DNB: Pilotonderzoek TNFD

DNB: Pilotonderzoek TNFD

Klimaatverandering
Klimaatverandering

Locatie is de meest bepalende factor bij het ontstaan van eventueel waardeverlies door natuurgerelateerde financiële risico’s op aandelenvermogen.

‘Onze economie en de samenleving zijn afhankelijk van natuur. Als de natuur achteruitgaat, brengt dat financiële en economische risico’s mee,’ aldus DNB vandaag. ‘Het in kaart brengen van deze risico’s is nieuw terrein voor de financiële sector en financiële instellingen zoals verzekeraars, pensioenfondsen en banken. Ook zijn individuele beleggers vaak nog onvoldoende bekend met de nauwe relatie tussen de natuur en economie.’ ‘Om daar verandering in te brengen, onderzocht de centrale bank bij wijze van een proef, een deel van de eigen aandelenportefeuille op zogeheten ‘natuurgerelateerde financiële risico's’.’

‘Er zijn twee typen natuurgerelateerde financiële risico’s. Het eerste is fysiek.’ ‘Het tweede type is gerelateerd aan de transitie naar een economie met minder impact op de natuur. Denk daarbij aan implementatie van overheidsmaatregelen.’ ‘Voor veel financiële instellingen is het in kaart brengen van natuurgerelateerde financiële risico’s relatief nieuw terrein. De afgelopen jaren zijn verschillende methodes ontwikkeld die de kenniskloof proberen te dichten. Een voorbeeld hiervan is het Conceptual Framework van het Network for Greening the Financial System (NGFS), dat centrale banken een hulpmiddel biedt om natuurgerelateerde risico’s op consistente wijze te onderzoeken. Eén van de methoden die vanuit de private sector is ontwikkeld, is die van Taskforce on Nature-related Financial Disclosures, of kortweg de TNFD.’

Test case

‘DNB koos er in dit pilotonderzoek voor om de methode van de TNFD te gebruiken, omdat het een overzichtelijk stappenplan biedt dat bedrijven en financiële instellingen kunnen doorlopen om hun natuurgerelateerde financiële risico’s in kaart te brengen en te beheersen.

DNB heeft ongeveer €8 miljard aan beleggingen, die voor iets meer dan de helft bestaan uit obligaties van landen en staatsgerelateerde instellingen. Het andere deel is geïnvesteerd in bedrijfsobligaties en aandelen. Voor dit pilotonderzoek zijn twee aandelenporteuilles onder de loep genomen. Eerst is op sectoraal niveau een grove scan gemaakt van mogelijke natuurgerelateerde risico’s in deze portefeuilles. Op basis daarvan is gekozen om verder in te zoomen op één sector: elektriciteitsbedrijven. Wat deze sector onder andere geschikt maakt voor deze proef, is hun grote afhankelijkheid van de natuur, bijvoorbeeld doordat ze schoon water nodig hebben voor koeling. Daarnaast heeft deze sector via vervuiling ook een grote invloed op natuur, bijvoorbeeld door koelwater te lozen of CO2 uit te stoten.’

‘Een andere reden om de energiesector te gebruiken voor de pilot, is dat de locatie van veel elektriciteitscentrales beschikbaar is op publieke databases. Dat maakt het mogelijk om per locatie van energiecentrale de risico’s apart te berekenen. Dat is belangrijk omdat de natuurlijke omstandigheden en daarmee de risico’s per locatie verschillen.

Het te identificeren ‘risico’ zit 'm vooral in eventueel waardeverlies dat kan ontstaan wanneer centrales door natuurlijke omstandigheden zoals droogte of brand, nieuwe regelgeving of om de reputatie van het bedrijf te bewaren, hun productie moeten verlagen, stilzetten of verplaatsen.’

Locatie meest bepalend

‘Wat blijkt? De locatie is de meest bepalende factor bij het ontstaan van eventueel waardeverlies. Zo zijn de risico’s voor energiecentrales in regio’s met waterschaarste, of die in de buurt van natuurreservaten, groter.

Daarnaast speelt ook het type energie dat een centrale opwekt een rol bij het bepalen van natuurgerelateerde risico's. Zo zijn de risico’s voor wind- en zonne-energiecentrales lager. Daarnaast blijkt dat centrales die hun energie uit waterkracht halen ongeveer even schadelijk voor hun omgeving zijn als centrales die van (fossiele) brandstoffen afhankelijk zijn. Dit is opvallend, want waterkrachtcentrales hebben een lagere CO2 voetafdruk. Wel drukken ze een stempel op hun omgeving doordat ze bijvoorbeeld meren laten ontstaan of de loop van rivieren veranderen. Beter voor het klimaat, betekent dus niet altijd beter voor de natuur.’