Impactmeting en risicomanagement bij investeringen (Ronde Tafel Natural Capital - deel 3)

Impactmeting en risicomanagement bij investeringen (Ronde Tafel Natural Capital - deel 3)

Grondstoffen Biodiversiteit

De impact van oplossingen op het gebied van natural capital is vaak moeilijk in geld uit te drukken. Toch is het meten van impact essentieel, alsook risicomanagement. In deel 3 van de Ronde Tafel ‘Natural Capital’ stonden de deelnemers stil bij de materialiteit en risico’s van investeringen in de natuur.

Door Hans Amesz

Dit is deel 3 van het verslag. Deel 1 lees je hier en deel 2 lees je hier.

 

Voorzitter

Sanne van Gorp, PGGM

 

Deelnemers

Céline Claudon, IWC (meerderheidsbezit van BNP Paribas Asset Management)

Jérôme Dulong, AXA IM Alts

Sébastien Duquet, Mirova (onderdeel van Natixis Investment Managers)

Arnold Gast, Morningstar Sustainalytics

Ralf Kooken, a.s.r. real assets investment partners

Mark de Nooij, MN

 

Hoe beoordelen jullie de materialiteit van jullie interventies, zowel voor nature-based solutions als voor het vooraf onderkennen van bestaande risico’s, en hoe pakken jullie die risico’s aan?

Duquet: ‘Bij ons is het vrij specifiek. Elk fonds heeft eigen metrics en een eigen aanpak om pre- en postinvesteringsimpact te meten. Die verschillen voor bijvoorbeeld onze sustainable ocean-, duurzame landbouw-, carbon credit- of energietransitiestrategie. Elke investering heeft zijn eigen karakteristieken. We kijken altijd naar de situatie vóór de investering en vergelijken die met de situatie erna. En dan stellen we specifieke meetindicatoren op, afgestemd op elke sector. Neem bijvoorbeeld een investering in de energietransitie, zoals zonne-energiesystemen voor kleinschalige boeren. Dan meten we hoeveel CO2-uitstoot wordt vermeden. Eerst berekenen we hoeveel uitstoot er was met de traditionele middelen (zoals kerosinelampen) en daarna wat de uitstoot is na de installatie van zonnepanelen. Daarbij houden we ook rekening met de nationale klimaatdoelen, de zogenoemde NDC’s, en hoe die zich ontwikkelen. Want wat nu geldt, kan over acht jaar weer anders zijn, afhankelijk van de energiemix van een land. Voor biodiversiteit doen we iets vergelijkbaars. Bijvoorbeeld: hoeveel hectare land is hersteld? Of hoeveel hectare wordt duurzaam beheerd voor landbouw? Dat controleren we met zowel satellieten als terreinbezoeken. Onze agrarische en impactteams gaan vóór de investering ter plekke alles inspecteren, en monitoren het tijdens de hele looptijd van de investering. Vooral bij duurzame landbouw en koolstofinvesteerders projecten is het cruciaal dat lokale gemeenschappen erbij betrokken zijn en blijven. Langdurige betrokkenheid lukt alleen als de lokale gemeenschappen ervan profiteren met extra inkomen, verbeterde landbouwmethoden, noem maar op. Om zeker te zijn van de kwaliteit van onze data werken we samen met externe controleurs, bijvoorbeeld het bedrijf I Care. Zij controleren onze methodologieën en de cijfers die we rapporteren, zoals de vermeden of vastgelegde CO2-uitstoot. Soms moeten we aannames doen en dan willen we zeker weten dat die standhouden bij een audit. We doen ons best om hoge kwaliteit na te streven, maar erkennen ook dat anderen daar anders over kunnen denken. Dat betekent dat we open en pragmatisch blijven en onze methodologieën regelmatig herzien. De cijfers kunnen zelfs tijdens de looptijd van een fonds veranderen. Dat komt doordat de wereld verandert, wat gepaard gaat met nieuwe inzichten, nieuwe rapportagemethoden, betere data. We leren voortdurend bij. We moeten transparant zijn, openstaan voor kritiek en bereid zijn om audits te ondergaan.’

Gast: ‘Dat is ook onze uitdaging. We willen methodologieën het liefst consistent houden in de tijd, maar de wereld verandert. Wij krijgen betere inzichten, betere rapportages en moeten dat verwerken. Dat is lastig, want investeerders willen juist consistentie. Dus moeten we soms vasthouden aan oude rapportages, terwijl we de nieuwe er ook bij moeten doen. Dat maakt het onderzoekswerk steeds omvangrijker.’

De Nooij: ‘Zelfs als je alles goed probeert te doen, ziet de data er soms gewoon niet zo mooi uit. Om een voorbeeld te noemen: als wij een stuk land bijkopen met een oud bos erop, zit daar veel CO2 in opgeslagen. Maar om er een gezond, ecologisch waardevol bos van te maken, moeten eerst bomen gekapt worden. Daardoor daalt het CO2-niveau tijdelijk, en dan denken velen: wat zijn jullie aan het doen? Maar dat is dus een langetermijnstrategie. Er is meer dan een enkel getal, het draait niet alleen om de hoeveelheid CO2. Er zit een verhaal achter en dat is precies het punt. Boseigenaren slaan CO2 op in hout dat uiteindelijk wordt gebruikt voor woningbouw. Dan is de vraag wie die CO2-opslag mag claimen. De eigenaren van het bos waar het hout uitkomt, of de persoon die het stuk hout heeft gekocht en het nu in zijn huis gebruikt? Die ‘dubbele boekhouding’ is ongelooflijk lastig.’

Dulong: ‘Het draait om onze beoordelingscriteria, onze ‘underwriting’. We moeten conservatief zijn in onze aanpak, omdat kennis, data en methodologieën voortdurend veranderen. Niemand weet wat er over een paar decennia gaat gebeuren. Idealiter monitor je elke boom, hoe die groeit, hoe lang het hout in een constructie blijft, enzovoort. Helaas kunnen we dat nog niet, dus moeten we zo eerlijk mogelijke inschattingen maken en daar transparant over zijn naar alle stakeholders.’

Investeringen in natural capital gaan vaak gepaard met unieke risico’s, zoals veranderingen in regelgeving of klimaatvolatiliteit. Hoe pak je risicobeheer aan en behaal je toch concurrerende rendementen?

Kooken: ‘Brede spreiding in de portefeuille over gewastypen, sectoren, afzetmarkten, enzovoort, is essentieel. Veel risico’s kun je deels inschatten op basis van historische data. Door historische gegevens te combineren met toekomstscenario’s, kun je risico’s beter managen. Klimaatverandering zit echter nog te weinig in historische data, terwijl het de teelt, groeiomstandigheden en het landschap sterk gaat veranderen. Een groot deel van de sector richt zich op permanente gewassen, en in dat opzicht is Californië van belang. Daar zijn in het verleden hoge rendementen gehaald met onder andere amandel- en pistacheplantages. Maar er is in die regio te veel water opgepompt, meer dan er jaarlijks wordt aangevuld. In 2014 heeft Californië daarop gereageerd met de invoering van de Sustainable Groundwater Management Act. Daardoor zijn er nu vrij veel plantages met zwakke of zelfs geen waterrechten, wat de waarde van die objecten sterk heeft aangetast. Het is dus cruciaal om naar toekomstige klimaatrisico’s te kijken. Wij gebruiken verschillende methoden om dat te doen. Samen met een partner kijken we naar de klimaatrisico’s en de adaptiemogelijkheden op omgevings- en objectniveau over verschillende tijdsperioden. Zo krijgen we beter inzicht in de risico’s en kansen van een bos- of landbouwproject op de lange termijn.’

Claudon: ‘Bij het managen van risico’s, specifiek voor natural capital, is diversificatie essentieel, niet alleen qua geografie, maar ook qua soorten, markten en eindproducten. Due diligence is heel belangrijk. Zelfs binnen één regio kan de kwaliteit van assets sterk verschillen. Je kiest het beste stuk grond dat bij jouw strategie past, afhankelijk van of je meer op rendement, risico of impact stuurt. Voor ons, met echte fysieke assets, zijn natuurrisico’s belangrijk. Als we keken naar schade door orkanen, bosbranden, insectenplagen, ziektes, droogte, overstromingen, ijzelstormen enzovoort, zagen we op een portefeuille van veertien miljard dollar over acht jaar gemiddeld minder dan 0,2% verlies per jaar. Dat is relatief beperkt, maar op één specifieke asset kan de impact natuurlijk aanzienlijk zijn. Daarom is verzekering belangrijk, al kun je die niet overal en altijd afsluiten. Daarnaast doen we altijd een klimaatrisico- en kansenanalyse per asset. Dan is het een kwestie van actief beheer, waarbij je je aanpast aan veranderende omstandigheden.’

Hoe werk je samen met andere organisaties of overheden om de impact van je natural capitalinvesteringen te vergroten? Kunnen jullie voorbeelden geven van succesvolle samenwerkingen?

De Nooij: ‘Wij werken aan conservation easement-projecten, samen met bosdiensten en andere overheidsinstanties in de Verenigde Staten. Die zijn zeer waardevol voor onze investeerders, voor de biodiversiteit, voor het klimaat en voor de Verenigde Staten zelf.’

Duquet: ‘Wij proberen in al onze sectoren actief coalities en partnerschappen op te bouwen. In de bosbouw hebben we onlangs een samenwerking aangekondigd met FSC, de Forest Stewardship Council. Wij stimuleren al onze deelnemingen zich te laten certificeren, bijvoorbeeld via Rainforest Alliance. Dat is belangrijk, want het toont dat een partij is gegroeid in duurzaamheid. Het helpt ook om externe verificatie te hebben: wordt er echt duurzaam gewerkt, of lijkt dat alleen maar zo? Bovendien kan certificering extra inkomsten genereren, bijvoorbeeld voor kleine boeren die gecertificeerde cacao of koffie telen. Voor FSC-gecertificeerd hout geldt hetzelfde. Daarnaast werken we samen met databureaus om onze analyses en impactmetingen te versterken. We hebben meerdere van dat soort partnerschappen gesloten om onze visie op impact verder onderbouwd te krijgen. Ten derde zijn we actief betrokken bij coalities en brancheorganisaties, bijvoorbeeld bij de TNFD, de Taskforce on Nature-related Financial Disclosures. We maken al vele jaren deel uit van een werkgroep binnen de TNFD en leveren daar actief inhoudelijke bijdragen.’

Dulong: ‘Wat betreft bosbouw: certificering is cruciaal. Al onze bossen zijn gecertificeerd volgens FSC of PEFC, en we streven ernaar om dubbele certificering te blijven behalen. Op die manier dekken we zowel biodiversiteit, koolstofopslag als duurzaam beheer volledig af. Bosbeheer bestaat uit meerdere lagen. Je hebt de eindbeleggers, wijzelf als investeringsmanager, en de bosbeheerder ter plaatse. Daarbovenop werk je vaak samen met lokale partijen en NGO’s. Als je al die lagen weet te activeren en op één lijn krijgt, ontstaat een krachtig ecosysteem. Door samenwerking te stimuleren gaat iedereen beter presteren. In Finland hebben we een project waar we samenwerken met een papierproducent. We verbeteren daar het bosbeheer, zorgen dat al het papier FSC-gecertificeerd is, en dat alles wat in het bos gebeurt ook echt aan de standaard en onze interne eisen voldoet. De fabrieken van de papierproducent zijn dusdanig ingericht dat ze alles uit het bos gebruiken, en dat zo dicht mogelijk bij de bron, dus minimaal transport. In opkomende markten werken we, zoals ik al eerder vertelde, samen met lokale gemeenschappen, NGO’s en overheden. We richten ons met name op opbrengstverdeling en -voordeel voor de lokale bevolking. Samen met NGO’s hebben we bijvoorbeeld vrouwenklinieken opgezet in de gemeenschappen zelf. Door samen te werken met lokale gemeenschappen, de overheid en NGO’s die financiering en coördinatie bieden, brengen we het hele ecosysteem bij elkaar. Dat levert niet alleen sociale impact op, maar ook financiële voordelen voor het project. Tot slot wil ik nog een voorbeeld noemen van hoe we investeren in de hele waardeketen. We hebben een belang genomen in een bedrijf, Chloris Geospatial, dat zich bezighoudt met het verzamelen van natuurgegevens via satellietbeelden. Zij meten onder andere de biomassa voorafgaand aan onze investering, tijdens het project en na afloop. Zo kunnen we nauwkeurig vaststellen hoeveel CO2 er daadwerkelijk is vastgelegd door groei van bomen. We kunnen ook ‘leakage’ opsporen, bijvoorbeeld ontbossing in de directe omgeving. En we kunnen beoordelen of er sprake is van echte additionaliteit, dus of het project iets oplevert dat anders niet was gebeurd. Door die aanpak kunnen we waarde creëren via de kwaliteit van de CO2-credits, via ecosystemen die geleverd worden en via mogelijke vervolginvesteringen. Doordat we aandeelhouder zijn in de projectontwikkelaar, meefinancieren in het project en betrokken zijn bij de landverwerving, kunnen we langs de hele waardeketen waarde ontsluiten.’

Willen jullie tot slot nog iets kwijt?

Dulong: ‘In de huidige volatiele macroeconomische omgeving met betrekking tot het overheidsbeleid is het een geruststellend teken dat kapitaal uit de private sector de goede kant opgaat. Laten we dus positief blijven en geloven dat we de komende twintig à dertig jaar de juiste beslissingen zullen nemen met een nog langere positieve impact.’

Kooken: ‘Wat we niet hebben aangestipt, is het toenemende gebruik van engineered wood products zoals kruislaaghout (CLT) en gelamineerd hout (glulam) in bouwprojecten als vervanger van beton en staal. Dat hout slaat CO2 op en wordt toegepast in gebouwen, waar die CO2 dan lang opgeslagen blijft. Tegelijkertijd voorkom je de productie van staal en beton, die erg vervuilend is. Ik zie dit steeds vaker in de Verenigde Staten. Maar ook in Nederland ontstaan meer projecten waarin dit wordt toegepast. Dat is, zowel vanuit een duurzaam als vanuit een financieel perspectief, een veelbelovende trend.’

Duquet: ‘De klimaatverandering heeft grote impact op de natuur, maar daar bestaan oplossingen voor. Doordat de effecten van klimaatverandering nu steeds zichtbaarder worden, denk ik dat we sneller in beweging zullen komen. We begrijpen ook steeds beter wat natuurlijke systemen waard zijn. Als we die waarde kunnen vastleggen – via CO2-credits, bescherming, enzovoort – dan verandert het hele paradigma van financieel investeren.’

Gast: ‘Het is fantastisch om te zien dat private investeringen met positieve impact op natural capital zo ver ontwikkeld zijn. Deze investeringen beslaan echter slechts een beperkt gedeelte van beleggingsportefeuilles. In de wetenschap dat onze natuur zich snel kan herstellen, moeten we ook de negatieve impact van beursgenoteerde bedrijven blijven verminderen.’

Claudon: ‘Er zijn verschillende zaken die in ons voordeel werken. Ten eerste de investeringsbereidheid. Steeds meer mensen zijn zich ervan bewust dat natural capitalinvesteringen bijdragen aan het oplossen van de crises van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies. Ten tweede de inkomstenkant. Er ontstaan nieuwe inkomstenstromen en aantrekkelijke rendementen. Ten derde de technologie. AI, remote sensing en blockchain zijn enorme stappen vooruit voor onze sector. En tot slot regelgeving. Er komt steeds meer regelgevend kader dat de asset class natural capital ondersteunt.’
 

IN HET KORT

Natural capital omvat de natuurlijke hulpbronnen en ecosysteemdiensten die de aarde levert en die essentieel zijn voor ons leven en welzijn, zoals bossen, water, bodem, lucht en grondstoffen.

De asset class is in de institutionele wereld nog relatief nieuw. Er is sprake van groei, onder meer door duurzaamheidsoverwegingen en de lage correlatie met traditionele assets.

Natural capital is een stabiele factor in de beleggingsportefeuille. De relatief hoge rendementen en lage risico’s dragen bij aan een hoge Sharpe-ratio.

Beleggers moeten echt voor de lange termijn in natural capital gaan.

De impact van oplossingen op het gebied van natural capital is vaak moeilijk in geld uit te drukken.

Steeds meer beleggers zijn zich ervan bewust dat investeringen in natural capital bijdragen aan het oplossen van bijvoorbeeld klimaatverandering.

 

Sanne van Gorp

Sanne van Gorp werkt als Beleggingsstrateeg bij de strategieafdeling van PGGM. In haar rol adviseert ze PFZW over het duurzaam beleggingsbeleid van het fonds, steunend op haar academische achtergrond in zowel finance als duurzaamheid. Ze werkt aan de ontwikkeling van de nieuwe impactstrategie van PFZW en PGGM, waarbij actief gestuurd wordt op realworld impact.

  

Céline Claudon

Céline Claudon is Chief Commercial Officer bij International Woodland Company (IWC), specialist op het gebied van natural capital. Zij heeft 20 jaar ervaring met beleggen in natural capital, onder meer met het evalueren van portfolio managers voor de institutionele cliënten van IWC. BNP Paribas Asset Management heeft een meerderheidsbelang in IWC.

  

Jérôme Dulong

Jérôme Dulong is Head of Natural Capital Investments bij AXA IM Alts en houdt zich bezig met nature-based solutions en bosbouw. Hij is met name verantwoordelijk voor de inzet van het AXA IM Natural Capital Fund, dat is opgericht met een investering van $ 500 miljoen door AXA Group en dat wereldwijd investeert in natuurbehoud- en herstelprojecten.

  

Sébastien Duquet

Sébastien Duquet is hoofd van de afdeling DFI & Sovereign Business bij Mirova (onderdeel van Natixis Investment Managers). Hij ontwikkelt private fondsen voor ontwikkelingsfinancieringsinstellingen en stichtingen, met een focus op energietransitie en natural capital. Hiervoor was hij CIO bij Symbiotics. Duquet heeft ook leiding gegeven aan Oxus en PlaNIS. Hij is mede-oprichter van FinanCités en Planet Guarantee en heeft gewerkt bij Arthur Andersen en EY.

  

Arnold Gast

Arnold Gast trad in 2022 in dienst bij Morningstar Sustainalytics, waar hij momenteel leiding geeft aan het ESG Sector Researchteam. Dit team bestaat uit circa 90 onderzoeksanalisten die ESG-ratings op bedrijfsniveau geven waarbij risico’s, controverses en impact op klimaatverandering worden beoordeeld. Eerder werkte Gast onder meer bij Shell Pensioenbureau Nederland, ILX, ACTIAM en Delta Lloyd Asset Management.

  

Ralf Kooken

Ralf Kooken richt zich op wereldwijde infra- structuur- en natural capital-beleggingen waar a.s.r. real assets investment partners namens haar klanten in investeert. Hij ontwikkelt beleggingsstrategieën en zorgt voor de implementatie en het managen van deze beleggingen. Kooken heeft uitgebreide ervaring, zowel in Nederland als inter- nationaal, en is bedre-ven in het ontwikkelen van duurzame beleggingsstrategieën, het formuleren van net-zero-beleid en het uitvoeren van klimaatscenarioanalyses.

  

Mark de Nooij

Mark de Nooij heeft een opleidingsachtergrond variërend van Elektrotechniek aan de TU Delft tot Algemeen Management aan Nijenrode en begon zijn professionele reis als Engineer bij Wartsila, gevolgd door een overstap naar MN, waar hij aan de slag ging als Investment Strategist. Bij NZ-Funds in Nieuw- Zeeland bloeide hij op als Portfolio Manager. Sinds 2012 is hij terug bij MN.

  

Bijlagen