Han Dieperink: De prijs van angst

Han Dieperink: De prijs van angst

Risicomanagement Pensioenfondsen
Han Dieperink

Door Han Dieperink, geschreven op persoonlijke titel

Nederland is een land van dijken en polders. We hebben millennialang geleerd ons te wapenen tegen het water en hebben als gevolg daarvan een diepgewortelde hang naar zekerheid ontwikkeld. We zijn het volk van de verzekeringspolissen – van onze fietsen tot aan het hoesje van onze smartphone. Voor die zekerheden betalen we bij de pensioenen echter een hoge prijs.

De kern van het probleem ligt in een fundamentele misvatting die inherent is aan ons pensioenstelsel. Waar andere landen hun pensioenbestuurders afrekenen op behaalde rendementen, fixeren wij ons op dekkingsgraden. Het Financieel Toetsingskader (FTK) heeft een systeem gecreëerd waarin pensioenfondsen met 97,5% zekerheid moeten kunnen garanderen dat ze aan hun nominale verplichtingen kunnen voldoen. ‘Als de dekkingsgraad onder de 110% komt, mogen pensioenfondsen niet indexeren,’ zo luidt het mantra dat al jaren de pensioenwereld beheerst.

Het gevolg? Een perverse prikkel waarbij bestuurders het zekere voor het onzekere nemen. Niet vanwege de belangen van deelnemers met een horizon van vaak nog 40 jaar, maar vanwege hun eigen carrièrerisico.

De Noorse Les

Waarom kunnen de Noren wel wat wij niet kunnen? Hun staatspensioenfonds SPU belegt vrijwel volledig in het buitenland, met een hoge exposure naar Amerikaanse aandelen. Dit is geen roekeloosheid – het is een weloverwogen strategie gebaseerd op het inzicht dat pensioengeld bij uitstek langetermijngeld is.

Terwijl Nederlandse fondsen gebonden zijn aan strikte regels die hun beleggingsvrijheid beperken, hebben de Noren hun strategie kunnen optimaliseren voor maximaal rendement op de lange termijn. Het resultaat: een pensioenvermogen dat de Noorse overheid in staat stelt om generatieslang welvaart te garanderen.

Naast Noorwegen bieden ook andere landen inspiratie. Het Japanse Government Pension Investment Fund (GPIF) heeft zijn strategie de afgelopen jaren radicaal gewijzigd, met een sterke toename van aandelenbeleggingen en buitenlandse investeringen. Canada's pensioenmodel combineert professioneel vermogensbeheer met langetermijndenken en heeft consistent sterke rendementen opgeleverd. Zelfs binnen Europa zien we alternatieven. Deense pensioenfondsen hebben een systeem ontwikkeld waarbij automatische aanpassingen plaatsvinden op basis van levensverwachting en rendement, waardoor ze flexibeler kunnen inspelen op marktomstandigheden.

De generatiekloof

Een vaak onderbelicht aspect is de impact op de verschillende generaties van ons veilige beleid. Jonge werknemers betalen decennialang premie voor een pensioen dat bij pensionering aanzienlijk minder koopkracht zal hebben dan oorspronkelijk beloofd. De huidige 30-jarige die over 37 jaar met pensioen gaat, heeft bij de huidige inflatie en beleggingsrendementen een pensioen dat tot 40% minder waard kan zijn in reële termen. Dit roept fundamentele vragen op over rechtvaardigheid. Is het eerlijk dat jongeren worden opgezadeld met een systeem dat primair gericht is op het voorkomen van nominale kortingen voor de huidige gepensioneerden, terwijl hun eigen pensioenvooruitzichten worden uitgehold?

We accepteren dit systeem omdat mensen een natuurlijke aversie tegen verlies hebben die sterker is dan de drang naar winst. Een korting op het pensioen wordt als twee keer zo pijnlijk ervaren als een even grote winst plezierig is. Deze psychologische realiteit wordt versterkt door onze cultuur. In een land dat zijn identiteit heeft gebouwd op de strijd tegen het water, is risicominimalisatie kennelijk diep verankerd in ons collectieve bewustzijn. Maar wat werkt tegen de zee, werkt niet noodzakelijkerwijs op de financiële markten.

Een nieuwe kans?

Nederland staat op de drempel van een ingrijpende pensioenhervorming. Het nieuwe pensioenstelsel belooft meer ruimte voor maatwerk en potentieel hogere rendementen. Maar de vraag is of we werkelijk bereid zijn onze diepgewortelde zekerheidscultuur los te laten. De transitie biedt kansen voor meer individuele keuzevrijheid in risicoprofiel, flexibelere beleggingsstrategieën, veel meer focus op reële in plaats van nominale uitkomsten en een transparantere communicatie over risico en rendement.

De politieke wind waait echter niet altijd in de richting van meer risico. De roep om zekerheid klinkt luid in verkiezingstijd, en politici die pleiten voor meer beleggingsrisico lopen het risico als ‘pensioengokkende’ te worden afgeschilderd. Deze dynamiek versterkt de status quo-bias in ons systeem. Toch groeit het besef dat de huidige koers onhoudbaar is. Steeds meer economen, actuarissen en zelfs pensioenfondsbestuurders durven hardop te zeggen wat de cijfers al jaren roepen: ons obsessieve streven naar nominale zekerheid kost ons miljarden aan gemist rendement.

Een exclusieve focus op nominale zekerheid werkt contraproductief. Pensioenfondsen zouden beoordeeld moeten worden op hun vermogen om koopkracht te behouden en te vergroten, niet alleen op het vermijden van nominale kortingen. Daarom moeten we de beleggingshorizon van deelnemers centraal stellen. Voor een 30-jarige is het veel rationeler om tijdelijke volatiliteit te accepteren in ruil voor hogere verwachte rendementen dan voor een 70-jarige. Dit vraagt om een cultuuromslag. Van pensioenbestuurders die worden beoordeeld op dekkingsgraden naar bestuurders die worden afgerekend op langetermijnrendement. Van toezichthouders die fixeren op kortetermijnrisico's naar toezichthouders die de langetermijnbelangen van deelnemers voorop stellen.

Door zo gefocust te zijn op het vermijden van nominale verliezen, hebben we een systeem gecreëerd dat vrijwel garandeert dat gepensioneerden reëel verlies lijden. Alleen werken dijken niet uitsluitend om de risico’s te verlagen, maar ook om het tij te keren.