SSGA SPDR: Europees kort krediet gekoppeld aan lange staatsobligaties

SSGA SPDR: Europees kort krediet gekoppeld aan lange staatsobligaties

Monetair beleid
ECB.jpg

Neerwaartse risico's groot genoeg om bescherming te zoeken tegen hardere landing, door te alloceren aan het begin en aan het lange eind van de curve.

‘Europese centrale banken lijken van mening dat ze in een vergelijkbare positie verkeren als de Federal Reserve en hinten op de mogelijkheid om rentetarieven verder te verhogen als de inflatie niet snel genoeg afneemt. Een andere reële optie is dat de rentes langere tijd hoger blijven om de inflatie uit het systeem te persen’, zo meldt SSGA SPDR vandaag.

‘Het potentiële probleem bij deze strategie is dat de groei al aanzienlijk is vertraagd. Door stijgende olieprijzen en aanhoudende kwantitatieve verkrapping, bestaat er risico op een langdurigere groeivertraging’, vervolgt het. ‘Als de inflatie hardnekkig hoog blijft, zal een groeivertraging centrale banken niet onmiddellijk dwingen tot het verlagen van de rentetarieven, dus positionering in kortlopende staatsobligaties of Investment Grade is ook logisch voor Europese portefeuilles. Ondanks dat zijn de neerwaartse risico's groot genoeg om enige bescherming te zoeken tegen een hardere landing door zowel te alloceren aan het begin van de curve als aan het lange eind. Deze dubbelzijdige strategie presteerde slecht in het derde kwartaal doordat de spread tussen 10Y en 30Y opliep, maar bij een snelle groeivertraging biedt deze strategie nog steeds bescherming.’

Meer waarde in uitersten

‘De Duitse 15Y15Y staat op bijna 3%, het hoogste niveau sinds begin 2014’, verduidelijkt Antoine Lesné, hoofd SPDR ETF Strategy & Research EMEA. ‘Historisch gezien zijn deze hoge rentes aantrekkelijk voor pensioenfondsen, omdat ze daarmee hun langetermijnverplichtingen afdekken. Bovendien heeft de zomerse obligatiemarktverkoop de Duitse 2s10s30s-spread onder de -50 basispunten geduwd, wat betekent dat het middelste deel van de curve nu duurder lijkt dan in 2008. Dit suggereert dat er meer waarde zit in het toewijzen aan de uitersten van de curve dan in het midden.

Daarnaast moet rekening worden gehouden met de mogelijke reactie van centrale banken op een vertragende economie. Zwakte op de arbeidsmarkt zal met name de inflatieverwachtingen op de lange termijn verlagen. Centrale banken willen niet overhaast de rentetarieven verlagen, omdat zij de geloofwaardigheid van het anti-inflatiebeleid niet willen ondermijnen. Een alternatief voor renteverlagingen is het vertragen van het tempo van kwantitatieve verkrapping. De verbeterde situatie in aanbod- en vraag die hierdoor ontstaat kan gunstiger zijn voor het langere deel van de curve, dat doorgaans gevoeliger is voor druk aan de aanbodzijde.’