Joeri de Wilde: Dansen naar de pijpen van het Amerikaanse grootkapitaal

Door Joeri de Wilde, Senior Econoom bij Triodos Investment Management
Het Amerikaanse aandeelhoudersmodel is steeds bepalender, nu ook voor Nederlandse muziekfestivals. Zolang we onze culturele instellingen niet beschermen, zijn pogingen tot strategische autonomie zinloos.
Ophef in festivalland. Naar aanleiding van een stuk van Follow the Money annuleerden verschillende artiesten hun optredens op festivals als Zwarte Cross, Awakenings en DGTL. De aanleiding: private equity-bedrijf KKR zwaait er de scepter, nadat het vorig jaar Superstruct Entertainment heeft opgekocht, een bedrijf dat tachtig festivals door heel Europa organiseert. KKR investeert niet alleen in festivals, maar ook in Israëlische datacentra, infrastructuur en bedrijven die gelinkt zijn aan Israëlische nederzettingen. Met oog op de genocide in Gaza willen artiesten niets met dat bedrijf te maken hebben.
Maar het probleem gaat verder dan KKR. Het Amerikaanse grootkapitaal heeft zich de afgelopen jaren diep genesteld in de Nederlandse festivalwereld. De belangrijkste speler hierin is Live Nation, de grootste organisator van concerten en festivals ter wereld, in Nederland verantwoordelijk voor bijvoorbeeld Pinkpop en Lowlands.
Amerikaanse roofkapitalisten
Live Nation’s grootste aandeelhouder is Liberty Media. Oprichter John Malone is gelieerd aan het Cato Institute, een libertarische denktank die zich bijvoorbeeld fel verzet tegen klimaatwetgeving. Verbondenheid met de progressieve wortels van veel festivals lijkt hier ver te zoeken. Andere prominente aandeelhouders zijn BlackRock en Vanguard. Hier ontvouwt zich een bekend patroon: Amerikaanse vermogensbeheerders hebben een steeds grotere invloed, wat zorgen baart omdat ze enkel sturen op winstmaximalisatie. Dat bleek al uit hun vertrek uit de groene klimaatalliantie Net Zero Asset Managers en hun stemgedrag bij aandeelhoudersvergaderingen, waarin zij zelden sociale of ecologische voorstellen steunen.
Van KKR hoeven we al helemaal niets te verwachten. Hun verdienmodel draait om opkopen, saneren en met winst doorverkopen – cultuur speelt geen enkele rol.
Culturele broedplaats in gevaar
Dit Amerikaanse eigenaarschap staat haaks op de waarden waar veel Nederlandse festivals ooit voor stonden: diversiteit, lokale verankering en het bieden van een broedplaats voor subculturen en maatschappelijk tegengeluid. Festivals voelen zelf ook dat dit schuurt. Na het nieuws over KKR distantieerden ze zich snel van hun eigenaar en benadrukten dat aandeelhouders geen inhoudelijke invloed hebben.
Maar dat lijkt een illusie. Via aandeelhoudersvergaderingen sijpelt het winstmaximalisatie-evangelie vroeg of laat door. Dat zie je al terug in stijgende ticketprijzen, programmering die vooral inzet op grote publiekstrekkers, en een groeiende afhankelijkheid van sponsoring en influencer-marketing. Festivals worden platforms voor adverteerders, met eenheidsworst tot gevolg. Kleine, onafhankelijke festivals kunnen hier nauwelijks meer tegenop boksen.
Cultuur als strategisch belang
In de huidige geopolitieke context is het extra wrang dat onze festivals zo afhankelijk zijn geworden van Amerikaanse aandeelhouders. Brussel praat over strategische autonomie op energie, defensie en technologie, maar vergeet de culturele dimensie. Cultuur bepaalt welke verhalen we vertellen, welke identiteit we koesteren en hoe we ons verhouden tot de wereld. Als we letterlijk en figuurlijk steeds meer dansen naar de pijpen van Amerikaanse aandeelhouders, zal dat ten koste gaan van een eigen Europese koers.
In plaats van symboolpolitiek te bedrijven, door bijvoorbeeld meer Nederlandstalige muziek op de radio te eisen, zouden rechtse partijen eens door deze bril naar cultuursubsidies moeten bekijken. Door festivals onafhankelijk te houden, beschermen we culturele diversiteit en een eigen Europese identiteit. Cultuursubsidie is dus geen ‘links hobbyisme’, maar een investering in strategische autonomie. Alvast een geheugensteuntje voor een volgend (rechts) kabinet.