Harry Geels: Belastingen alleen lossen ongelijkheid niet op

Harry Geels: Belastingen alleen lossen ongelijkheid niet op

Monetary policy
Harry Geels

Door Harry Geels

Er wordt tegenwoordig (terecht) veel gediscussieerd over de almaar groeiende ongelijkheid. De discussies over oplossingen komen meestal neer op nieuwe belastingen. Belastingen (en subsidies) zijn echter a priori verstoringen of symptoombestrijding. De werkelijke oorzaken van de toegenomen ongelijkheid van de laatste vier decennia zitten in het systeem, met name het monetaire beleid en de globalisering. Hier liggen ook de oplossingen.

De discussie over de toegenomen ongelijkheid treedt de laatste jaren steeds meer op de voorgrond. Sander Schimmelpenninck heeft er dit jaar bijvoorbeeld een zesdelige, veel bediscussieerde VPRO-serie Sander en de Kloof over gemaakt. Het is sympathiek dat hier de aandacht aan wordt besteed, want ongelijkheid werkt ontwrichtend. In het programma kwamen helaas de dieperliggende oorzaken van de ongelijkheid hoegenaamd niet aan bod.

Wie niet de wortel van het probleem identificeert, zal vervolgens ook niet tot de juiste analyses en oplossingen komen. In de essaywedstrijd die de VPRO uitschreef naar aanleiding de serie, kwamen de meeste mensen daarom niet verder dan oproepen tot het verhogen van belastingen. Ook onze staatsecretaris is naarstig op zoek naar een nieuwe belasting op vermogens waarvan hij de contouren recent op de website van de Tweede Kamer heeft gezet. Terzijde, het idee is het werkelijke rendement te gaan belasten.

Belastingen niet de oplossing

Belastingen (en subsidies) werken echter a priori verstorend en zijn symptoombestrijding. Let wel, belastingen zijn noodzakelijk. De overheid moet zijn publieke taken kunnen uitvoeren en daar is geld voor nodig. Maar de laatste jaren lijken aan hogere belastingen een bijna goddelijk panacee te worden toegedicht. Wie in een zoekmachine echter zoekt op de termen ‘taxes, subsidies, distortion’ kan zich laven aan het tegengeluid.

Het standpunt moet zijn om eerst de oorzaken van een probleem te benoemen, om daarna pas te kijken of belastingen (en subsidies) een oplossing zijn. In een eerdere column heb ik aangegeven dat de argumentatie voor belasting op vermogen vaak gebrekkig is. Op Thomas Piketty, de politiek-econoom die vaak wordt aangehaald als ‘bewijs’ voor de noodzaak van meer belasting op vermogen (en minder op arbeid), is bijvoorbeeld veel kritiek mogelijk.

We moeten een extra stap zetten. De oorzaken van de toegenomen ongelijkheid zijn in omgekeerde volgorde de globalisering, de deregulering over de periode van grofweg 1980 tot en met de kredietcrisis in 2008 en het monetaire beleid sinds de val van Bretton Woods. Laten we die nu eerst kort beschrijven alvorens een aanzet te geven tot oplossingen.

Afschaffing Bretton Woods: monetair beleid zonder remmen

Door diverse belangrijke gebeurtenissen zijn de reële nettolonen sinds begin jaren zeventig sterk achtergebleven, zowel absoluut als relatief. Relatief zijn bijvoorbeeld inkomens en productiviteit sterk gaan divergeren. Zie Figuur 1. De eerste afbuiging vond plaats bij de afschaffing van Bretton Woods in de periode 1971-1973. De gouden standaard werd verlaten en er werd een monetair beleid gebaseerd op vrij fluctuerende wisselkoersen gevoerd.

Figuur 1: Procentuele groei productiviteit en reële inkomens VS (1950-2018)

19042022-Harry Geels-Figuur 1

Bron: Statista

Dit gaf centrale banken ruimere mogelijkheden om de geldhoeveelheid op basis van eigen inzichten te vergroten. Eind jaren negentig zijn centrale banken zelfs een duidelijk omlijnd inflatiebeleid gaan voeren. Aanvankelijk leidde onder andere de afschaffing van Bretton Woods in de jaren zeventig tot steeds hogere inflatie. Daarna zorgde onder meer de globalisering (zie hierna) voor neerwaartse druk op de inflatie (maar ook op de lonen).

De laatste jaren hebben centrale banken, bij gebrek aan ingebouwde beperkingen en remmen op geldschepping, een ongekend ruim monetair beleid gevoerd, met een historische stijging van de geldhoeveelheid tot gevolg en rentetarieven die naar nul (in de VS) of zelfs onder nul (Europa) zijn gebracht. Dit beleid heeft twee grote gevolgen gehad: assetinflatie en sinds kort opnieuw prijsinflatie, die de koopkracht van vooral de arme mensen aantast.

Assetinflatie is een simpel rekensommetje. De waardering van beleggingen en huizen komt neer op het contant maken van de toekomstige kasstromen. Als de verdisconteringsrente steeds lager wordt, stijgen de contante waarden en daarmee – met de nodige fluctuaties natuurlijk – de koersen. Monetair beleid heeft daarmee direct bijgedragen aan het rijker maken van mensen met vermogen.

Big Bang en globalisering

Andere oorzaken die ongelijkheid hebben bevorderd, zijn de Big Bang, of eigenlijk de deregulering die met de Big Bang is begonnen. Het is duidelijk geworden dat minder regelgeving vooral bedrijven in de kaart heeft gespeeld. Hoewel er nu een kentering plaatsvindt door stromingen als Woke en duurzaamheid, hebben bedrijven eigenlijk te lang de belangen van het milieu en die van medewerkers kunnen verwaarlozen in hun drang om ‘shareholders value’ te creëren.

Door de globalisering is het inkomen van medewerkers van bedrijven onder druk komen te staan omdat bedrijven hier bij ‘te’ hoge loonkosten arbeidsprocessen gingen uitbesteden aan Oost-Europa, na de val van de muur en vooral toen landen achtereenvolgens tot de EU toetraden, en China, vooral toen het land in 2001 tot de WTO werd toegelaten en goede Chinese arbeiders rechtstreeks gingen concurreren met westerse arbeidskrachten. Bedrijven (en de topmensen en aandeelhouders) hebben hiervan geprofiteerd, de meeste medewerkers niet.

Op de achtergrond spelen nog andere ongelijkheid-vergrotende oorzaken. De afnemende macht van de vakbonden heeft de inkomensontwikkeling van de laagste en middeninkomens bijvoorbeeld niet geholpen.

Oplossingen

De belangrijkste oplossingen zouden moeten aansluiten op de hoofdoorzaken. Bedrijven moeten een groter deel van de productiviteitsstijgingen (en winsten) eerlijker verdelen tussen aandeelhouders en medewerkers. Tegelijkertijd moeten zzp’ers die feitelijk arbeidskrachten van een bedrijf zijn, beter beschermd worden. Inkomensverschillen van medewerkers binnen bedrijven moeten kleiner worden. En internationale belastingontwijking moet worden tegengegaan.

Een uitdaging hierbij is het ontstaan van de corporatocratie, ofwel een politiek-economisch systeem waarin steeds grotere bedrijven de scepter zwaaien. Winstmarges (en salarissen aan de top) kunnen zo hoog zijn omdat er onvoldoende concurrentie is. Door internet, internationaal containervervoer, telecommunicatie en digitalisering ontstaat bij een nieuwe vinding al snel het ‘winner-takes-all’-principe, feitelijk een monopolie, dat onvoldoende kan worden aangepakt door toezichthouders en vakbonden.

Een multinational die gebruik maakt van belastingparadijzen (of te goedkope arbeid in lagelonenlanden), kan de lokale (belastingbetalende) ondernemer eenvoudig wegconcurreren. Een oplossing is het opbreken van multinationals en big tech-bedrijven, wat zal zorgen voor meer concurrentie, lagere prijzen, een ‘level playing field’ en waarschijnlijk ook lagere salarissen aan de top. Veel mensen geven gratuit af op het kapitalisme, maar het ligt genuanceerder. Jimmy Carter stelde in een interview in 2015 dat de VS ‘an oligarchy with unlimited political bribery’ zijn geworden.

Tot slot moet het monetaire beleid worden aangepast. De koopkracht van de mensen moet weer voorop staan. Dat is overigens ook het belangrijkste mandaat van de centrale banken, wat weleens vergeten lijkt te worden. De ECB legt bijvoorbeeld heel andere prioriteiten, zoals het ondersteunen van de financiële markten, het spelen van pinautomaat voor overheden, of het bij de euro houden van Italië. Een aantal suggesties ter verbetering is hier opgeschreven.

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels