Han Dieperink: De noodzaak van beleggen in China

Han Dieperink: De noodzaak van beleggen in China

China
Han Dieperink

De bijdrage van de Chinese economie aan de wereldeconomie is dit jaar groter dan die van Europa en de Verenigde Staten bij elkaar. Toch blijven veel beleggers China negeren.
 
Door Han Dieperink, geschreven op persoonlijke titel

China is de tweede economie ter wereld en op weg om de grootste te worden. Als landen worden vergeleken op basis van koopkrachtpariteit, dan is China al zo’n 20% groter dan de Verenigde Staten. Desondanks is het gewicht van China in de wereldindex, zowel voor aandelen als voor obligaties, slechts zo’n 5%. De kans dat dit gewicht op korte termijn toeneemt, is niet groot. De meeste indices worden samengesteld door Amerikaanse bedrijven en die moeten luisteren naar de overheid. De Amerikaanse overheid verbiedt pensioenfondsen nu al om in China te beleggen. Daarmee doet het land zijn gepensioneerden tekort, want juist nu er sprake is van een ontkoppeling tussen China en de Verenigde Staten, bieden Chinese assets meer mogelijkheden voor diversificatie.

Een bezwaar van veel beleggers is dat China geen democratie is en ook geen rechtsstaat. Nu is ook een rechtsstaat niet zaligmakend voor beleggers. In sommige landen blijven belastingtarieven maar stijgen, waardoor sprake is van gelegaliseerde onteigening. Zolang beleggers maar parallel aan de doelstellingen van de Chinese overheid beleggen, zijn de risico’s niet zo groot. China heeft goed werkende financiële markten nodig voor een sterkere positie van de renminbi op de valutamarkten. Het land wil minder afhankelijk zijn van de dollar en meer in eigen munt kunnen betalen. Daarvoor moeten olieproducenten en leveranciers van andere grondstoffen hun geld wel kunnen stallen in China. Gelukkig is de Chinese obligatiemarkt de best presterende obligatiemarkt van de afgelopen tien jaar. En er zit meer in het vat. Er zijn namelijk twee typen centrale bankiers: de eerste groep let vooral op de inflatie, de tweede op de economische groei. De centrale bank van China zit net als de Bundesbank op het inflatiespoor. De ECB en de Fed vinden uiteindelijk economische groei belangrijker. Van dat laatste profiteert vooral de aandelenbelegger, terwijl de obligatiebelegger zich goed voelt bij de Bundesbank en de Chinese centrale bank.

De kans dat Europese beleggers niet meer bij hun posities in Chinese obligaties kunnen komen, is veel kleiner dan het omgekeerde. Net zoals Russen opeens niet meer bij hun euro’s kunnen, lopen andere landen die minder goed met de Verenigde Staten overweg kunnen ook een risico. Dat betekent dat ook een Arabische oliesjeik of een Chinese miljardair niets meer in Europa of de VS te zoeken heeft. Nu ligt het zwaartepunt van de financiële markten nog altijd in de Verenigde Staten en Europa, maar in de komende jaren gaat de vergrijzende bevolking hier ontsparen. Juist in landen met een relatief jonge bevolking die begint met sparen, is China populairder dan de Verenigde Staten. Die jonge mensen bevinden zich immers vooral in Azië en Afrika. Ook zij moeten ergens terecht met hun renminbi. Daarmee neemt het belang van de Chinese financiële markten verder toe. Kortom, China mag niet ontbreken in een beleggingsportefeuille.

 

 

Attachments