Harry Geels: Een pleidooi voor de Homo Ethicus

Harry Geels: Een pleidooi voor de Homo Ethicus

Harry Geels

Door Harry Geels

De ‘Homo Economicus’ – de zelfzuchtige, rationele mens – is een achterhaald model. Toch blijft het dominant in het economie-onderwijs. Het is tijd voor een nieuw mensbeeld: de Homo Ethicus.

In een recent interview met Financial Investigator stelde Emeritus Hoogleraar Lans Bovenberg dat in het huidige economie-onderwijs, vooral op de middelbare school, nog altijd wordt uitgegaan van een verouderd mensbeeld, namelijk dat van de Homo Economicus, de rationale nutsoptimaliserende mens die alleen zijn eigen belang dient. En dat terwijl nota bene de economische wetenschap zelf dit concept al heeft ontkracht. Ten eerste nemen mensen lang niet altijd rationele beslissingen. Ze worden gestuurd door gedragsmatige en cognitieve vooroordelen (‘biases’).

Ten tweede hechten mensen lang niet altijd alleen aan het eigen belang, maar vooral ook aan sociale en ethische zaken, zoals rechtvaardigheid, duurzaamheid en wederkerigheid. Bovenberg: ’Als mensen iets geven, willen ze daar iets voor terug. En andersom, als mensen iets krijgen, zijn ze bereid daar iets voor terug te doen. Het predicaat ‘homo ethicus’ of ‘homo moralis’ is veel toepasselijker. Het is dan wel van belang dat mensen erop kunnen vertrouwen dat er sprake is van wederkerigheid. En dat begint bij een overheid die we kunnen vertrouwen.’

De overheid is niet te vertrouwen

Bovenberg waarschuwde in het interview dat publieke instanties steeds onbetrouwbaarder worden: ‘De opkomst van conservatief populisme is feitelijk een uiting van een vertrouwensgebrek in de staat als samenwerkingsverband. […] Uiteindelijk moet het geloof in de instituties en geld als een belofte van de staat weer terugkomen. Anders zijn de gevolgen niet te overzien.’ Touché. In een column van februari dit jaar benoemde ik vijf oorzaken voor de komst van het conservatief populisme. De vertrouwenscrisis van de overheid is daar een van.

Ik denk ook dat de overheid niet te vertrouwen is (voorbeelden te over). Bovendien grijpt de (supranationale) overheid te veel in het menselijk leven in en dat werkt averechts. Het (onderlinge) vertrouwen dat mensen van nature (willen) hebben, wordt daardoor aangetast. Zo wordt egocentrisme, wellicht paradoxaal, versterkt. Politici die zich tegen de overheid keren – zoals Donald Trump – worden er alleen maar populairder door. De sociaal-liberale politiek van de laatste decennia heeft zo haar eigen duivelskinderen verwekt.

Twee (filosofische) manieren om je moraal te verbeteren

Het komt uiteindelijk neer op ons eigen ethische gedrag. We leren hier nu te weinig over, vooral op school. De overheid is onbetrouwbaar geworden en de kerken hebben voor veel mensen ook geen goede naam meer. Herstel van vertrouwen is echter belangrijk. Het is dus terecht dat Bovenberg een pleidooi doet om de Homo Ethicus te herstellen, vooral ook in het onderwijs. Dat doet hij als christen door economie te koppelen aan de geesteswetenschappen en door te verwijzen naar onder andere Adam Smith, econoom én moraalfilosoof.

Smith wordt, mede dankzij zijn boek ‘The Wealth of Nations’, gezien als de grondlegger van het kapitalisme. Maar hij heeft een net zo belangrijk, wellicht nog wel belangrijker boek geschreven, The Theory of Moral Sentiments, dat niet onderwezen wordt op de middelbare school. Smith bespreekt daarin onder andere dat sympathie de basis van moraliteit is. Om uit te leggen hoe mensen een gevoel van goed en kwaad ontwikkelen, introduceert Smith het concept van de ‘onpartijdige toeschouwer’, een geïnternaliseerde, ingebeelde waarnemer die onze acties objectief beoordeelt.

Smith stelt dat deugden zoals voorzichtigheid en rechtvaardigheid essentieel zijn voor een goed functionerende samenleving. En hij plaatst eigenbelang tegenover morele terughoudendheid. Smith was niet de enige filosoof die persoonlijke moraliteit belangrijk vond. Andere belangrijke filosofen op dit gebied waren de Stoïcijnen, Kant, Mill en Hume. De eerste drie stelden dat we met rationeel redeneren tot een soort moreel (deugden)kader kunnen komen. Smith en Hume behoren meer tot de ‘emotionele stroming’, waarbij emoties de moraal aansturen.

Deugen de meeste mensen nu?

Ik heb moeite met het populaire boek ‘De meeste mensen deugen’ van Rutger Bregman. Zo kijkt hij regelmatig op zijn eigen lezers en andermans onderzoek neer. Ten tweede kan ik net zo goed een boek schrijven vol voorbeelden waaruit blijkt dat de meeste mensen niét deugen. Ten derde wordt er geen kader geschetst wat nu deugdzaam is. En er zit nog een groot dilemma in Bregman’s stelling. Als de meeste mensen deugen, hoe kan het dan dat (supranationale) autoriteiten ons van boven allerlei deugdzame programma’s en regelkaders opdringen?

Deugdzaam zijn kunnen mensen blijkbaar niet zelf. Bovenberg heeft gelijk dat het (economie)onderwijs niet goed is. We leren hoegenaamd niets over de Homo Ethicus, en filosofie, in al zijn facetten, komt veel te beperkt aan bod. We leiden mensen vooral op om, in een beperkt vakgebied, goed in het huidige systeem te functioneren, bijvoorbeeld als carrièretijgers voor grote corporates. Ik sta daarom helemaal achter het pleidooi van Bovenberg. We moeten mensen, te beginnen met politici, weer leren over integriteit, vertrouwen en wederkerigheid.

Of dat nu via religie of via filosofie gaat, maakt me niet uit. Maar laten (supra)nationale organisaties alstublieft een stapje terug doen. Anders gaan mensen nooit (meer) zelf nadenken. Wellicht dat die officiële instanties het nog goed bedoelen, maar ‘the road to hell is paved with good intentions’. Te vaak worden critici van (supranationale) instanties, ook met goede bedoelingen, direct in een (anti-sociaal of anti-klimaat)kamp weggezet. Deze sociaal schadelijke polarisatie scheurt nu met onverantwoordelijke snelheid over de morele weg naar de hel.

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels