Harry Geels: Heeft de zwakke euro Europa lui gemaakt?

Harry Geels: Heeft de zwakke euro Europa lui gemaakt?

Europa Euro
Harry Geels (credits Cor Salverius Fotografie)

Door Harry Geels

Nu Europa kampt met stagnatie, de-industrialisatie en dalende concurrentiekracht rijst een ongemakkelijke vraag: heeft de euro, van nature structureel zwak, het continent lui gemaakt? Wat kunnen we leren van Zwitserland?

Een zwakke munt biedt een gemakkelijke weg naar exportsucces. Goederen worden goedkoper in het buitenland, winstmarges stijgen en de druk om te besparen of te innoveren neemt af. Duitslands langdurige exportboom – vooral tussen 2000 en 2015 - berustte op dit voordeel. Met de euro verhandeld onder het niveau dat een zelfstandige Duitse mark waarschijnlijk had gehad, kregen Duitse auto’s, machines en chemische producten een aanzienlijke prijsvoorsprong in China, de VS en daarbuiten.

Maar dit concurrentievoordeel had een prijskaartje. Industrieën gewend aan een goedkope munt stellen vaak investeringen en innovatie uit. Structurele hervormingen – vermindering van de bureaucratie, modernisering van de infrastructuur en diversificatie van energiebronnen – worden uitgesteld zolang er sprake is van exportoverschotten. Als echter externe schokken toeslaan (zoals een oorlog of handelstarieven), worden de onderliggende zwaktes zichtbaar. Dat is precies wat de laatste jaren in Duitsland en de EU gebeurde.

De trage verbranding van de-industrialisatie

In het afgelopen decennium is het industriële aandeel van Europa’s economie gekrompen, vooral in Duitsland. Energieprijsschokken troffen energie-intensieve sectoren hard – het bittere resultaat van decennia ‘Atomkraft, nein Danke’– politiek, gecombineerd met een naïeve afhankelijkheid van Russisch gas. Complexe regelgeving, een trage uitrol van digitale infrastructuur en een vergrijzende beroepsbevolking zetten extra druk. De groene transitie, hoe noodzakelijk ook, verloopt vaak met lagen bureaucratie die investeringen vertragen in plaats van versnellen.

Figuur 1: Industriële productie, geselecteerde landen, geïndexeerd van begin 2011

Bron: https://blog.syzgroup.com/slow-food-for-thought/the-swiss-miracle

Tegelijk verschuift de wereldwijde concurrentie. China, ooit een belangrijke klant voor Duitse machines en voertuigen, is nu een directe concurrent in elektrische auto’s, zonnepanelen en high tech-productie. De VS biedt belastingvoordelen voor hun (clean)tech-industrieën, waardoor investeringen worden aangetrokken die Europa moeilijk kan evenaren. India heeft zich handig kunnen positioneren als technologie- en kennishub, waar vooral grote Europese bedrijven maar al te graag aan uitbesteden.

Het Zwitserse contrast

Over de grens toont Zwitserland een leerzaam voorbeeld. Lang gewend aan een sterke frank – vaak bestempeld als ‘te sterk’ door exporteurs – kon het land niet leunen op een zwakke munt om de verkoop in het buitenland te stimuleren. In plaats daarvan was meer toegevoegde waarde vereist: farmaceutica, precisie-instrumenten, medische apparatuur en luxeproducten domineren de export. Meer dan de helft van de Zwitserse export is high tech. De arbeidsproductiviteit per gewerkt uur behoort daardoor tot de hoogste ter wereld.

In plaats van te de-industrialiseren heeft Zwitserland een gezonde industriële basis behouden, terwijl het ook uitblinkt in financiën en diensten. De sterke frank fungeerde als een drijvende kracht: om te overleven moesten bedrijven innoveren, automatiseren en focussen op kwaliteit boven kwantiteit. Twee van Zwitserlands andere sterke punten zijn politieke en democratische stabiliteit en topuniversiteiten die nauw samenwerken met innovatieve bedrijven.

Andere verzwakkende factoren in de EU

De munt is niet de enige oorzaak van Europa’s industriële malaise. Energieafhankelijkheid, met name van Russisch gas, maakte Europa kwetsbaar voor geopolitieke schokken. Het kernenergie-uitstapbesluit verwijderde een stabiele, CO2-arme energiebron. Demografische tegenwind – een vergrijzende bevolking en een tekort aan gekwalificeerde immigranten – versterkt de krapte op de arbeidsmarkt. Investeringen in (digitale) infrastructuur lopen in veel EU-landen achter.

Daarnaast beweegt Europees beleid vaak langzaam. Industriebeleid is gefragmenteerd tussen lidstaten, er zijn knellende lokale oligopolies (vooral in de bankensector), terwijl staatssteunregels snelle of gerichte interventies beperken. De groene transitie wordt vaak afgeremd door bureaucratie en lokale tegenstand. Ironisch genoeg zijn het juist de bedrijven die essentieel zijn voor deze transitie die nu overwegen de EU te verlaten.

Een kwestie van ambitie

Heeft de euro Europa lui gemaakt? In zekere mate, ja. Voor de sterkste leden was de munt ondergewaardeerd, waardoor ze wereldwijd konden concurreren zonder de harde arbeid van voortdurende modernisering. Tegelijk werden zwakkere leden opgesloten in een overgewaardeerde munt, waardoor hun ruimte voor exportgedreven groei beperkt werd. De noord-zuidkloof vergrootte. Maar de euro alleen de schuld geven, is te makkelijk. De de-industrialisatie van Europa is complexer.

De diepere vraag is een kwestie van ambitie. Kan Europa opnieuw de wil vinden om niet alleen op prijs te concurreren, maar ook op innovatie, kwaliteit en veerkracht? Kan het de regelgeving stroomlijnen, investeren in toekomstbestendige infrastructuur en de industrieën gaan koesteren die de welvaart van de volgende generatie bepalen?

Vooruitkijken

Europa kan leren van Zwitserland: een sterke munt kan, verre van een handicap, een katalysator zijn voor industriële kracht als deze wordt gecombineerd met innovatie en strategische helderheid. Dit betekent dat het eurosysteem hervormd moet worden. Dit kan op verschillende manieren, waarover ik eerder uitgebreid publiceerde en waarvoor ik een euro-oplossingenmatrix maakte als startpunt voor discussies. Doorgaan met het huidige systeem betekent vooral doormodderen.

Naast de munt zijn er andere moeilijke keuzes: energieonafhankelijkheid nastreven, digitalisering versnellen, bureaucratie en regeldruk verminderen, en een cultuur van uitmuntendheid hernieuwen. De echte vraag blijft: kiest Europa voor het comfort van een zwakke munt, of voor de uitdaging van echte concurrentiekracht?

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels