George Magnus: Globalisering maakt plaats voor regionalisering

George Magnus: Globalisering maakt plaats voor regionalisering

China
George Magnus
China had al vóór 2020 te maken met de meest vijandige houding van andere landen sinds Mao. De gevolgen van de COVID-19-pandemie en de versluierde steun voor Rusland in de oorlog met Oekraïne hebben die alleen maar versterkt.
 
Door Joost van Mierlo

 

George Magnus, onafhankelijk econoom, commentator en onderzoeker, verbonden aan het China Centre van Oxford University en aan de School of Oriental and African Studies in Londen, geldt als een van de meest vermaarde criticasters van het beleid van de Chinese overheid. In zijn boek ‘Red Flags’ maakt Magnus duidelijk dat het land de eigen ambities waarschijnlijk niet kan waarmaken. De op het oog eindeloze investeringen van de overheid in staatsbedrijven en in de financiële sector zijn volgens hem eenvoudigweg niet langer houdbaar.

De situatie is er sinds het verschijnen van zijn boek niet beter op geworden. Het wil de Chinezen maar niet lukken om aan het spook van de COVID-19-pandemie te ontsnappen. En met China’s steun voor het Russische regime in de oorlog met Oekraïne wordt het Westen nog voorzichtiger in zijn betrekkingen met het land.

De kritiek van Magnus op China wordt overal serieus genomen. Als hoofdeconoom van de Zwitserse zakenbank UBS hield hij bijna twintig jaar lang een vinger aan de pols van de wereldeconomie. Hij was een van de eersten die het gevaar onderkenden van de wildgroei aan hypotheekproducten in de Verenigde Staten, het probleem dat de wereldwijde kredietcrisis in 2008 inluidde.

Magnus heeft altijd al een warme belangstelling gehad voor de ontwikkelingen in China en bezocht het land tientallen malen. Hij heeft China de afgelopen jaren zien veranderen. De ogenschijnlijk vanzelfsprekende groei van de laatste decennia is volgens hem niet langer vol te houden. Dit zorgt voor tal van problemen.

De aandacht in het Westen gaat de laatste maanden vooral uit naar Rusland en de oorlog in Oekraïne. Is dat terecht?

‘Het valt natuurlijk niet te ontkennen dat de oorlog in Oekraïne, nog los van het menselijk drama, grote gevolgen heeft voor de wereld. En dan met name voor Europa. De oplopende energie- en voedselprijzen zijn hier een goed voorbeeld van. De oorlog scherpt ook de discussie over democratieën en het gebruik van dictatoriale macht verder aan. Daarmee is het ontegenzeggelijk het onderwerp dat op dit moment de meeste aandacht vraagt.

Maar als we naar de wat langere termijn kijken, dan zijn de ontwikkelingen in China veel belangrijker. China is een economische wereldmacht van een niveau dat Rusland nooit zal bereiken. De ontwikkelingen in China hebben een blijvende invloed op de wereldeconomie. Ik kijk dan ook vooral naar de Chinese reactie op de ontwikkelingen in Oekraïne.’

U heeft het over een mogelijke inval van China in Taiwan, dat als een afvallige provincie wordt beschouwd. Is de kans op een dergelijke invasie groter geworden?

‘De Chinezen hebben twee lessen geleerd. In de eerste plaats is duidelijk dat een invasie mogelijk veel lastiger is dan van tevoren ingeschat. Men kan allerlei plannen maken, maar door de oorlog in Oekraïne is duidelijk geworden dat je zeer voorzichtig moet zijn met bepaalde aannames. Het verzet was veel sterker dan verwacht.

De tweede les betreft de reactie van het Westen, of beter gezegd het ‘Politieke Westen’. Dat heeft een unaniem front gevormd in reactie op de ontwikkelingen in Oekraïne. Het is natuurlijk de vraag of er eenzelfde reactie zal komen bij een invasie in Taiwan. Voor Europa ligt het land nu eenmaal een stuk verder weg. Maar het ligt weer dichter bij de Verenigde Staten. Sancties hebben bovendien grotere consequenties, omdat China een veel belangrijker deel van de wereldeconomie uitmaakt.’

Lijkt het in ieder geval tot meer onzekerheid over de wenselijkheid van een invasie te leiden?

‘Die onzekerheid was er al. China is al jaren bezig om de economie weerbaar te maken tegen mogelijke sancties. Maar dat is vooralsnog niet erg succesvol. Het land blijft nog altijd enorm afhankelijk van de instroom van dollars. Dat versterkt de onzekerheid over een dergelijke invasie nog verder.’

 

China is al jaren bezig om de economie weerbaar te maken tegen mogelijke sancties. Maar het land blijft enorm afhankelijk van de instroom van dollars.

 

In uw boek Red Flags schrijft u over tal van bedreigingen voor de Chinese groei, zoals de torenhoge schulden, de verouderende bevolking en een kwakkelende middenklasse. De meest recente versie verscheen in 2019. Is de situatie sindsdien verbeterd?

‘Er hebben zich sindsdien twee ontwikkelingen voorgedaan die ik niet had voorzien: de COVID-19-pandemie en de oorlog in Oekraïne. Over de laatste hebben we het al gehad. Het heeft de vijandigheid van het Politieke Westen ten opzichte van China versterkt.

Wat de pandemie betreft, leek China de situatie aanvankelijk onder controle te hebben. Maar het is alsof we hier met een first-in-last-out-model te maken hebben. Het land kan het zich gewoonweg niet veroorloven de uitgaansbeperkingen op te heffen. Voor je het weet, heeft het land een miljoen doden. De gezondheidszorg is nu eenmaal onderontwikkeld en niet in staat een snelle stijging van het aantal besmettingen op te vangen.

Het is bovendien niet alleen een vraagstuk rond gezondheidszorg, maar ook een kwestie van nationale veiligheid. De Chinese overheid kan met de uitgaansbeperkingen een vorm van controle uitoefenen op de bewegingsvrijheid die diezelfde overheid als zeer aantrekkelijk beschouwt.’

Bestaat er geen verzet tegen?

‘Natuurlijk wel. Vooral buitenlandse ondernemingen hebben het er moeilijk mee. Ze kunnen hun Chinese werknemers niet of moeilijk vervangen. Bovendien zorgen de beperkingen voor tal van problemen bij bezoeken van familie of relaties.’

Is dat het enige probleem waar buitenlandse ondernemingen mee te maken hebben?

‘Nee, de druk op bedrijven wordt steeds groter. Laat ik een voorbeeld noemen. Recent waren er berichten dat de Chinese zakenbank van HSBC, een joint venture met een Chinese partij, had ingestemd met het plan om een comité van de Chinese Communistische Partij te installeren. Daarmee wordt de grip van de overheid, of beter gezegd van de Communistische Partij, aanzienlijk groter. Het gaat in eerste instantie om de zakenbank, maar er is geen twijfel dat de Chinezen vergelijkbare maatregelen willen nemen voor heel HSBC en voor andere westerse ondernemingen.

Dit heeft verregaande consequenties. We gaan in het Westen nu eenmaal anders om met privacy dan in China. Wat gaat er gebeuren als de Chinese overheid data opvraagt die we in het Westen als privacygevoelig beschouwen? Het zorgt ervoor dat de onderneming in een onmogelijke situatie terechtkomt. Er moet worden besloten welke regels worden gevolgd, die van het thuisland of die van China. Dit is allemaal niet zo bezwaarlijk als we over Zambia of Chili spreken, maar heeft grote gevolgen als het om nationale veiligheid gaat. Dan hebben landen geen keuze.’

Gaan bedrijven hiermee akkoord?

‘Nee, ik twijfel er niet aan dat China hier uiteindelijk de verliezer is. Westerse ondernemingen zullen vertrekken als de druk aanhoudt. Decennialang zijn bedrijven feitelijk met rust gelaten. Er waren discussies over het politieke systeem en mensenrechten, maar bedrijven konden feitelijk hun gang gaan.

Dat geldt nog altijd voor producenten van luxeartikelen zoals handtassen en horloges. Maar voor meer gevoelige sectoren zoals banken, voedselproducenten en energie is bedrijfsvoering onderdeel van de nationale politiek geworden. Dat zal gevolgen hebben. Het zal niet betekenen dat bedrijven dit jaar of volgend jaar vertrekken. Het heeft een generatie geduurd eer de huidige situatie was bereikt. Het zal ook weer lang duren voordat het omslaat.’

U noemt China de verliezer. Waarom?

‘Het gaat hier om een vorm van speculeren. Maar het is een gecalculeerde speculatie. In 2021 stelde China zichzelf de ambitie om in 2035 een moderne welvarende staat te zijn met een verdubbeling van het nationale inkomen en het nationale inkomen per hoofd van de bevolking. In 2049, bij het honderdjarig bestaan van de Volksrepubliek China, zou het land de leidende, of beter nog, dominante economische kracht van de wereld moeten zijn.

 

Geen enkele onderneming zou van China afhankelijk moeten zijn voor cruciale onderdelen.

 

In het verleden werd die groei gerealiseerd door geld in de economie te pompen via bankleningen, infrastructuurprojecten en lokale besturen. Maar de overheid realiseert zich dat dit recept niet langer kan worden gevolgd. Er wordt gevreesd voor een financiële crisis die een veelvoud is van de problemen in 2015-2016, toen de aandelenbeurzen crashten, de renminbi onder druk kwam te staan en de rente steeg.’

Is dat de reden dat China is afgestapt van de jaarlijkse doelstellingen voor economische groei?

‘Bij het laatste vijfjarenplan van vorig jaar werd voor het eerst geen officiële groeidoelstelling aangegeven. Er gold nog een impliciete doelstelling met de verdubbeling van het nationale inkomen tot 2035. Het Chinese parlement stemde echter in maart van dit jaar in met een groeidoelstelling voor 2022 van 5,5%. Maar enkele weken geleden werd duidelijk gemaakt dat dit cijfer niet zal worden gehaald.

Je merkt dat de Chinese overheid worstelt met het probleem. Men is zich ervan bewust dat met kredietverlening de groei niet eindeloos kan worden aangewakkerd. De Chinese overheid gedraagt zich als een drugsverslaafde die wel wil stoppen, maar af en toe toch nog de neiging heeft om aan oude verleidingen toe te geven.’

Dat heeft vooral gevolgen voor de vastgoedsector, nietwaar?

‘De vastgoedsector maakt minimaal een kwart uit van de totale Chinese economie. De markt is de afgelopen tientallen jaren krachtig gegroeid, al waren er enkele korte tegenslagen. China reageert wat dat betreft niet anders dan andere landen. Als de woningmarkt floreert, geeft dat iedereen een goed gevoel. Maar het zorgt er ook voor dat veel geld op een onverstandige manier wordt geïnvesteerd.

In het afgelopen jaar is sprake geweest van een ommekeer. Het aantal verkochte huizen daalde in juli met 40%. Tal van projectontwikkelaars zijn failliet gegaan. Dat heeft ervoor gezorgd dat honderdduizenden Chinezen weigeren om de hypotheek op hun al wel gekochte maar nog niet opgeleverde nieuwe woningen te betalen.

De overheid probeert een crisis te voorkomen door projectontwikkelaars op lokaal niveau te steunen. Het is een beetje als het steken van een vinger in een gat in een dijk. Het probleem van de in feite rotte vastgoedmarkt wordt niet opgelost.’

Wat betekent dit voor de groei?

‘Ik denk dat het niet mogelijk zal zijn om de gewenste groei te realiseren. Dit zal gevolgen hebben voor het aanzien van China in met name Azië, Afrika en Latijns-Amerika, waar werd opgekeken tegen de manier waarop China haar groeidoelstellingen voortdurend waar wist te maken. De internationale positie van China staat daarmee op het spel.’

Wat moeten westerse bedrijven doen?

‘Zolang er geen oorlog in Taiwan komt, denk ik niet dat westerse bedrijven haast zullen maken om te vertrekken uit China. Maar ze doen er wel goed aan om minder afhankelijk te worden van het land. Dan gaat het met name om de bevoorrading. Geen enkele onderneming zou van China afhankelijk moeten zijn voor cruciale onderdelen.

In zijn algemeenheid denk ik dat het zaak is voor bedrijven om de banden met regionale partners aan te trekken. We hebben de afgelopen decennia te maken gehad met een globalisering van de wereldhandel. Deze zal de komende jaren plaatsmaken voor toenemende regionalisering.’

 

CV
 
George Magnus was van 1995 tot 2012 Chief Economist en Senior Economic Adviser van zakenbank UBS. Hij ontleent een deel van zijn faam aan het feit dat hij in 2006 begon te waarschuwen voor een financiële crisis als gevolg van de problemen in de Amerikaanse huizenmarkt. Sinds 2012 werkt hij als zelfstandig econoom. Hij schreef drie boeken: ‘The Age of Aging’ (2008) over demografische ontwikkelingen, ‘Uprising’ (2010) over de gevolgen van de financiële crisis voor opkomende markten en ‘Red Flags’ (2018) over de problematische economische groei van China.

Bijlagen