Thijs Jochems: Enkele economische vraagstukken voor de politiek en institutionele beleggers

Thijs Jochems: Enkele economische vraagstukken voor de politiek en institutionele beleggers

Thijs Jochems

Duurzame en inclusieve economische groei wordt steeds meer het uitgangspunt voor zowel het economische beleid van de politiek als het beleggingsbeleid van institutionele beleggers. Gebruiken ze hierbij echter de juiste aannames?

Covid-19 lijkt een versnelling te geven aan een aantal structurele ontwikkelingen. De ongelijkheid in de samenleving neemt toe en de gevolgen van klimaatverandering worden zichtbaarder. In een aantal vrij recent gepubliceerde boeken staan twee vragen centraal: Hoe hebben we de waarde gedefinieerd van wat er wordt geproduceerd? En: Hoe verdelen we wat er wordt geproduceerd? Piketty beschrijft uitgebreid de toenemende ongelijkheid in de samenleving, maar besteedt slechts beperkt aandacht aan de rol van technologie en klimaatverandering. In ‘Doughnut Economics’ analyseert Kate Raworth de invloed van klimaatverandering en de beperkingen van de huidige sturingsmechanismen wel diepgaand en in ‘The Value of Everything’ gaat Mariana Mazzucato in op wat zij als ‘de oorzaak’ van de gebrekkige sturing door zowel de politiek als institutionele beleggers ziet: de definitie van waardecreatie.

In elke samenleving 'managet' de politiek de economie door wetgeving en regulering op basis van – in de tijd verschuivende – opvattingen en machtsverhoudingen. Zo hielden in het verleden grootgrondbezitters in het Verenigd Koninkrijk lange tijd met succes de invoering van grondbelasting tegen door te stellen dat grond op zich geen waarde heeft, hetgeen in die tijd door vele wetenschappers werd betoogd. Dit resulteerde in de vraag wat het dan rechtvaardigde dat landeigenaren het merendeel van de opbrengst van die grond kregen. Tenslotte deden zij, behalve het ter beschikking stellen van de grond, niets aan het bewerken van de grond om daaruit een opbrengst te verkrijgen.

Het vraagstuk ten aanzien van technologie van vandaag de dag vertoont hiermee grote gelijkenis. Techgiganten zoals Microsoft en Facebook maken handig gebruik van innovaties (semiconductors, internet) die met overheidsgeld betaald zijn. Wat rechtvaardigt dat zij de ‘oogst’ hiervan vrijwel geheel zelf kunnen behouden? De netwerkkarakteristieken van de bedrijfsactiviteiten van Amazon, Facebook en Google maken deze bedrijven de facto tot monopolisten. Toch vallen ze (nog) niet onder de antitrustwetgeving. De farmaceutische industrie laat een vergelijkbaar scenario zien: basisresearch wordt meestal door overheden gefinancierd, farmabedrijven spenderen meer aan marketing dan aan research en prijzen voor medicijnen staan niet in verhouding tot hun productiekosten.

Aan de kant van institutionele beleggers zien we hun opvattingen over duurzame, inclusieve groei vervat in hun ESG-beleid. Als langetermijnbeleggers hebben zij er baat bij dat bedrijven hun winsten herinvesteren om hun productiviteit te doen toenemen. Die productiviteitsgroei is noodzakelijk voor duurzame economische groei. Echter, de praktijk wijst uit dat de meeste beursgenoteerde bedrijven focussen op maximalisatie van winstgroei per aandeel op de korte termijn. Het bezit van opties door het management vormt een belangrijke drijfveer voor de terugkoop van eigen aandelen. Onderzoeken laten zien dat bedrijven als Microsoft, Pfizer, IBM en Intel over lange perioden meer dan 100% van hun winst hebben besteed aan het terugkopen van aandelen en het uitkeren van dividend, waardoor er dus weinig overblijft om te investeren in de bedrijfstoekomst. Het valt op dat we zelden in het ESG-beleid van institutionele beleggers iets verwoord zien over hoe om te gaan met deze door kortetermijnoverwegingen gedreven strategie van bedrijven.

Zowel voor de politiek als voor institutionele beleggers lijkt er werk aan de winkel om de doelstelling van duurzame, inclusieve groei zo goed mogelijk te kunnen bereiken.

Voor deze column is in belangrijke mate geput uit ’The Value of Everything’ van Mariana Mazzucato.