Bob Homan: Uit de kunst!

Bob Homan: Uit de kunst!

Technology
Bob Homan

Door Bob Homan, Hoofd van het ING Investment Office

Kunstmatige intelligentie is nu vooral goed voor de beurskoers van de big tech-bedrijven die eraan werken. Laten we zorgen dat straks de hele economie èn de financiële markten ervan kunnen profiteren.

Artificial Intelligence (AI) zal de wereld veranderen. Althans, dat is de mening van een groep deskundigen die er in de verschillende media graag over vertelt.

Dit geloof zien we ook terug op de beurs. Sinds de lancering van ChatGPT, eind november vorig jaar, hebben de aandelen waarvan verwacht wordt dat ze kunnen profiteren van het succes van AI een spurt gemaakt. Namen als Nvidia (verdubbeld in koers), Meta (meer dan verdubbeld), Microsoft en Alphabet (beiden ruim +30%) trokken de kar. Met hun enorme marktkapitalisaties dragen de grote Amerikaanse technologie-aandelen dit jaar vrijwel de volledige koersstijging van de brede S&P 500-index.

Op individuele beurskoersen zijn de effecten dus duidelijk zichtbaar. Maar je zou denken dat - wanneer AI inderdaad zo groot wordt als iedereen zegt - dit ook een gunstige invloed moet hebben op de economie in z’n geheel. En, welja, op de toekomstige rendementen van de financiële markten. Ik nodig u allen uit om eens goed na te denken over de schier onbegrensde mogelijkheden. En vooruit, ik geef u vast een kleine voorzet door mijn eigen gedachten daarover te delen.

Een groot deel van het werk dat mensen verrichten is tegenwoordig kenniswerk en juist daarin kan kunstmatige intelligentie een rol spelen. Zodoende gaat de arbeidsproductiviteit omhoog.

Verliezen we daarmee dan niet te veel banen? Dat denk ik niet. Net als bij de IT- of de internetrevolutie komen er ook als vanzelf nieuwe voor terug. Een aantal kenniswerkers wordt bijvoorbeeld vervangen door mensen die goed zijn in het stellen van de juiste vragen aan ChatGPT. Per saldo kost dit misschien banen, maar die zien we weer terug in de sector die ik – bij gebrek aan een beter woord – de ‘aandachtseconomie’ noem.

Door alle technologische ontwikkelingen is er op verschillende vlakken minder menselijk contact. Omdat we toch sociale dieren zijn, komt er dan elders persoonlijke dienstverlening voor terug, variërend van coaches tot barista’s. 

Zien we de per saldo gestegen productiviteit nog terug in de vorm van hogere lonen, zoals de economische theorie voorschrijft? Daar verwacht ik niet te veel van. Ik denk dat de productiviteitsstijging, zoals bij veel technologische vooruitgang, vooral leidt tot een lagere inflatie. Kennis, een grote aanjager van onze economie, kan immers veel goedkoper gereproduceerd worden. Dit betekent naar mijn idee ook structureel lagere rentes.

Wellicht denken velen nu dat we de negatieve rentes van anderhalf jaar geleden nooit meer zullen terugzien, maar het zou mij niet verbazen als het toch weer gebeurt. En dat is gunstig voor de obligatiebeleggers van dit moment. Dalende rentes en toenemende productiviteit zijn trouwens ook een gouden combinatie voor toekomstige aandelenrendementen.