Ko Colijn: Tussen Europese autonomie en afhankelijkheid van de VS

Ko Colijn: Tussen Europese autonomie en afhankelijkheid van de VS

Grondstoffen Handelsconflict Geopolitiek

Europa staat voor een cruciale strategische keuze: hoe kan Europa haar veiligheid waarborgen zonder volledig afhankelijk te blijven van Washington? Ko Colijn, onderzoeker, journalist en hoogleraar, analyseert de implicaties van recente NAVO-besluiten, de uitdagingen voor de Europese defensie-industrie, en de delicate balans tussen militaire paraatheid, civiele weerbaarheid en democratische legitimiteit.

Door Harry Geels

  
Recent heeft de NAVO het voorstel aangenomen om 5% van het bbp te reserveren voor ‘security broadly defined’. In de praktijk betekent dit een impliciete bestedingsverplichting van ongeveer 3,5 tot 5% van het bbp per NAVO-lid. Hoe realistisch is dat en wat zijn de risico’s voor Nederland?

‘Het grootste gevaar van dit beleid schuilt in bureaucratische verspilling en inefficiëntie. Er springen direct drie zaken in het oog. Ten eerste vergroot de richtlijn de gemiddelde prijsinflatie in de militaire sector. Ten tweede leidt de hardnekkige neiging van lidstaten om opdrachten nationaal te besteden, het zogenaamde ‘oranje’-gedrag, tot verspilling. Ten derde is de civiele spin-off van militaire technologie historisch overschat. Een structurele toewijzing van 5% van het bbp aan veiligheid is daarom vrijwel onmogelijk zonder offers in andere domeinen, zoals onderwijs, zorg of infrastructuur. Zonder extra belasting draagvlak betekent dit een last voor toekomstige generaties, via staatsschuld of belastingverhoging.’

De recente manoeuvre van Mark Rutte – de toevoeging van +1,5% extra defensiebudget werd internationaal niet serieus genomen.

‘Het was gênant en contraproductief. In de Oval Office lachten ze er hartelijk om. Erger is de Nederlandse zelfvoldaanheid: elke twijfel over de noodzaak van dit extra budget wordt door vrijwel alle politieke partijen weggewuifd. De NAVO als gemeenschap van waarden komt zo op het offerblok. Natuurlijk, een adequate afschrikking van Poetin is noodzakelijk en mag geld kosten. Maar de manier waarop dit gebeurt – nationale belangen boven efficiëntie, het koesteren van ‘national champions’– is ten hemel schreiend. Het zal leiden tot verspilling van middelen en belastinggeld. Al in de jaren ’80 en ’90 onderzochten mijn collega Paul Rusman en ik deze verspilling, van staatssecretaris Jan van Houwelingen tot de Cecchini-groep en de ambtelijke pijnbanken rond grote materieelprojecten. Decennia later is er nauwelijks iets ten goede veranderd.’
 

Het risico bestaat dat nationale veiligheid gebruikt wordt als excuus om toch al geplande politieke en infrastructurele projecten te rechtvaardigen.

 
De Amerikaanse ambassadeur bij de NAVO, Matthew Whitaker, waarschuwde in mei dat de extra defensie-uitgaven geen grabbelton mogen worden. Het ‘koop-in-eigen-land’ gedrag van NAVO-lidstaten kostte alleen al in 2024 de belastingbetaler $ 64 miljard
.

‘Het mooie van de +1,5%-truc is dat definities vaag zijn: infrastructuur, veilige computers, wegen voor tanks en vrachtwagens. Elk land mag dat creatief invullen. Voor Nederland kan dat tot 2035 bijna $ 75 miljard betekenen. Politici kunnen bestaande uitgaven heretiketteren als defensie-gerelateerd. Toch wachten toekomstige kabinetten pijnlijke keuzes over bezuinigingen, schuldvergroting of belastingverhoging. De Europese politieke creativiteit wordt geïllustreerd door Italië, waar een brug naar Sicilië nu deels onder de noemer ‘veiligheid’ valt. Bizar, in Nederland kan zelfs een herleving van de Lelylijn, nu ludiek de ‘Rutte-lijn’ genoemd, als ‘weerbaarheidsproject’ door de beugel.’

De Europese defensie-industrie wordt vaak geprezen, maar in werkelijkheid is zij gefragmenteerd en technologisch achtergebleven bij de VS.

‘Er zijn veertien grote marinewerven in Europa, waar drie zouden volstaan. Concentratie gebeurde vooral commer cieel, niet politiek. Artikel 346 van het huidige EU-verdrag beschermt nationalistische reflexen: formeel protectio nistisch, maar politiek geaccepteerd. Initiatieven zoals een Europese Defensie commissaris of een Europees Defensiefonds zijn onvoldoende om een geloofwaardig alternatief te bouwen. Lidstaten kiezen te vaak nationaal en de Europese politieke wil is te zwak. Samenwerking bestaat wel, via Framework Nations, PESCO, de Nordic-5 en andere constructies, maar deze zijn vaak regionaal gekleurd, en semi-Europese grootmachten blijven het initiatief bepalen.’

Europa lijkt sinds het presidentschap van Trump te twijfelen aan de Amerikaanse defensie garantie. Is strategische autonomie haalbaar?

‘Ruttes zelfvoldaanheid verandert niets: Artikel 5 verplicht lidstaten tot hulp, maar dat hoeft niet militair te zijn. De Verenigde Staten zullen binnenkort waarschijnlijk meer dan de helft van hun 120.000 Europese troepen naar de Pacific verplaatsen. Het IISS berekende dat als Europa dit 1-op-1 vervangt, dit tot 2035 een slordige $ 250 miljard kost. Ondertussen werken grote Europese staten aan bilaterale deals, zoals Frankrijk met Duitsland en het VK, met 500 kernwapens als afschrikking. Duitsland combi neert NAVO-verplich tingen met Franse samenwerking en conventionele langeafstandsraketten. Nederland blijft toeschouwer, terwijl de afhankelijkheid van de VS groot is. Dat is riskant, want een Amerikaanse terugtrekking zou kleinere landen, zoals Nederland, kwetsbaar maken.’
  

Er moet gewerkt worden aan een Europees alternatief. Nederland mag niet wegkijken of gokken op een Amerikaanse president.

  
Het debat over NAVO-uitbreiding richting het oosten is gepolariseerd. Sommigen zien de mogelijke uitbrei ding als oorzaak van Poetins agressie, anderen juist niet.

‘Historica Mary Sarotte biedt een meesterlijke analyse. Tot aan Trumps tweede termijn deed de NAVO alles om buiten conflicten te blijven; daarna trad zij op, deels om Trump te temperen. Cruciaal zijn de onderhandelingen Baker Gorbatchov in 1990: de toezegging dat de NAVO ‘not one inch’ naar het oosten zou opschuiven in ruil voor de Duitse hereniging. Voormalig president George Bush senior en de Republikeinen wilden die toezegging negeren en de NAVO coûte que coûte uitbreiden. Oost- en Centraal-Europese landen zagen de NAVO vervolgens als onmisbaar vangnet. En zo werd één plus één twee: snelle uitbreidingen in 1999 en 2004 vergrootten de afstand tussen de NAVO en Rusland drastisch. Sarotte concludeert dat een voorzichtiger, diplomatieker proces mogelijk conflicten had kunnen voorkomen, maar dat kansen werden gemist. Historisch onderzoek leert ons lessen, maar kan de huidige crisis niet oplossen: nu moet er geblust worden.’

Veiligheid gaat niet alleen over wapens; een weerbare samenleving is essentieel. Maar securitisering, iets ‘labelen’ als veiligheids probleem, kan democratische waarden onder druk zetten.

‘De 3,5–5%-truc van Rutte opent de deur naar gechicaneer, zoals de eerder genoemde Italiaanse Sicilië brug. Het ministerie van Financiën inventariseert momenteel welke bestaande projecten onder deze dubieuze noemer kunnen vallen. Zoals gezegd kan zelfs de Lelylijn zo herleven. Het risico is dat nationale veiligheid gebruikt wordt om toch al geplande politieke en infrastructurele projecten te rechtvaardigen, wat de transparantie en de rechtsstaat inderdaad onder druk zet.’

Hoe ziet Europa er over tien jaar uit en welke rol moet Nederland spelen?

‘Europa moet tijd kopen: een harde 10- tot 15-jarige overeenkomst met de VS over de nucleaire paraplu is essentieel. Tegelijkertijd moet gewerkt worden aan een Europees alternatief. Nederland mag niet wegkijken of gokken op een Amerikaanse president. Belangrijke verdragen tussen het VK, Frankrijk en Duitsland illustreren hoe Europese grootmachten autonomie nastreven. Nederland moet zich aansluiten bij geloofwaardige initiatieven, zoals Framework Nations en PESCO, NAVO ondersteunende bilaterale verdragen tussen het VK, Duitsland en Frankrijk, en actief meedoen aan multilaterale afspraken. Alleen zo kan het land zijn veiligheid garanderen zonder afhankelijk te blijven van Washington.’

Geven de drones in het luchtruim van NAVO-landen een nieuwe dynamiek aan de oorlogsdreiging?

‘Het buzz-woord van de laatste tijd is inderdaad drones. Sinds afgelopen zomer verdringen ze afzonderlijke oorlogen haast van de voorpagina en het scherm. Bronnen die het bijhouden, tellen meer dan 40 drone-incidenten sinds begin september. De oorlog in (en tegen) Oekraïne heeft de drone revolutie versneld, en je kunt wel stellen dat de oorlog nu in meerdere opzichten ‘grensoverschrijdend’ is geworden. 

Drones hebben ook de oorlogvoering zelf drastisch veranderd. Nu vallen in Oekraïne 50% van de doden door toedoen van drones. Er is een ware wedloop ontstaan tussen Oekraïense en Russische drone-deskundigen, en tussen detectie-, verdedigings- en aanvalstechnologie, te land, ter zee en in de lucht. Het heeft van Oekraïne ook een proeftuin gemaakt, waar de NAVO haast een vragende partij is geworden. Veel westerse fabrieken die eerst militaire hulp aan Oekraïne gaven, kijken nu met belangstelling naar Oekraïense successen, want die halen vaak twee derde van Russische drones neer, terwijl onze dure F-35’s in het Poolse luchtruim maar 3 van de 20 Russische drones wisten neer te halen. ‘Vakkundig’ noemden Rutte en Schoof dat.
 

Elk land met eigen drones het vermogen heeft om een groter land overal te treffen.

 
Wat begon als een Oekraïne-oorlog, groeit langzaam uit tot een steeds bredere NAVO-Rusland-oorlog. Het perspectief op de oorlog verandert. Oekraïne leert ons dat elk land met eigen drones het vermogen heeft om een groter land overal te treffen. Drones voegen in twee opzichten een nieuwe dimensie toe aan oorlogvoering: ze hybridiseren het oorlogvoeren, want ‘vlak onder de pijngrens’ van NAVO artikel 5 zorgen ze alom voor angst. Die vorm van agressie noem je hybride oorlogvoering – ontwrichting en sabotage – en eigenlijk voorzien de oude defensieverdragen daar niet in. Meer toegespitst op Oekraïne: drones hebben van oorlogservaring ook een verdienmodel van gemaakt. Zelfs Trump lijkt bereid om over moeilijke wapens een deal met Oekraïne te sluiten. Het belangrijkste is misschien wel dat de drone-revolutie de 3,5-5%-besluiten over NAVO begrotingen op losse schroeven zet, want niemand weet hoe oorlogvoering er over 10 tot 15 jaar uit zal zien.’

Het recente extra defensiebudget illustreert de complexiteit van defensie-uitgaven.

‘Nederland en Europa staan op een kruispunt. ‘Afscheidspunt’ is geen goed Nederlands woord, maar zou toepasselijker zijn. Europa werkt aan strategische autonomie via bilaterale en multilaterale afspraken, PESCO en Framework Nations. NAVO-allianties blijven cruciaal, maar vertrouwen op Amerikaanse garanties alleen, is te riskant. Nederland kan niet toekijken; het moet actief aansluiten. Tegelijkertijd blijft civiele weerbaarheid en democratische legitimiteit essentieel. Extra defensiebudgetten moeten zorgvuldig worden besteed, verspilling moet worden voorkomen en keuzes moeten transparant blijven. De komende tien jaar zullen bepalen of Europa een geloofwaardig veiligheidsalternatief kan opbouwen of afhankelijk blijft van Washington.’ 
  

Prof. dr. Ko Colijn

Prof. dr. Ko Colijn is Senior Onderzoeker bij Instituut Clingendael en Bijzonder Hoogleraar Internationale Betrekkingen aan de Erasmus Universiteit. Hij promoveerde aan de Universiteit Leiden op het Nederlandse wapenexport beleid. Colijn publiceert regelmatig over defensie en terrorisme, is vaak te horen in media in België en Nederland, en was van 2011 tot 2016 Directeur van Instituut Clingendael.

  

Bijlagen