Anne-Marie Munnik: MiFID II in Europa: Gelijke monniken, maar waar zijn de gelijke kappen?

Anne-Marie Munnik: MiFID II in Europa: Gelijke monniken, maar waar zijn de gelijke kappen?

Anne-Marie Munnik
Inmiddels is MiFID II al twee jaar een feit en hebben we in Nederland grote stappen gezet met de borging van de vakbekwaamheid van beleggingsprofessionals met klantencontact. Velen van ons hebben een aanvangstoets afgelegd om onze vakbekwaamheid aan te tonen en nemen nu deel aan een zogenaamd ‘permanent vakbekwaam’ programma om onze kennis en kunde aantoonbaar te onderhouden. De verschillen tussen de implementatie in Nederland en die in de andere lidstaten zijn echter groot. Hoe komen we tot een Europees referentiekader?
Kijkend naar de implementatie van de vakbekwaamheidseisen in de EU-lidstaten, zien we grote verschillen. In sommige lidstaten heeft de toezichthouder de richtlijnen vastgesteld, elders is veel ruimte gelaten aan de markt wat betreft de vraag hoe vakbekwaamheid kan worden geborgd, met grote verschillen in eisen, kwalificaties en niveaus tot gevolg. Onduidelijkheid alom, en dat is een gemiste kans. Een Europees referentiekader ontbreekt en dit belemmert arbeidsmobiliteit of internationale beleggingsadvisering.
   
In de recente publieke consultatie over het MiFID II-raamwerk heeft onze Nederlandse beroepsvereniging samen met CFA Institute gepleit voor de introductie van een EU-brede, uniforme certificering voor alle beleggingsprofessionals die advies of informatie verstrekken. Op deze manier kan een ‘level playing field’ gecreëerd worden.
   
Gebaseerd op de ervaringen die we in Nederland inmiddels hebben opgedaan met de vakbekwaamheidseisen, kunnen we concluderen dat de implementatie afgestemd moet worden op de behoeften en werkwijze van de sector zelf. ‘Alignment’ met de beleggingssector is dan ook een van onze belangrijkste aanbevelingen aan de Europese Commissie voor het ontwerp van een EU-breed raamwerk voor de borging van kennis en vaardigheden.
   
De beleggingssector, zowel de werkgevers als de beleggingsprofessionals zelf, heeft permanente educatie hoog op de agenda. De sector ziet dit als een belangrijke manier om de dienstverlening aan klanten verder te verbeteren en het vertrouwen van de samenleving, dat deels verloren is gegaan na de financiële crisis van 2008, te herwinnen. Zeker binnen de institutionele beleggingsadvisering is de ‘countervailing power’ van klanten groot. Daarmee wordt permanente educatie als een noodzaak beschouwd. In dit opzicht is de beleggingssector volledig afgestemd op de grondgedachte achter de vakbekwaamheids- en kennisvereisten onder MiFID II.
   
Een programma om kennis en competentie te onderhouden, moet worden afgestemd op de intrinsieke motivatie die beleggingsprofessionals van nature hebben. Gezien de feedback en inspanningen van de leden van onze vereniging, wordt permanente educatie door hen zeker serieus genomen; in ons land wordt veel tijd en moeite in onderwijs gestoken. Een programma moet wel ingericht zijn op de wijze waarop beleggingsprofessionals tegenwoordig willen leren: inhoud moet online beschikbaar zijn en op elk moment en op elke plaats toegankelijk zijn, met een zo flexibel mogelijke examinering. Als onderwijsprogramma’s gemakkelijk kunnen worden ingepast als onderdeel van ons dagelijks werk, staan meer mensen open voor deelname. Door te focussen op de intrinsieke motivatie van beleggingsprofessionals om te leren en door rekening te houden met hun voorkeur voor de manier van leren, worden de doelstellingen van het verbeteren van de kwaliteit van de beleggingsdienstverlening en het beschermen van de belangen van klanten het beste gediend.
   
We denken dat het Nederlandse systeem dat we nu hebben voor het aantoonbaar onderhouden van kennis en kunde als lichtend voorbeeld kan dienen voor een EU-breed raamwerk en ook direct bruikbaar is voor andere lidstaten. De belangrijkste aanpassing is dan om leerdoelen te formuleren die gelden voor alle lidstaten. Momenteel zijn er doelen die alleen van toepassing zijn op de Nederlandse markt, wat de grensoverschrijdende implementatie voor internationale beleggingsondernemingen en migratie van werknemers belemmert. Daarnaast mag het niveau van de toetsen niet significant verschillen tussen de diverse lidstaten. Het is tijd voor een Europees referentiekader.