CBS: Opbrengst vennootschapsbelasting in vijf jaar verdubbeld
CBS: Opbrengst vennootschapsbelasting in vijf jaar verdubbeld
Inkomsten uit vpb stegen in de afgelopen jaren relatief sterker dan het bbp. Met 12% is de vpb nu een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de overheid.
‘De overheidsinkomsten uit de vennootschapsbelasting (vpb) lagen in 2023 op € 48 miljard, een verdubbeling ten opzichte van vijf jaar geleden,’ zo meldt het CBS vandaag. ‘In dezelfde periode stegen de totale inkomsten uit belastingen en sociale premies met ongeveer een derde. Hierdoor nam het belang van de vpb voor de schatkist toe.’
Aandeel vpb in collectieve lasten nam toe
‘De opbrengst van de vpb nam de afgelopen jaren sterker toe dan de opbrengst van de meeste andere belastingen en sociale premies die de overheid incasseert. Het aandeel van de vpb in de zogenoemde collectieve lasten, het totaal aan belastingen en sociale premies, steeg hierdoor. Waar het aandeel in 2018 op 8% lag, was dat in 2023 toegenomen tot 12%. Hiermee is de vpb een van de belangrijkste inkomstenbronnen van de overheid.
De loon- en inkomstenheffing (loon- en inkomstenbelasting plus premies volksverzekeringen) is verreweg de grootste inkomstenbron; in 2023 bedroegen de overheidsinkomsten hieruit € 128 miljard, bijna een derde van de collectieve lasten. De inkomsten uit de loon- en inkomstenheffing namen de afgelopen vijf jaar met een kwart toe. Met opbrengsten van respectievelijk € 76 miljard en € 53 miljard in 2023 hebben ook de btw en de premie voor het Zorgverzekeringsfonds een groot aandeel in de inkomsten uit belasting en sociale premies. Gezamenlijk zijn de loon- en inkomstenheffing, btw, premie voor het Zorgverzekeringsfonds en vpb goed voor drie kwart van de collectieve lasten.’
Vpb groeide laatste jaren harder dan het bbp
‘De inkomsten uit de vpb stegen in de afgelopen jaren relatief sterker dan het bbp. Winsten van bedrijven bewegen over het algemeen meer dan de andere onderdelen van het bbp, zoals lonen van werknemers. Doordat winsten echter minder dan de helft van het bbp vormen, stijgt in tijden van economische groei de vpb relatief harder dan het bbp. Daarnaast speelt mee dat tijdens de coronacrisis bedrijven de mogelijkheid werd geboden om de voorlopige aanslag in 2020 te verlagen. Hierdoor is achteraf gezien in 2020 te weinig afgedragen, wat tot flinke nabetalingen in de daaropvolgende jaren leidde. Het CBS corrigeert hier niet voor in de registratie van de inkomsten uit de vpb.
Naast de coronacrisis werkten ook de gestegen energieprijzen door in de opbrengst van de vpb, aangezien de winsten in de fossiele sector hierdoor toenamen. In 2023 stegen de inkomsten uit de vpb daarnaast door een aanpassing van de tarieven. Zo betaalden bedrijven in dat jaar over de winst tot € 200.000 19% winstbelasting, tegenover 15% tot een winst van € 395.000 in 2022. In beide jaren lag het tarief in de tweede schijf op 25,8%.’