Harry Geels: Of ik met wat Russen wilde jeu-de-boulen

Harry Geels: Of ik met wat Russen wilde jeu-de-boulen

Harry Geels (credits Cor Salverius Fotografie)

Door Harry Geels

Op vakantie gaan in verre oorden levert – zeker naarmate ik ouder word – steeds vaker onverwachte inzichten op. Dat overkwam mij ditmaal in Egypte, waar ik twee openbaringen kreeg, één over ethiek en één over het klimaat.

De afgelopen twee weken hadden mijn vrouw en ik het voorrecht om een rondreis door Egypte te maken. Wees niet bang, dit wordt geen reisverslag, maar een paar momenten waren, voor mij althans, bijzonder genoeg om er toch wat over te zeggen. Het eerste bijzondere moment was bij een bezoek aan de Aswandam, gebouwd in de jaren zestig van de vorige eeuw, die een groot stuwmeer creëerde, het Nassermeer, vol met krokodillen die na de bouw van de dam niet meer de Nijl inzwommen.

De gids die ons toen begeleidde, vertelde ons dat de stuwdam, bedoeld om het waterpeil in de Egyptische Nijl constant te houden, aanvankelijk mede gefinancierd zou worden door de VS, het VK en de Wereldbank, maar dat die in 1956 hun geld introkken toen Egypte weigerde een anticommunistisch pact (het Bagdad-pact) te ondertekenen, waarna de Sovjet-Unie de financiering op zich nam. Er werd bij de Aswandam een monument gebouwd om de samenwerking tussen Rusland en Egypte te bezegelen.

Twee onverwachte vragen

Toen we het monument passeerden, vroeg de gids of wij daar niet op de foto wilden. ‘Nee, dat hoeft niet’, zeiden we. De gids was enigszins verbaasd en vroeg het nog één of twee keer. Toen ik iets mompelde over een oorlog in Oekraïne, keek hij mij niet-begrijpend aan. Het tweede moment vond plaats aan het einde van de vakantie, toen we enkele dagen aan het bijkomen waren van onze rondreis in een all-inclusive hotel aan de Rode Zee. Een entertainster vroeg of ik wilde jeu-de-boulen.

Toegegeven, jeu-de-boules is een van mijn guilty pleasures. Maar ik kreeg toch een ongemakkelijk gevoel toen ik zag dat het gezelschap louter uit Russische toeristen bestond (het hotel zat er overigens ook vol mee). Zo’n spelletje voelde toen niet oké, ondanks dat de gasten hartelijk en vrolijk waren. Hoe anders wordt er in de wereld blijkbaar tegen Russen aangekeken? In Egypte spelen Russen gewoon jeu-de-boules, bij ons zijn ze niet welkom. Ineens realiseerde ik me: ethiek is niet universeel, maar lokaal of contextueel gebonden.

De filosofische twist

Die gedachte liet me niet los. Wat zou Immanuel Kant hebben gezegd over mijn dilemma? Zijn deontologische ethiek draait om plicht en universaliteit, niet om persoonlijke voorkeuren. Handel volgens een gedragsregel waarvan je kunt willen dat die een algemene wet wordt, zegt hij. Dus stel: mijn principe is ‘Ik speel geen spelletjes met mensen uit landen die een oorlog zijn begonnen.’ Kun je willen dat dit universeel geldt? Nee, want dan zou niemand ooit meer met iemand uit een conflictgebied mogen spelen.

Een alternatief: ‘Ik behandel mensen als individuen, niet als vertegenwoordigers van hun staat.’ Dat kun je wél tot universele wet verheffen. Kant zou dus zeggen: speel mee. Niet omdat het per se leuk moet zijn, maar omdat het je ‘plicht’ is om mensen als autonome wezens te zien, los van politieke instrumentalisering. John Stuart Mill, de utilitarist, zou het anders aanvliegen: ethiek is het grootste geluk voor het grootste aantal. Meedoen levert plezier op voor jou en de Russen, zonder directe schade.

Niet meedoen uit politieke overtuiging? Dat vergroot het geluk niet. Vanuit utilitaristisch perspectief is meedoen dus beter. En dan Adam Smith, met zijn Theory of Moral Sentiments. Hij zou zeggen: verplaats je in de ander. Hoe voelt het voor hen? Ze zijn op vakantie, willen ontspannen, niet discussiëren over geopolitiek. De ‘onpartijdige toeschouwer’ zou zeggen: doe mee, toon menselijkheid. Drie filosofen, één conclusie: ik had moeten meedoen. Kant uit plicht, Mill uit geluk, Smith uit empathie.

Een andere openbaring

Dat was overigens niet mijn enige inzicht. Mijn kijk op de klimaattransitie kreeg ook een behoorlijke knauw. Terwijl we in Europa discussiëren over duurzaamheid, rijden in Egypte bijvoorbeeld onze oude stinkdiesels vrolijk rond. Elektrische laadpunten? Geen één gezien. Het afval en de dieseldampen deden pijn, zodanig dat het zelfs afdeed aan mijn vakantieplezier. Tien jaar terug, op een vakantie in Marokko, een vergelijkbaar verhaal. Maar toen had ik er geen last van, nu wel. Blijkbaar is mijn belevingswereld in het afgelopen decennium beïnvloed geweest.

Er was ook een positieve revelatie. We werden in Caïro twee dagen door een moslima begeleid. Zelfstandig, kritisch op de paternalistische moslimmaatschappij en gescheiden. Ze voedde alleen haar kind met een handicap op. Ze vertelde dat er steeds meer vrouwen zonder hoofddoek zijn, dat vrouwen zelfstandiger worden en dat het aantal scheidingen toeneemt. Ze vertelde hoe Kopten en moslims in symbiose leven. Terwijl wij denken dat de Arabische wereld niet verandert, vindt er daar wel degelijk een langzame ommekeer plaats.

Afsluiting

We bekijken zaken vooral door de bril van het eigen belang. Er zijn overal oorlogen, maar we zijn vooral geïnteresseerd in de gevallen die ons van dichterbij raken, zoals Oekraïne en Palestina. Het confronteert ons met de filosofische vraag: hoe absoluut zijn onze morele kaders? Zijn ze universeel, of slechts een product van onze eigen bubbel? Terwijl wij polariseren, spelen anderen gewoon een spelletje. Misschien is het zelfs een les: de wereld is niet zwart-wit, maar een zandkleurig speelveld met een paar grijsmetalen ballen.

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels