren van de kwaliteit van de informatie die verspreid wordt (bijvoorbeeld door gebruik te maken van gevestigde technieken die al jaren gebruikt worden in de rechtbank, de professionele journalistiek en de wetenschap). Liberale samenlevingen moeten verder een stevige ‘zone van privacy’ respecteren.
  5. De voortzetting van het primaat van individuele rechten boven de rechten van identiteitsgroepen (hoewel mensen vrijwillig lid kunnen worden van specifieke groepen). Fukuyama is geen voorstander van de in linkse kringen populaire identiteitspolitiek, waarbij de rechten van groepen met vermeende gemeenschappelijke karakteristieken, zoals ras, religie en geslacht, soms zelfs belangrijker worden gevonden dan nationale identiteiten. Groepserkenning dreigt namelijk groepsverschillen niet te herstellen maar te verharden. Ook het ontwikkelen van een persoonlijke moraal en ontplooiing komt dan onder druk te staan.
  6. De erkenning dat de menselijke autonomie niet onbeperkt is. Hoewel autonomie een liberale basiswaarde is, is het niet het enige menselijke goed dat automatisch alle andere visies op een goed leven overtroeft. Er zijn genoeg mensen die graag hun eigen keuzevrijheid inperken door religieuze en morele kaders te accepteren die hen verbinden met andere mensen, of door overgeërfde culturele tradities na te leven, en dat is prima. Liberale samenlevingen moeten voorrang geven aan burgerzin, tolerantie, ruimdenkendheid en actieve betrokkenheid bij publieke zaken, als ze willen samengroeien. Ze moeten ook innovatie, ondernemerschap en het nemen van risico’s waarderen, als ze willen floreren.
  7. Dan de klap op de vuurpijl: Fukuyama stelt het herstel van een praktijk van de oude Griekse filosofie voor, zonder de specifieke stroming te benoemen. Maar omdat hij het bijvoorbeeld heeft over de praktijk van matiging, als een kunstmatige beperking van het innerlijke zelf, doelt hij waarschijnlijk op het stoïcisme. Vervulling komt niet van maximalisatie van consumptie, maar van de aanvaarding van grenzen. Het herwinnen van een gevoel van gematigdheid, zowel individueel als gemeenschappelijk, is daarom de sleutel tot de heropleving – ja zelfs het overleven – van het liberalisme zelf!

Tot besluit

Fukuyama’s boek past in een reeks van vele andere boeken die aansturen op een systeemverandering, omdat het huidige systeem – of we het nu een oligarchie of corporate socialisme noemen – voor de meesten niet meer werkt. Hij maakt daarbij subtiel en goed duidelijk hoe kapitalisme, democratie en (neo)liberalisme zich tot elkaar verhouden. In diverse andere boeken over systeemverandering wordt nog weleens het kapitalisme aangevallen, terwijl ze – als je ze goed leest – eerder problemen hebben met de neoliberale principes. Daarover een andere keer meer.

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels