Arjo Klamer: Op de bres voor een humane economie

Arjo Klamer: Op de bres voor een humane economie

Europa Politiek Euro
Arjo Klamer (foto archief Rosa Klamer) 980x600.jpg

Als Emeritus Hoogleraar Culturele Economie werkt Arjo Klamer aan een nieuw levensproject: de ‘humane economie’, waarin het vooral draait om de vraag: ‘Waar doen we het eigenlijk allemaal voor?’ Financial Investigator sprak met hem over deze vraag en over de lessen die hij als cultuureconoom in de afgelopen decennia heeft geleerd, de stabiliteit van het huidige financiële systeem en zijn scepsis over de euro.

Door Harry Geels

 

Culturele Economie, wat houdt dat precies in?

‘Culturele economie richt zich vooral op de kunstwereld en op de meer algemene rol en invloed van cultuur in de economie. De laatste jaren is daar het onderwerp ‘sense making’ bijgekomen, met als aanpalende vraag: ‘Hoe kunnen we de wereld begrijpen en interpreteren?’ Ook kijken we naar de verschillende perspectieven van mensen en onderzoeken we wat de rol is van de voortschrijdende financialisering, technologische ontwikkeling, juridisering en AI op de economie, welke waarden en normen door mensen worden gehanteerd en wat die bijdragen aan hun welzijn.’

Welke lessen heeft u geleerd?

‘Ten eerste dat de visie op de rol van geld is veranderd. Veel mensen hebben lange tijd het vergaren van geld als doel gesteld. Maar uiteindelijk, en dat is een les die ik van kunstenaars heb geleerd, draait het toch om zingeving. Geld is niet meer dan een middel. Een kunstenaar riep ooit tijdens een onderzoek naar de economische invloed van cultuur op toerisme en op de leefbaarheid van buurten: ‘but what about the music?’ Gelijk had ze. Het is overigens opvallend dat veel mensen in de financiële wereld de kunstwereld boeiend vinden. Beide werelden – de financiële en culturele – hebben met elkaar gemeen dat het afbeeldingen zijn van de werkelijkheid.

Ik durf te stellen dat ik een pionier ben op het gebied van de ‘humane economie’. Niet alles is in getallen te vatten. Mooie voorbeelden hiervan kennen we allemaal wel, zoals de wijze waarop gezinnen en buurtgemeenschappen werken. Daar wordt niet iedere transactie afgerekend. We hoeven niet overal geld aan over te houden. Voor het Sustainable Finance Lab, waarbij ik betrokken ben, heb ik in dit kader recent een studie gedaan naar de idealen van bankiers. De zaken die ze écht belangrijk vinden, bleken vaak af te wijken van hun dagelijkse praktijk. Ze willen gemiddeld genomen op kleinere en persoonlijkere schaal goed doen voor de mensen, voor de kleinere ondernemers, in plaats van mee te gaan in een op bonussen gedreven ‘rat race’. Daarbij maakte het niet uit of iemand bij een algemene of grootbank, of een kleinere of duurzame bank werkte. De film ‘It’s a wonderful life’ (uit 1946, red.) werd opvallend vaak genoemd als betekenisvolle film.

 

Mensen hebben de neiging zichzelf te verliezen in een systeem waar niemand verantwoordelijk voor is.

 

Meer in het algemeen hebben mensen de neiging zichzelf te verliezen in een systeem waar niemand verantwoordelijk voor is. Een belangrijke les is dat mensen zelden of nooit hun zingeving vinden in het ‘vooruithelpen’ van zo’n abstract systeem, maar eerder in de goede relaties met andere mensen en de betekenis die ze voor anderen kunnen hebben. Ik merk overigens dat er momenteel veel initiatieven zijn om zo’n betekenisvolle economie te ontwikkelen. Het helpt wanneer mensen attent gemaakt worden op de kloof tussen hun idealen en de dagelijkse praktijk.

Een andere belangrijke les is de invloed van cultuur op het zakendoen en hoe die de mores en welvaart beïnvloedt. In Nederland hebben we een ‘corporatistische cultuur’, wat zich uit in termen als ‘polderen’ en ‘samenwerken’. Als hier problemen ontstaan, gaan we samenwerken. Dat zit blijkbaar in onze cultuurgenen, in jargon ook wel ‘memen’ genoemd. We stemmen ook niet graag, want dat brengt geen consensus. In de VS wordt veel minder overlegd en veel eerder ‘koud’ gestemd. In Nederland gaan de besluitvormingsprocessen daarom stroperiger dan in de VS.

Het is niet zo dat de ene zakencultuur beter is dan de andere. Mensen moeten zich er thuis in voelen. Het gaat mis als de cultuur niet bij de mensen past, of mensen elkaars cultuur niet begrijpen of respecteren. Culturen zijn heel streng en veranderen niet snel. Er heerst tegenwoordig, vooral binnen de EU, de trend van kosmopolitisme en cultuurglobalisering, waarbij landen hun eigen cultuur moeten vergeten. Maar zo werkt het niet en dat gaat zich vroeg of laat wreken. Ook in de VS is nu een steeds heviger wordende culturele strijd gaande. Een deel is progressief met een focus op gelijkheid en milieu, een ander deel conservatief met een focus op de traditioneel joods-christelijke waarden.’

U stond bij de introductie van de euro kritisch tegenover een eenheidsmunt, mede vanwege de cultuurverschillen tussen de landen in de eurozone. Hoe denkt u er nu over?

‘Mijn mening is niet veranderd. De euro wordt al jaren met kunst- en vliegwerk overeind gehouden, waarbij geweld wordt gedaan aan de oorspronkelijke afspraken, zoals die zijn vastgelegd in het Stability and Growth Pact. Alles wordt geofferd voor de euro, met als dieptepunt de uitspraak van Mario Draghi uit 2012: ‘Whatever it takes.’

Het is echter niet zo moeilijk te voorspellen dat de euro toch een keer uit elkaar valt. Dat is in de geschiedenis namelijk met elke gemeenschappelijke munt gebeurd. Behalve de dollar, maar die bestaat nog maar zo’n 230 jaar en we weten niet wat er in de VS gaat gebeuren gezien de eerdergenoemde cultuurstrijd. Voor een munt is een sterke politieke eenheid nodig en die ontbreekt ten enenmale.

 

Ons primaire doel zou moeten zijn dat we de kwaliteit van de samenleving in stand zien te houden.

 

Ik heb in mijn boek ‘De euro valt! En wat dan?’ beschreven dat het allemaal draait om de Duits-Franse as. Als die breekt, valt de euro onmiddellijk. De redding van de euro is tot nog toe te danken aan Duitsland, dat steeds weer water bij de culturele en monetaire mediterrane wijn doet. Duitsland is blijkbaar nog steeds bezig met het afbetalen van de schuld van de Tweede Wereldoorlog. Een van die afbetalingen was het opgeven van de Duitse mark. De vraag is hoelang Duitsland hiermee doorgaat. Hoeveel economische achteruitgang, bijvoorbeeld in de vorm van het ‘gratis’ ter beschikking stellen van geld, gaat de gemiddelde Duitser nog toestaan? Ik verwacht dat er een keer een nieuwe eurocrisis komt waarbij Duitsland, aangejaagd door steeds grotere conservatieve bewegingen die bijvoorbeeld willen terugvallen op de oude Duitse cultuur van monetaire en begrotingsdiscipline, de stekker eruit haalt en verder gaat met een nieuwe mark, eventueel samen met landen die Duitsland economisch nauw aan het hart liggen.

De cultuurverschillen tussen de Europese landen zijn, ondanks een gemeenschappelijke Europese cultuur, dramatisch groot. Kijk naar de nog altijd bestaande taalstrijd in België. Ook Duitsland en Frankrijk zijn cultureel nog steeds niet naar elkaar toe gegroeid. Dat heeft onder andere te maken met de lange geschiedenis met de vele oorlogen tussen beide landen. Die is in de memen van de inwoners gaan zitten. Een andere onzekerheid voor de euro is Italië. Hoe gaat dat land de enorme schuldencrisis oplossen?’

Hoe verklaart u het euroscepticisme bij de uitersten van de politiek, bijvoorbeeld bij de PVV en FvD en bij de SP, waar u zelf lid van bent?

‘Daar liggen verschillende redenen aan ten grondslag. Het scepticisme aan de rechterkant is een vorm van nationalisme. Voor links is de euro een globalistisch, neoliberaal project, bedacht door de grote multinationals die meenden met één munt een groter economisch speelveld te hebben. Kleinere bedrijven hebben veel minder baat bij de euro. De ECB treedt keihard op voor het eurobelang.

Bij het 25-jarige jubileum van de euro heb ik nog geprobeerd de groep economen die vlak voor de introductie van de euro de bekende waarschuwingsbrief hadden getekend, bij elkaar te krijgen. Maar de reactie was uitermate allergisch. Een paar keer werd zelfs de hoorn op de haak gegooid. Men wilde niet meer herinnerd worden aan iets dat nu niet meer als ‘mainstream’ wordt gezien. Dat was overigens niet alleen mijn beleving. Ook toen de Wall Street Journal een artikel schreef over het eurojubileum wilden de vele eurosceptische economen van destijds daar niet meer aan mee werken, bang om, net als ik, gecanceld te worden.’

 

Het scepticisme aan de rechterkant is een vorm van nationalisme. Voor links is de euro een globalistisch, neoliberaal project, bedacht door grote multinationals.

 

Wat vindt u van het huidige financiële systeem?

‘Het huidige financiële systeem is inherent fragiel. We gaan van crisis naar crisis. Als je hoofdstuk 12 van ‘The General Theory of Employment, Interest and Money’ van John Maynard Keynes leest, dan zal het je opvallen hoe toepasselijk zijn analyse van de jaren dertig voor de huidige situatie is. Een groot probleem is de enorme financialisering die geleid heeft tot opgeblazen balansen, grote schuldposities en de mogelijkheid tot grootschalige speculatie door de wereld van het grote geld. Daarbij hebben centrale banken, door het steeds verder verlagen van de rente, een totaal onverantwoord beleid gevoerd. De vraag is niet óf, maar wannéér de lont van een nieuwe grote financiële crisis wordt aangestoken. Dit is geen riskante voorspelling. Crises zitten ingebakken in het huidige systeem. Om in termen van Keynes te blijven: het is vooral ook een ‘onzeker’ systeem waarin risico’s eigenlijk niet meer goed uit te rekenen zijn. Een oplossing is om de financiële wereld meer in balans te brengen met de reële economie. Dat is echter lastig, want het huidige systeem is, ik herhaal, in onze memen gaan zitten.’

Wat voor rol wilt u verder nog in de maatschappij spelen?

‘We moeten af van het kwantitatieve groeimodel. Ons primaire doel zou moeten zijn dat we de kwaliteit van de samenleving in stand zien te houden. We zeggen wel dat de VS jaren vooroploopt en in termen van kwantitatieve economische maatstaven lijkt dat ook zo, maar in Europa zijn we verder in het ‘kwaliteitsdenken’. Het gaat niet om ‘growth’ of ‘degrowth’, maar om de vraag waarom we het nu eigenlijk allemaal doen.

Er moet een nieuw paradigma komen en daar wil ik, vooral als wetenschapper met mijn ‘humane economie’, waarin bedrijven bijvoorbeeld dienstbaar zijn aan de consument in plaats van andersom, een steentje aan bijdragen.’

 

Arjo Klamer

Arjo Klamer is Emeritus Hoogleraar Culturele Economie, de enige leerstoel ter wereld op dit gebied, aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Daarvoor en na zijn promotie aan Duke University doceerde hij aan Wellesley College en George Washington University in de VS. Hij is schrijver van diverse boeken, waaronder ‘De Euro Valt! En wat dan?’ en ‘Doing the Right Thing, A value based economy.’ Momenteel richt hij zich op de culturele dimensie van het economische leven en de waarden van kunst.

Bijlagen