DWS: Diensten zullen snellere prijsstijging goederen weer bijhalen

DWS: Diensten zullen snellere prijsstijging goederen weer bijhalen

Financial markets
Consument.jpg

Voor het eerst in 25 jaar stijgen de prijzen van goederen sneller dan die van diensten. Maar deze door de pandemie veroorzaakte trend zal binnenkort weer omslaan, vindt Johannes Müller, hoofd macro-research bij vermogensbeheerder DWS.

Wat verbindt Donald Trump, de pandemie en William Baumol, een prominente Amerikaanse econoom die in 2017 overleed? Volgens Müller helpen ze alle drie met het verklaren van deze Grafiek van de Week.

1409 DWS

Uit de grafiek blijkt hoe verschillend de prijsontwikkeling van diensten en goederen in de Amerikaanse economie is geweest. Sinds het midden van de jaren negentig zijn de prijzen van diensten snel gestegen, terwijl die van duurzame goederen daalden. Maar sinds mei 2020 is die trend gekeerd en zitten de prijzen van duurzame goederen weer in de lift. En sneller dan die van diensten.

Dit zou je kunnen toeschrijven aan het afzwakken van de globalisering onder Trump, maar volgens Müller kan die visie gemakkelijk worden weerlegd. “De hardere houding van de Amerikaanse president tegenover China was begin 2018 al voelbaar in bilaterale handelsstatistieken. Toen daalden uit China geïmporteerde goederen sterk in volume omdat ze door de strafheffingen duurder werden, maar ook hun prijzen bleven dalen. Pas tijdens de lockdowns stegen de prijzen van duurzame goederen weer omdat mensen hun geld niet meer uitgaven aan restaurant- of theaterbezoek, maar aan online uitgaven die snel schaarser en duurder werden. De directe stimuleringscheques voor Amerikaanse huishoudens gaf die ontwikkeling nog een extra zet.”

Toch verwacht Müller een omslag omdat de consumentenhonger enigszins gestild lijkt en de steunbetalingen in de VS deze maand aflopen. Bovendien hebben wereldwijd verhandelde goederen meer last van concurrentie dan diensten die meestal lokaal worden geleverd, zegt Müller.

Een derde aspect is dat de Wet van Baumol1 zich volgens Müller weer moet laten gelden. Al in 1966 dacht deze econoom na over de zogenaamde ‘kostenziekte’2. Die theorie gaat ervan uit dat productiviteitsvoordelen zijn geconcentreerd in goederen die gemakkelijk kunnen worden geautomatiseerd. Het ontstane kostenvoordeel wordt gedeeltelijk aan de klanten en gedeeltelijk aan de (verminderde) arbeidskrachten doorgegeven in de vorm van hogere lonen.

Maar om te voorkomen dat deze hogere lonen meer werknemers naar de industrie lokken en andere sectoren onderbezet laten, moeten daar de lonen ook stijgen. De relatieve kosten van diensten als onderwijs en postbezorging bijvoorbeeld, stijgen dus in vergelijking met goederen die overvloediger of goedkoper worden geproduceerd, zegt Müller.

Nu zijn er voor de consument twee gebruikelijke manieren om te voorkomen dat hij meer uitgeeft: de hoeveelheid of de kwaliteit van de dienst zelf verminderen.3 Maar volgens Müller is er nog een veel duurzamere manier. “De prijs van goederen kan worden verhoogd door een hogere belastingheffing op CO2- en grondstof intensieve producten. Tegen een dergelijke inflatie zal de Europese Centrale Bank (ECB) geen bezwaar hebben, omdat dit goed is voor het verminderen van de CO2-voetafdruk van de eurozone. Maar de Amerikaanse Fed zou zich hier wel eens meer zorgen over kunnen maken.”

1) Baumol, William J.; Bowen, William G. (1966). Performing Arts, The Economic Dilemma: a study of problems common to theater, opera, music, and dance. Cambridge, Mass.: M.I.T. Press.
2) Given the complexity of the subject, especially when international trade is added, this theory only covers part of the subject for which many more theoretical models are circling.
3) For example, instead of taking a one-hour guitar lesson with a Maestro, you could go for 45 minutes or choose a less accomplished teacher.