Harry Geels: Hoe de AI-goldrush ons economisch systeem verandert
Harry Geels: Hoe de AI-goldrush ons economisch systeem verandert
Door Harry Geels
In 2025 investeren de zeven grootste techbedrijven naar verwachting meer dan $ 300 miljard in AI-infrastructuur: de grootste private investeringsgolf sinds de aanleg van de Amerikaanse spoorwegen in de 19e eeuw. Deze kapitaalgolf heeft verstrekkende gevolgen voor groei, concurrentie, innovatie, vermogensverdeling en het milieu.
Volgens analyses zitten de zogenaamde Magnificent 7 – denk aan Microsoft, Alphabet, Meta, Amazon en andere hyperscalers – in 2025 al op geaggregeerde investeringen (capex) van ongeveer $ 330 – $ 340 miljard, tegenover substantieel lagere bedragen een jaar eerder. In sommige gevallen worden ratio’s genoemd van capex ten opzichte van een omzet van 18% of meer, wat markant is in een sector die traditioneel asset-light was. Ook de investeringen in datacenters nemen explosief toe (zie Figuur 1).
Figuur 1

1) Een nieuwe industriële revolutie of slechts kapitaalsverdieping?
Aan de ene kant zou deze investeringsgolf kunnen worden gezien als de start van een nieuwe industriële fase: zoals stoom, spoorwegen of elektriciteit vroeger de economische infrastructuur vernieuwden, zo zou AI-infrastructuur een ‘general purpose technology’ kunnen zijn die groei over meerdere sectoren stimuleert. Maar er zit ook een andere kant aan: vooralsnog is het vooral kapitaalsintensief – servers, datacenters, chips – met zeer lange terugverdientijden.
De investeringen lijken ook sneller te gaan dan de verspreiding van productieve toepassingen. De economie moderniseert haar machinepark sneller dan ze erkende productieve gebruikscases vindt. Velen hopen op echte productiviteitssprongen, maar we zien ook speculatieve overinvestering, met echo’s van de telecom- en internetboom van de jaren ’90. Daarmee rijst de vraag: is deze groei structuurvernieuwend, of vooral kapitaalintensief zonder brede diffusie? Dat weten we net als bij internet pas achteraf.
2) Concentratie van macht en concurrentie
Wie kan deze race nog bijbenen? De investeringsdrempel ligt naar beneden afgerond op tientallen miljarden dollars; alleen de grootsten lijken met de rat race mee te kunnen doen. Kleine ondernemingen zullen afhankelijke toeleveranciers of gebruikers zijn van de infrastructuur van de grote spelers. Zoals zo vaak door mij betoogd, zijn veel sectoren in oligopolies, soms zelfs monopolies, veranderd, wat leidt tot ‘pricing power’ en lobbykracht van de grote oligopolisten en monopolisten.
Dat verandert het economische model verder: niet meer zozeer open markten, maar geïntegreerde platform-oligopolies met als kerninput AI‐computing en datacenters. Zoals Joseph Schumpeter ooit zei: ‘Het monopolie is het kind van innovatie, maar het neigt er tevens naar zijn ouder te vernietigen’. Het discours verandert: van voorheen relatief lage investeringsniveaus tilt Big Tech de investeringen op naar niveaus die vergelijkbaar zijn met de industrie, een indicatie dat er inderdaad sprake is van een nieuwe ‘revolutie’.
3) Innovatiekrachten veranderen van aard
Economen zeggen vaak dat grote bedrijven minder innoveren dan kleine bedrijven. Maar voor AI kan schaal juist een voordeel zijn. Generatieve modellen en gigantische data sets vereisen massale computers, schaal én kapitaal. Innovatie wordt kapitaal-gedreven in plaats van idee-gedreven. De paradox: nooit eerder was innovatie zo geconcentreerd én zo duur. Het resultaat: de economie kan geavanceerder worden, maar ook minder wendbaar. Ook wordt de diversiteit van ideeën geringer.
4) Vermogens- en waardeverdeling
Wie zijn de winnaars? De aandeelhouders van de Magnificent 7, de hooggekwalificeerde engineers, chipfabrikanten, en mogelijk ook consumenten, tenminste als AI tot nieuwe producten tegen lagere prijzen leidt, wat nog valt te bezien. Maar er zijn ook verliezers: kleinschalige leveranciers, middenklasse-arbeiders, regio’s zonder toegang tot data of computers. De rendementen op kapitaal kunnen sneller stijgen dan die op arbeid. Zo zou AI de volgende ‘grote machine van vermogensconcentratie’ kunnen zijn.
5) Milieu, de stille kosten van AI
De ecologische voetafdruk van AI is enorm: het trainen van grote modellen vergt veel elektriciteit en water. Milieukwesties duiken echter nauwelijks meer prominent op in het debat. Zelfs Bill Gates – ooit grote pleitbezorger van klimaatactie – heeft recent de urgentie van emissie-targeting teruggeschroefd, omdat ‘strikte milieuregelgeving de AI-revolutie zou kunnen vertragen’. In de WSJ deed hij een aantal opvallende uitspraken, zoals: ‘Using more energy is a good thing, because it means economic growth’.
Daarmee komt een nieuw spanningsveld naar voren: digitale ambitie versus planetaire limieten. Datacenters die AI ondersteunen zijn energie-, koelings- en infrastructuurmonsters. Elke nieuwe capaciteit verschuift investeringen in de richting van stabiele – vaak fossiele – stroomnetten, wat de renovatie van hernieuwbare systemen kan vertragen. De AI-goldrush lijkt zo een nieuwe vorm van grondstoffengebruik te zijn: niet kolen of olie, maar data en energie.
Conclusie: wat voor soort groei is dit?
Als zeven bedrijven in één jaar méér investeren in AI dan bijna alle landen aan onderwijs uitgeven, verandert niet alleen de technologie, maar dreigen we af te glijden naar het neo-feodalisme. De vraag is niet langer of we groeien – maar wie groeit en hoe die groei onze vrijheid en welvaart beïnvloedt. De echte test is of deze nieuwe groei het bredere menselijke doel dient – van innovatie, van kans, van duurzaamheid – of dat het slechts een nog grotere machtssprong naar voren is van een beperkt aantal bedrijven.
Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels