LFDE: Zorgen rond Amerikaanse kerninflatie

LFDE: Zorgen rond Amerikaanse kerninflatie

Inflatie Verenigde Staten
Inflatie (02)

Door Enguerrand Artaz, fondsmanager bij La Financière de l’Echiquier (LFDE)

Stijgende energieprijzen in juni, valse geruchten op de markten daags voor de publicatie en zelfs amper verhulde zinspelingen vanuit het Witte Huis: alles wees erop dat de inflatie in de Verenigde Staten opnieuw hoger zou uitvallen dan de economen hadden geraamd. Dat bleek ook het geval: de consumptieprijzen zijn in juni fors gestegen, en voor de tweede maand op rij sterker dan verwacht. Met 9,1% – terwijl de consensusverwachting 8,8% was – bereikte de inflatie bovendien haar hoogste niveau sinds november 1981.

Hoezeer dat cijfer ook tot de verbeelding spreekt, de doorslag geeft het niet. Om te beginnen wordt het sterk beïnvloed door de grondstoffenprijzen en zal de recente daling van de energieprijzen – olie is sinds de piek in juni al ruim 20% teruggevallen – de totale inflatie de komende maanden ongetwijfeld doen afnemen. Bovendien kijkt de Amerikaanse Federal Reserve, ook al kan ze de impact van de brandstof- en voedingsprijzen op de huishoudens niet volledig negeren, toch vooral naar de kerninflatie, de ontwikkeling van de consumptieprijzen exclusief energie en voeding.

Gezichtsbedrog

Op dat vlak is er weinig geruststellend nieuws. Dat de kerninflatie voor de derde maand op rij is gedaald – naar 5,9% in juni, na 6,0% in mei en een piek van 6,5% in maart – is namelijk gezichtsbedrog. Bekijken we die ontwikkeling van naderbij, dan zien we dat de prijzen in het tweede kwartaal van 2022 veel sterker gestegen zijn (met 7,8% op jaarbasis) dan in de drie voorgaande kwartalen (5,3% op jaarbasis). Dat het lijkt alsof de kerninflatie is gedaald, is in werkelijkheid louter het gevolg van een gunstig basiseffect omdat in het tweede kwartaal van 2021 de prijzen zo fors gestegen waren (10,0% op jaarbasis). Als de prijzen van goederen en diensten exclusief energie en voeding hun lijn van de afgelopen drie maanden doortrekken, trekt de kerninflatie de komende maanden dus waarschijnlijk weer aan. Niet meteen een aanlokkelijk vooruitzicht voor de centrale bank.

Ook de componenten van de kerninflatie zien er niet bijster bemoedigend uit. Ten eerste zijn de prijzen van een aantal goederen die sinds een maand of twee leken af te koelen, in juni opnieuw flink de hoogte ingegaan. Met name huishoudapparatuur en zelfs computerapparatuur, waarvan de prijzen op lange termijn toch structureel dalen, zijn duurder geworden. Ten tweede zitten de prijzen van diensten overal in de lift en worden in het bijzonder gezondheidsdiensten snel duurder, aangejaagd door hoge verzekeringspremies. Tot slot stijgen de prijzen van huisvesting onverminderd voort.

De component 'huurprijzen' is in juni met 0,8% gestegen, de grootste sprong op maandbasis sinds oktober 1982, en kent daarmee op jaarbasis de sterkste toename sinds juli 1986. De component 'huurprijsequivalent voor huiseigenaren' dikte 0,7% aan, meer dan op enig moment in de afgelopen 32 jaar, en bereikte daarmee de grootste prijsstijging sinds september 1990. Bijgevolg is huisvesting nu goed voor meer dan de helft (61%) van de kerninflatie.

Minder volatiel

En laat huisvesting nu net een van de categorieën in de inflatiekorf zijn die als minder volatiel worden beschouwd en waar de Fed dus prioritair op moet ingrijpen, terwijl zij op heel volatiele componenten, zoals alles wat rechtstreeks verband houdt met de grondstoffenprijzen, veel minder invloed heeft. De sterke stijging is wel deels te verklaren door een seizoenseffect – doordat pas afgestudeerden in deze tijd van het jaar de huizenmarkt betreden, komen er veel nieuwe huurcontracten en dus verhoogde prijzen bij – maar moet de centrale bank toch wel zorgen baren. Die bevindt zich dus op een breuklijn.

Enerzijds is er de totale inflatie, die vermoedelijk haar piek bereikt heeft en door de dalende energieprijzen de komende maanden allicht afneemt. Anderzijds is er de kerninflatie, die opnieuw kan aantrekken, met name doordat de vastgoedprijzen de sterkste stijging in decennia kennen. Aan welke van die twee krachten de Fed voorrang geeft, zal bepalen hoe groot haar volgende rentestap wordt: 75 bp of 100 bp.