LGIM: Centraal-Europa - eerst het zuur, dan het zoet

LGIM: Centraal-Europa - eerst het zuur, dan het zoet

Outlook Europe
Europa kaart.jpg

Op de korte termijn krijgen de drie Centraal-Europese economieën van Polen, Hongarije en Tsjechië zware klappen te verduren. Maar uiteindelijk gloort er hoop aan de horizon voor deze regio. De drie landen kunnen namelijk sterk profiteren van de wederopbouw van Oekraïne en ook het vrijkomen van EU-geld zal hen een economische duw in de rug geven. Dat stelt econoom Matthew Rodger van vermogensbeheerder LGIM.

De vooruitzichten voor geheel Europa zijn somber. Ontwrichting door het oorlogsgeweld in Oekraïne, stijgende voedsel- en energieprijzen en een verkrappend monetair beleid zetten Europa op koers naar een recessie in 2023.

Die sombere vooruitzichten gelden ook voor de drie Centraal-Europese landen die wel bekend staan onder de naam CE3 - Tsjechië, Hongarije en Polen. Zij zijn in hun toeleveringsketens sterk verweven met de Duitse industrie en voor hun energie grotendeels afhankelijk van Russisch gas. Hun economie leunt zwaar op gas-intensieve industrieën, met name chemie en levensmiddelen en dit maakt hen kwetsbaar voor het dichtdraaien van de Russische gaskraan. Daar komt bij dat hun export in hoge mate afhankelijk is van de Europese economie en met name Duitsland, zodat zij ook sterk geraakt worden als de consumentenbestedingen elders in Europa dalen.

Politiek houdt hand op de knip

Een andere belemmerende factor: de renteverhogingen door de centrale banken. In reactie op de monetaire verkrapping zijn de Centraal-Europese landen geneigd hun begrotingsbeleid te verscherpen en dus hun overheidsuitgaven te verlagen. Hongarije en Tsjechië hebben subsidies op de elektriciteitsprijzen voor huishoudens en de belastingverlagingen – ingevoerd met het oog op verkiezingen – al teruggedraaid. Polen heeft zijn begrotingsbeleid weliswaar versoepeld in de aanloop naar de verkiezingen van volgend jaar, maar zal dat waarschijnlijk ook weer intrekken zodra deze verkiezingen achter de rug zijn.

De vooruitzichten voor de korte termijn zijn dus slecht. Maar de verwachtingen voor de lange termijn blijven gunstig. Het naar elkaar toegroeien van de West- en Oost-Europese economieën, de zogeheten convergentie, is nog niet voltooid en blijft Oost-Europese groei bevorderen. De overdracht van kennis en vaardigheden van west naar oost gaat door, waardoor de productiviteit ondanks de recente turbulentie zal toenemen.

Regionale investeringen en groene energie

Bovendien, stelt LGIM, zal de oorlog in Oekraïne de regionale investeringen versnellen. Tegen de achtergrond van de geopolitieke spanningen zullen immers meer Europese bedrijven hun productie relatief dicht bij huis laten plaatsvinden, in Oost-Europa. En nieuwe investeringen in groene energie, om minder afhankelijk te zijn van Russisch gas, doen eveneens een duit in het zakje. Verder verwacht LGIM dat Polen en Hongarije hun conflict met Brussel over de rechtstaat in 2024 zullen hebben bijgelegd. Dat betekent dat zij toegang zullen hebben tot EU-gelden.

Het conflict tussen Oekraïne en Rusland houdt intussen deze concurrenten van de drie Centraal-Europese landen op een zijspoor. De belangrijke concurrent Turkije is verwikkeld in een inflatiespiraal en staat hierdoor ook grotendeels buitenspel. Elke poging om Oekraïne na de oorlog weer op te bouwen zal moeten worden georganiseerd en bevoorraad via de CE3-landen, met name Polen.

Dat alles rechtvaardigt positieve verwachtingen voor de langere termijn. Uit beleggingsoogpunt blijft LGIM op korte termijn alert op zwakheden in valuta, en de aandelen- en kredietmarkt van Tsjechië, Polen en Hongarije. Maar gezien de gunstige langetermijnverwachtingen denkt de vermogensbeheerder dat de drie landen de komende jaren aantrekkelijke rendementen kunnen bieden.