LGIM: India’s grootste kansen liggen nog steeds bij de maakindustrie

LGIM: India’s grootste kansen liggen nog steeds bij de maakindustrie

India
Vlag India.jpg

Volgens econoom Erik Lueth van vermogensbeheerder LGIM zal de verdere economische groei van India vooral van de maakindustrie moeten komen, ook al beschikt de Zuid-Aziatische gigant over een sterke dienstensector.

Om de groeivooruitzichten van een land te beoordelen, is een analyse van de maakindustrie altijd een goed startpunt. Deze sector heeft het momenteel moeilijk in India. Ten opzichte van vergelijkbare landen maakt deze sector niet alleen een minder groot deel uit van het BBP, maar krimpt de sector zelfs.  

Waarom is de maakindustrie zo belangrijk voor de ontwikkeling van een land?

Allereerst ligt de productiviteit in deze sector hoger dan in bijvoorbeeld de diensten of de landbouw. Ten tweede kun je de handelswaar op de wereldwijde markten goed vergelijken met ’s werelds beste markten. Zo kun je zien in hoeverre de goederen concurreren met ’s werelds beste markten. Dit motiveert technologische innovatie. Ten slotte kunnen in deze sector veel arbeidskrachten uit de landbouw opgenomen worden. De productiviteit kan dus gemakkelijk van de een op de andere dag opgeschroefd worden.  

De overheid van India kent deze baanbrekende eigenschappen. In 2014 werd bijvoorbeeld de ‘Made in India’ campagne gelanceerd. De campagne moest ervoor zorgen dat de maakindustrie in 2022 een kwart uit zou maken van het Indiase BBP. Dit werd uitgesteld tot 2025. Twee jaar geleden werd bovendien het ‘Production Linked Incentive’ programma opgezet met als doel om buitenlandse bedrijven aan te trekken en de binnenlandse productie te stimuleren in 14 belangrijke sectoren.  

Dankzij technische vooruitgang zijn bepaalde diensten in zekere zin op de maakindustrie gaan lijken. Services, zoals IT of de uitbesteding van bedrijfsprocessen, zijn eenvoudig verhandelbaar en van hoge productiviteit. India excelleert hier, en daardoor rijst de vraag of India de maakindustrie-fase eventueel over kan slaan. De verkooprapporten die India met China vergelijken, hebben het dan ook voornamelijk over deze geavanceerde diensten. 

Het probleem van deze sectoren is dat ze niet veel mensen tewerkstellen. De banen in de BPO- (uitbesteedde bedrijfsprocessen) en de IT-sector bieden maar onderdak voor 1% van de Indiase beroepsbevolking.

Bovendien zullen deze sectoren, waarin de productiviteit hoog ligt, waarschijnlijk niet snel veel werkkrachten aannemen. Je kunt boeren makkelijker in fabrieken neerzetten en hun productiviteit daar in korte tijd verhogen, dan in de advocatuur, bankensector of in medische beroepen. Zonder die massale tewerkstelling kan de dienstensector in India niet zo transformatief zijn als de maakindustrie geweest is in Zuid-Korea, Taiwan of China.   

De vraag naar arbeid in de meest dynamische sectoren van India komt niet overeen met het grote aanbod aan ongeschoolde werkkrachten. Dat wordt duidelijk in het hoge werkeloosheidspercentage van de jeugd. Het ligt hoger dan in andere Aziatische landen met een vergelijkbaar BBP, en neemt zelfs nog toe.

In het verleden zijn zo goed als alle economische mirakels voortgekomen uit de maakindustrie. De weinige uitzonderingen volgden uit een groeispurt in de grondstoffensector. We geloven graag in de transformatieve kracht van de Indiase dienstensector, maar zonder bewijs van het tegendeel zijn de Indiase kansen het grootst bij de maakindustrie.