Helen Thompson: Stabiele energietransitie niet mogelijk zonder olie en gas

Helen Thompson: Stabiele energietransitie niet mogelijk zonder olie en gas

Energietransitie
Helen Thompson (foto archief Oxford University Press) 980x600.jpg

Een betrouwbaar energienetwerk is een noodzakelijke voorwaarde voor de energietransitie naar een wereld met duurzame energie. Olie en gas zullen daarom nog tijden van cruciaal belang blijven.
 
Door Joost van Mierlo

Dat is de boodschap van Helen Thompson, Hoogleraar Politieke Economie aan de Universiteit van Cambridge. Zij gelooft absoluut niet dat ontwikkelingslanden als Zuid-Afrika en Indonesië om kunnen schakelen van kolencentrales naar duurzame energie zonder de ‘veiligheidsklep’ van olie en vooral gas. Thompson: ‘Nog los van het prijskaartje dat aan een dergelijke transitie hangt, is het op zijn zachtst gezegd cynisch dat westerse landen hiervoor pleiten terwijl ze zelf wel een door olie en gas gegarandeerd energienetwerk hebben.’

Tijdens een recente lezing aan de London School of Economics, waar ze een promotieonderzoek schreef en waar ze regelmatig te gast is, ging Thompson in op de geopolitieke aspecten van het energievraagstuk. De veranderingen in vraag en aanbod rond het opwekken en distribueren van energie zijn in haar ogen de belangrijkste oorzaken van economische turbulenties.

Thompson: ‘Er wordt vandaag de dag vaak verwezen naar de kredietcrisis van 2008 als een breekpunt in de recente geschiedenis. Maar ik denk dat het jaar 2005 belangrijker was. Dat is het jaar waarin China meer CO2 begon uit te stoten dan de Verenigde Staten, waarin het in het Midden-Oosten misging met de Irak-crisis, waarin China een pijpleiding kreeg naar Rusland en waarin het contract werd getekend voor de nu zo problematische aanleg van de Nord Stream-pijpleiding tussen Rusland en Duitsland door de Oostzee.’

Thompson onderscheidt vier cruciale ontwikkelingen die de vraag en het aanbod van energie op dit moment bepalen: de groeiende vraag naar energie vanuit Azië – vooral vanuit China, de stagnerende olieproductie wereldwijd, het feit dat Rusland energie als een geopolitiek wapen is gaan beschouwen, en de problemen rond de energietransitie, met name rond de opslag van energie. In haar lezing lichtte ze deze ontwikkelingen toe.

‘Het wordt wel eens vergeten, maar tot 1993 was China zelfvoorzienend als het ging om energie. Het land had feitelijk geen keuze, want de Verenigde Staten stelde in de jaren vijftig en zestig een embargo in voor de export naar China.

Toen vanaf het midden van de jaren tachtig de economische groei onder Deng Xiaoping werd gestimuleerd, was zelfvoorziening al snel niet langer mogelijk. China pakte dat probleem heel strategisch aan. Het zorgde ervoor niet afhankelijk te worden van een bepaalde aanbieder. Het koos heel strategisch voor het aantrekken van de banden met eerst Rusland en recente lijk met Iran. Je ziet nu dat China de positie binnen Irak aan het versterken is. Dit wordt evidenter nu de Verenigde Staten zich terugtrekt. China is nu al het land met de meeste investeringen in Irak.

 

Olie en gas blijven de komende decennia van groot belang. Een soepele energietransitie is feitelijk onmogelijk zonder de ‘verzekering’ van een stabiele toevoer van fossiele brandstoffen.

 

Tot de jaren zestig was het Verenigd Koninkrijk de dominante kracht in het Midden-Oosten. Daarna was die rol toebedeeld aan de Verenigde Staten. Je ziet nu dat China daar steeds belangrijker wordt. Dat resulteerde bijvoorbeeld in het recente verdrag tussen Saoedi-Arabië en Iran, waar China actief in bemiddelde.

De economische groei van China werd, net als eerder in het Westen, mogelijk gemaakt door het verbranden van kool. Het land stoot sinds 2005 wereldwijd de meeste CO2 uit. Dit is extra opzienbarend omdat China midden jaren negentig nog niet betrokken was bij het Kyotoverdrag, tot het Parijsakkoord de belangrijkste wereldwijde klimaatovereenkomst. De enorme groei van het gebruik van kolen heeft ook grote gevolgen voor de houding van China ten opzichte van de energietransitie.

China was laat met de omschakeling naar gas, maar sinds 2016 is het gebruik snel toegenomen. De verstoorde gasmarkt het afgelopen jaar werd vooral toegeschreven aan de oorlog in Oekraïne. De rol daarvan is natuurlijk belangrijk, maar de opkomst van China als belangrijke consument van gas zorgde al eerder voor verstoringen.

In het coronajaar 2021, een jaar met een lagere economische groei, steeg de vraag vanuit China met 15%. Er voeren wereldwijd tankers met vloeibaar gas die, terwijl ze op weg waren naar Europa, halverwege ontdekten dat de prijzen in Azië en China hoger waren, rechtsomkeert maakten en via het Panamakanaal hun vracht naar Azië vervoerden.

Toen de oorlog in Oekraïne erbij kwam, de gastoevoer vanuit Rusland stil kwam te liggen en Europa ineens meer gas nodig had, was er sprake van een nieuwe interruptie. China en Europa vochten om het beschikbare gas. Een land als Pakistan werd daar de dupe van. De contracten die dat land had met gasdistributeurs werden doorgescheurd. Het is een belangrijke verklaring voor de huidige onrust in het land.

Een tweede cruciale ontwikkeling is het feit dat het aanbod van met name olie beperkt is. In de periode van 2005 tot 2008 was zelfs sprake van een stagnerende productie. Met de groeiende vraag vanuit vooral China en India zorgde dat voor stijgende prijzen, met een piek medio 2008. Het is onmogelijk om deze ontwikkelingen niet te betrekken bij het verklaren van de kredietcrisis van dat jaar.

 

De banden tussen India en Rusland zijn het afgelopen jaar aangehaald. Dat kan verregaande gevolgen hebben voor de politieke machtsverhoudingen.

 

De belangrijkste olievelden zijn al vóór de jaren zeventig ontdekt. Ze raken nu geleidelijk aan uitgeput. De gemiddelde opbrengst daalt voor de meeste grote velden met ongeveer 5% per jaar.

Het achterblijvende aanbod van olie was waarschijnlijk een van de belangrijkste oorzaken van de oorlog in Irak. Dat land produceerde begin deze eeuw vanwege achterstallige investeringen nog ongeveer 2,5 miljoen vaten olie per dag. Het was de bedoeling dat op te schroeven naar wel 12 miljoen vaten. Dat is nooit gelukt. Er worden nu bijna 5 miljoen vaten geproduceerd en de rol van China wordt zoals gezegd belangrijker.

De Verenigde Staten en in zekere zin de wereld werden vanaf 2010 gered door de productie van schaliegas en schalieolie. Het zorgde ervoor dat het land in 2016 weer de grootste olieproducent ter wereld werd. Maar het had ook grote geopolitieke gevolgen. In plaats van een wereld met twee grote exporteurs, Rusland en Saoedi-Arabië, kregen we een wereld met drie grote krachten. De schaliehausse is op dit moment een beetje uitgewerkt, maar de situatie met de drie krachten rond fossiele brandstoffen is nog altijd relevant.

Een derde cruciale ontwikkeling is rond Rusland. De Russische president Vladimir Poetin schroomde er niet voor om olie en gas als een geopolitiek wapen te gebruiken. Vanaf het moment dat hij het Kremlin betrad, was zijn belangrijkste doel om het teloorgegane Sovjetrijk te restaureren, voor zover dat mogelijk was.

Het controleren van de olie- en gasvelden was daarvoor noodzakelijk. Maar dat was niet het enige. De export naar talloze Europese landen liep via Oekraïne. De pijpleidingen aldaar werden door Rusland gebruikt om de druk op de Oekraïense regering op te voeren. Er is de afgelopen jaren voortdurend gedreigd met het afsluiten van de leidingen.

Het zorgde voor tal van spanningen, onder andere in Europa. Een land als Duitsland haalde de banden met Rusland aan en verwelkomde het gas uit Rusland, hetgeen resulteerde in de aanleg van de nu discutabele Nord Stream-pijpleidingen. Landen als Polen en de Baltische republieken wilden echter ten koste van alles volledig onafhankelijk worden van Rusland en verzetten zich tegen dit soort initiatieven.

 

De Verenigde Staten en in zekere zin de wereld werden vanaf 2010 gered door de productie van schaliegas en schalieolie.

 

Sinds het begin van de oorlog in Oekraïne zijn vrijwel alle Europese banden met Rusland verbroken. De Europese landen hebben vooral de relaties met het Midden-Oosten verder aangehaald. Tegelijkertijd zie je dat landen als China en India meer Russische olie en Russisch gas zijn gaan kopen. Vanuit China is dat vooral gedreven door het strategische doel om van niemand afhankelijk te worden, maar de banden tussen India en Rusland zijn het afgelopen jaar aangehaald. Dat kan verregaande gevolgen hebben voor de politieke machtsverhoudingen en is iets dat de Verenigde Staten met lede ogen aanzien.

Laat ik ten slotte ook iets zeggen over de energietransitie. Olie en gas blijven de komende decennia van groot belang. Een soepele energietransitie is feitelijk onmogelijk zonder de ‘verzekering’ van een stabiele toevoer van fossiele brandstoffen.

Duitsland is misschien wel het land waar de energietransitie het langst een belangrijk onderwerp is. Het is niet voor niets het land met de grootste groene partij ter wereld. Je ziet dat het land nu in de problemen komt vanwege de politieke beslissing om kerncentrales te sluiten. Die blijven mogelijk toch langer open, al zie je in Frankrijk dat het vertrouwen in kernenergie niet grenzeloos is.

China heeft in 2015 een beleid geformuleerd met de ambitie om tegen 2025 een dominante kracht te zijn op het gebied van duurzame energie. Het is een veelomvattend plan. Het gaat niet alleen om de controle over de voorraden van noodzakelijke metalen, maar het land wil ook een dominante rol spelen rond de infrastructuur van duurzame energie, bijvoorbeeld in de productie van zonnepanelen. En daar blijft het niet bij. China is nu de grootste producent van elektrische voertuigen en alles wijst erop dat die positie de komende jaren zal worden versterkt.

De Inflation Reduction Bill die vorig jaar in de VS werd aangenomen, moet worden gezien als het Amerikaanse antwoord op deze initiatieven. De dominante rol die China ambieert, kan ook niet los worden gezien van de huidige spanningen die er bestaan tussen de VS en China op handelsgebied.

Je ziet nu dat die spanningen gepaard gaan met de technologische revolutie die plaatsvindt. Dat heeft directe gevolgen voor de positie van Taiwan, dat een vooraanstaande rol heeft rond de productie van halfgeleiders.’

Het benoemen van de spanningsgebieden is volgens Thompson niet hetzelfde als het voorspellen van de ontwikkelingen. Maar het is volgens haar evident dat de machtsstrijd rond vraag en aanbod van energie ook deze eeuw de belangrijkste oorzaak zal zijn van het uitbreken van geopolitieke conflicten. Met de opkomst van China als een kracht van betekenis in een wereld waarin duurzame energie belangrijker wordt, worden die machtsverhoudingen alleen maar complexer.

 

Helen Thompson

Helen Thompson is Hoogleraar Politieke Economie aan de Universiteit van Cambridge. Ze is daar verbonden aan Clare College. Ze schrijft een tweewekelijkse column (These Times) in het tijdschrift The New Statesman en heeft een podcast (Talking Politics) met haar Cambridge-collega David Runciman. Afgelopen jaar verscheen haar boek ‘Disorder, Hard Times in the 21st Century’. 

Bijlagen