Column Andy Langenkamp: Europa of Amerika: wie is het snelst met de rollator?

Column Andy Langenkamp: Europa of Amerika: wie is het snelst met de rollator?

Andy Langenkamp (foto archief ECR Research)
Voor de coronapandemie en de diepe recessie die daarop zal volgen, geldt het omgekeerde van het gezegde ‘vertrouwen komt te voet en gaat te paard’. De crisis kwam hard aanscheuren in een Ferrari, maar strompelt langzaam met een rollator uit beeld. Welke van de twee westerse, economische supermachten zal daarbij het minst verzwakt uit de crisis komen: de VS of Europa?
Laten we beginnen met de pluspunten van Amerika. De VS voert nog altijd de mondiale reservevaluta. Hierdoor kan het land makkelijker dan andere landen vrijwel onbeperkt geld drukken en lenen. Daarnaast zijn door de coronacrisis webshoppen en digitale producten die thuiswerken vergemakkelijken, nog populairder geworden. Veel bedrijven die hierin voorzien, zijn Amerikaans. Bovendien kan Amerika zich, met maar twee buurlanden, eenvoudiger afsluiten dan Europese landen. Bij een volgende ziektegolf kan dit een voordeel zijn.
 
Uiteraard heeft de VS ook minpunten. Te vaak wordt in deze crisis met de beschuldigende vinger gewezen in plaats van samengewerkt, spreken overheidsfunctionarissen en politici elkaar publiekelijk tegen en wordt klinkklare onzin verkocht. Het verbaast niet dat het vertrouwen in de Amerikaanse regering sterk daalde tijdens de crisis. En de VS mag dan een aantal van ’s werelds beste ziekenhuizen hebben, maar voor tientallen miljoenen Amerikanen is zorg niet of nauwelijks toegankelijk, omdat ze onverzekerd zijn of vanwege torenhoge eigen risico’s. De Amerikaanse verzorgingsstaat is sowieso basaal, vergeleken met veel Europese landen. Dit maakt het opvangen van de economische klap erg moeilijk. Tot slot bezitten Amerikaanse burgers meer aandelen dan Europeanen en is de Amerikaanse oliewinning uitgegroeid tot een factor van formaat. In economische slechte tijden zijn dit kwetsbaarheden.
 
Maar niet alleen de VS kent zwaktes. Zo blijft coördinatie tussen Europese landen een issue. Bovendien behoort een aantal Europese staten tot de zwaarst getroffen landen door de coronacrisis. Die landen stonden er economisch ook al niet best voor. Verder is de Europese bankensector minder sterk vergeleken met die in Amerika. Een ander probleem is dat sommige Europese leiders de crisis hebben aangegrepen om hun autoritaire bewind te verstevigen (Hongarije en Polen). Tot slot heeft de coronacrisis de zwakkere eurolanden harder geraakt dan de sterkere, waarbij die laatste ook meer fiscale steunmiddelen hebben. Hierdoor divergeren economieën verder.
 
Lichtpuntjes zijn er ook. Europese politici stralen meer rust en controle uit dan Washington en het vertrouwen in hen is toegenomen. In grote landen – Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje – zijn voorlopig geen verkiezingen, waardoor leiders meer gefocust zijn op de crisis. Trump zit daarentegen in een permanente campagnemodus.
 
Europese sociale vangnetten mogen dan vaak worden bekritiseerd, ze komen nu goed van pas om sociale en economische schade te beperken. Bovendien kunnen werknemers die via overheidssteun in dienst worden gehouden door werkgevers, direct weer aan de slag als de economie opkrabbelt.
 
Europa krijgt vooralsnog het voordeel van de twijfel boven Amerika. De Fed mag weliswaar meer grof geschut van stal kunnen halen, centrale banken kunnen hooguit een bodem leggen onder de economie. Politici moeten via fiscale steun en weloverwogen en gecoördineerd optreden de coronapandemie beheersen, de economie klaarstomen voor het nieuwe normaal en de bevolking meekrijgen.
 
Op langere termijn kunnen beleggers wel grote vraagtekens plaatsen bij Europa. Onderhuidse spanningen zijn weer aan de oppervlakte gekomen en zorgen voor pijnlijke botsingen tussen noord en zuid en voor nieuwe twijfels over het voortbestaan van de euro.