Harry Geels: AI biedt slechts tijdelijk soelaas tegen dalende productiviteit

Harry Geels: AI biedt slechts tijdelijk soelaas tegen dalende productiviteit

Technologie
Harry Geels

Door Harry Geels

2022 was het eerste jaar sinds 1983 waarin de arbeidsproductiviteit vier kwartalen achter elkaar daalde. Er zijn grofweg vijf hypothesen die verklaren waarom de (arbeids)productiviteit gemiddeld genomen al decennialang daalt. AI heeft weliswaar veel potentie om de trend te keren, maar de verwachtingen ervan zijn te hoog gespannen.

De laatste zes maanden heeft Artificial Intelligence (AI) de media gekaapt. AI bestond natuurlijk al langer, maar nu het ook beschikbaar is geworden voor de ‘gewone consument’, en niet alleen voor bedrijven, is er ineens een beleggershype ontstaan van aandelen die verondersteld worden te profiteren van de AI. Wat er nu gebeurt, lijkt veel op wat er eind jaren negentig met internet gebeurde. Ook het World Wide Web en de mogelijkheden van het mobiele internet waren er toen al langer, maar nadat consumenten het konden gebruiken, ontstond er ineens een ‘narratief’ waar we met zijn allen in konden geloven.

AI lijkt een nieuwe beurshype te worden, vergelijkbaar met die van de dot.com-beursbubbel. De potentie van AI zit hem – althans afgaand op de duizenden, meestal zelf geaccrediteerde, AI-kenners die ineens zijn opgestaan – in de potentiële verbeteringen van de (arbeids)productiviteit. AI zou het werk van bijvoorbeeld dokters, juristen, journalisten en KYC-medewerkers bij banken in ieder geval deels overbodig maken. Internet had ook de belofte dat het de (arbeids)productiviteit sterk zou verbeteren. Maar dat bleek tijdelijk.

Het mysterie van de dalende productiviteit

Voordat we de claim dat AI een grote belofte is voor de (arbeids)productiviteit kunnen staven, moeten we eerst weten wat er met de productiviteit is gebeurd in de laatste decennia. Het probleem is dat deze sinds begin jaren zeventig gemiddeld veel lager ligt dan in de vijf daaraan voorafgaande decennia (1920-1970). En nog complexer, de productiviteit ligt ieder van de laatste vijf decennia (1970-2020) ook steeds lager. De arbeidsproductiviteit (naast kapitaalinvestering en Total Factor Productivity (TFP) een van de drie bronnen van productiviteit) daalt opvallend genoeg de laatste jaren.

Er zijn natuurlijk altijd cycli. Eind jaren negentig kreeg de productiviteit een ‘boost’ door internet (en waarschijnlijk ook toepassingen als Windows, allemaal verder versterkt door de voortschrijdende globalisering). Maar dat was tijdelijk en langzaam zakte de productiviteitsgroei weer in. In 2022 daalde de arbeidsproductiviteit zelfs vier kwartalen achter elkaar, iets dat voor het laatst gebeurde in 1983. Er is geen overeenstemming over de vraag waarom de (arbeids)productiviteitgroei per saldo al decennia daalt. Er zijn alleen hypothesen. Wat betreft arbeidsproductiviteit gaat het verhaal dat veel bedrijven moeite zouden hebben zich aan te passen aan de nieuwe arbeidswensen van jongeren, zoals bijvoorbeeld deeltijd.

Een andere hypothese is de ziekte van Baumol. De (semi-)overheid is in vrijwel alle westerse landen de grootste en nog altijd (sterk) groeiende werkgever. Banen in de zorg, onderwijs en beleid blijken lastig te automatiseren. In arbeidsintensieve publieke sectoren is de productiviteitsgroei nu eenmaal lager dan in andere sectoren. Ben Bernanke noemde in 2012 de groeiende overheidsschuld als potentiële oorzaak. Tijdens een speech in het Congress zei hij: ‘Over the longer term, the current trajectory of federal debt threatens to crowd out private capital formation and thus reduce productivity growth’.

Weer andere wijzen op het monetaire beleid. De alsmaar dalende rente is door het bedrijfsleven vooral gebruikt voor overnames met geleend geld en het financieren van aandeleninkoopprogramma’s in plaats van investeringen in productiviteit. Bij een (te) lage evenwichtsrente blijven ook bedrijven zonder bestaansrecht te lang in leven. Het proces van ‘creative destruction’ wordt verstoord. Tot slot wijzen sommige economen op het ontbreken van een écht maatschappelijke destructieve ontwikkeling, vergelijkbaar met die van de agrarische of industriële revolutie.

Kan AI zijn grote productiviteitsbelofte inlossen?

De potentie van AI is ongetwijfeld groot. De vraag is alleen of het de dalende tendensen van de (arbeids)productiviteit in zijn geheel kan doen keren. Er doemt een aantal uitdagingen op. Worden de positieve effecten van AI voor de langere termijn van, net als internet, niet overdreven? Het kan ook zijn dat de maatschappij ingewikkelder wordt. Hoe gaan we AI bijvoorbeeld automatiseren, of de privacy van data garanderen en juridisch beschermen? Wordt de wereld van mens-machine tegelijkertijd ook niet complexer?

Ontstaat er niet een hele nieuwe wereld van banen die zich met implementatie ervan gaan bezighouden? Het internet heeft een hele nieuwe bedrijfstak van IT-support doen ontstaan, waar veel bedrijven uiteindelijk zoveel geld aan uitgeven, dat de financiële voordelen van IT vaak weer teniet worden gedaan. De afhankelijkheid van IT – lees: en van grote IT-bedrijven – is groot geworden. Zijn de grootste winsten van de internettechnologie uiteindelijk niet vooral toegevallen aan de Big Tech? In het verlengde hiervan: krijgen we met AI niet nog een extra boost van ‘the winner takes it all’?

Het is vooralsnog te lastig om AI een destructieve rol vergelijkbaar met die van de industriële revolutie te geven. Hooguit, in het meest positieve scenario, zal het effect voor de economie en beurs vergelijkbaar zijn met dat van de meer recente internetrevolutie.

Een nabrandertje: verschillende vormen van intelligentie

De grote voordelen van AI wat betreft IQ (het opslaan en rationeel analyseren van data) begrijp ik. Maar wat betreft de EQ-mogelijkheden (overigens minder relevant voor de productiviteitsgroei) van AI ben ik sceptischer dan veel AI-‘kenners’. Zal AI bijvoorbeeld ooit ‘brainwaves’ kunnen krijgen? En hoe zit het met ‘gut feeling’ of (aangeboren) intuïtie? Hetzelfde scepticisme geldt ook voor de meeste van andere vormen van intelligentie. Mijn motto: eerst zien dan geloven. Als AI een maatschappelijke en beurshype wordt, vergelijkbaar met die van het internet eind jaren negentig, zal er een flinke overdrijving van de mogelijkheden aan vast plakken (vergelijkbaar met internet).

Tot slot een overpeinzing van de Duitse filosoof Arthur Schopenhauer. Hij zei ooit: ‘De eerste veertig jaren van je leven geven je de tekst, de volgende decennia de betekenis ervan.’ Hoewel we natuurlijk kunnen twisten over de precieze scheiding in jaren, ben ik het hartgrondig met deze uitspraak eens. Als ik nu een boek lees, haal ik daar veel meer uit dan dertig jaar geleden. Je kunt, met andere woorden, een computer of robot nog zoveel data geven, het gaat erom dat hij ook leert tussen de regels door te lezen. We gaan het zien. Laten we voorlopig niet te hard van stapel lopen. Begrijpt AI trouwens ook dit soort per volksaard afhankelijke wijsheden?

 

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels