Pieter van Putten & Rogier Crijns: Greenwashing ligt op de loer

Pieter van Putten & Rogier Crijns: Greenwashing ligt op de loer

Duurzaam beleggen Wet- en regelgeving ESG
Pieter van Putten (foto archief Pieter van Putten) & Rogier Crijns (credits Foto Herder).jpg

Van de grootscheepse inval van Duitse autoriteiten in ’s lands grootste asset manager op verdenking van greenwashing tot de herschikking van artikel 9-fondsen naar het ‘veiligere’ artikel 8: greenwashing is een groot thema.

Door Pieter van Putten, COO Ahlstrom Invest, en Rogier Crijns, Founder Rocksolidfinances, beiden Lid van de Advocacy Committee van CFA Society Netherlands, geschreven op persoonlijke titel

De inval vorig jaar in de burelen van DWS en grootaandeelhouder Deutsche Bank had ingrijpende gevolgen. Misleidende claims in het jaarverslag van 2020 stelden dat meer dan de helft van de € 900 miljard aan assets waren geïnvesteerd volgens ESG-criteria. Naar aanleiding van het onderzoek door de autoriteiten duikelde in het jaarverslag van 2021 dit bedrag met maar liefst 75% tot nog maar € 115 miljard.

Tegen het einde van 2022 zagen we dat verschillende vermogensbeheerders een groot aantal van hun fondsen herclassificeerden van Artikel 9 (impact) naar Artikel 8 (een lager niveau van promotie van ESG-factoren). Dit als antwoord op druk van de Europese Commissie en nationale toezichthouders.

Dit zijn slechts twee voorbeelden van hoe de markt op zoek is naar de juiste implementatie van de SFDR-verordening. Alhoewel er onduidelijkheid was (en is) over wat nu precies de minimumvereisten zijn voor fondscategorieën, speelt natuurlijk ook de druk mee die vermogensbeheerders ervaren om zo ‘groen’ mogelijke producten aan te bieden. En dan ligt greenwashing al snel op de loer. Wat niet echt helpt, is dat beheerders zelf mogen aangeven in welke categorie hun fondsen vallen.

Greenwashing vindt echt niet alleen plaats bij de E van ESG. Ook de S en de G worden zo nu en dan te mooi voorgesteld. Een voorbeeld waar het mis kan gaan op S-gebied zijn beleggingen in aandelen van bepaalde zonnepaneelfabrikanten waar sociaal onacceptabele omstandigheden worden aangetroffen of vermoed. Hetzelfde doet zich voor bij de financiering van zonneparken met onderdelen afkomstig van dergelijke fabrikanten. Sommige aanbieders van ESG-data geven dan ook een ‘red flag’ als waarschuwing: better safe than sorry. Andere aanbieders redeneren dat er geen controverses zijn omdat inspectie ter plaatse niet mogelijk is en derhalve concreet bewijs van grove schendingen van mensenrechten ontbreekt.

Een voorbeeld op G-gebied zijn de soms schromelijk overdreven claims van vermogensbeheerders dat men actieve governance uitoefent bij de bedrijven waar men in belegt. Na enig doorvragen blijkt dan vaak dat die rol al ophoudt bij het invullen van proxy-formulieren voor aandeelhoudersvergaderingen, en dan ook nog niet eens voor alle bedrijven waarin de beheerder belegt.

Het gaat behalve om daadwerkelijke greenwashing ook om de perceptie hiervan. Een recent duurzaamheidsrapport van CFA Institute stelt: ‘A perception of greenwashing can arise when investors struggle to understand the underlying sustainability characteristics of a fund, irrespective of the intent or veracity of the disclosures.’

Kortom, er is nog veel werk aan de winkel. Zelfs hier in Europa, waar we in vergelijking met andere regio’s gelukkig al heel ver zijn met het opzetten van ESG-frameworks bij beleggingen. CFA Institute heeft eind 2021 als eerste een wereldwijde standaard voor ESG-rapportage uitgebracht. Deze ESG Disclosure Standards gaan uit van een vrijwillige rapportage door beheerders, vergelijkbaar met de GIPS performance presentatiestandaarden. Hopelijk zal hiermee de hoeveelheid greenwashing op den duur teruggedrongen worden.

Maar naast duidelijke communicatie door de vermogensbeheerder heeft ook de belegger een rol te spelen. Stel bij elke ESG-claim van een beheerder vragen, want het gras is echt niet altijd overal groen! 

Bijlagen