Han Dieperink: Waarom de aandelenmarkt nu anders is dan in 2000

Door Han Dieperink, geschreven op persoonlijke titel
Veel beleggers maken zich zorgen. Ze denken dat de aandelenmarkt nu net zo duur is als tijdens de beruchte internetbubbel van 2000. Maar deze vergelijking gaat mank. De markt van vandaag is fundamenteel anders – en dat rechtvaardigt de hogere prijzen.
Laten we naar de feiten kijken. In 2000 handelden techbedrijven tegen waanzinnige prijzen. Cisco had een koers-winstverhouding (k/w-ratio) van 196. Intel handelde tegen 75, Microsoft tegen 70. Vergelijk dat met vandaag: Apple handelt tegen een k/w van 31, Microsoft tegen 34, Google tegen slechts 22. Zelfs Nvidia, met zijn hoge k/w van 58, is een koopje vergeleken met de gekte van toen.
Het verschil? De bedrijven van 2000 maakten nauwelijks winst. Veel internetbedrijven hadden niet eens omzet. Pets.com werd gewaardeerd op 300 miljoen dollar, maar ging binnen twee jaar failliet. De zeven grootste techbedrijven van nu – Apple, Microsoft, Google, Amazon, Nvidia, Meta en Tesla – maken samen meer dan 500 miljard dollar winst per jaar.
Een nieuwe economie met betere bedrijfsmodellen
De economie is de afgelopen 25 jaar compleet veranderd. Vroeger domineerden bedrijven zoals General Electric en ExxonMobil de beurs. Zij hadden dure fabrieken nodig om te groeien. De techgiganten van vandaag werken anders.
Microsoft, Apple en Google behalen operationele marges van meer dan 30%. Traditionele industriële bedrijven zijn al blij met 10%. Een extra gebruiker van Google Search kost het bedrijf vrijwel niets, maar levert wel direct geld op. Deze schaalvoordelen bestonden vroeger niet.
Bovendien profiteren deze bedrijven van netwerkeffecten. Hoe meer mensen Facebook gebruiken, hoe waardevoller het wordt voor iedereen. Deze 'winner-takes-all' situaties creëren sterke monopolieposities. Amazon Web Services, Apple's App Store en Google's advertentienetwerk zijn moderne tolpoorten waar de hele economie doorheen moet.
Waarom hogere prijzen logisch zijn
Verschillende factoren maken hogere waarderingen tot de nieuwe norm. Ten eerste zijn de rentes al vijftien jaar structureel laag. Pensioenfondsen en verzekeraars hebben nauwelijks keus en moeten in aandelen beleggen om voldoende rendement te krijgen. Dit creëert een constante vraag naar aandelen.
Daarnaast heeft passief beleggen een vliegwieleffect veroorzaakt. Meer dan de helft van het geld in Amerikaanse aandelen zit in indexfondsen die automatisch kopen, ongeacht de prijs. Elke maand stroomt er nieuw geld binnen via pensioenpremies en spaarplannen.
Ook is beleggen goedkoper en transparanter geworden. Commissievrij handelen en betere toegang tot informatie hebben de drempel weggenomen. Corporate governance is strikt gereguleerd sinds de boekhoudschandalen van begin deze eeuw. Al deze factoren rechtvaardigen structureel hogere waarderingen dan vroeger.
De kansen elders
Terwijil iedereen naar de techgiganten kijkt, zijn er ook alternatieve mogelijkheden. Veel traditionele bedrijven handelen tegen lage waarderingen. Banken, nutsbedrijven en industriële bedrijven zijn uit de gratie. De geschiedenis leert dat dit soms de beste momenten zijn om in te stappen.
De gelijkgewogen S&P 500 – waarin elk bedrijf evenveel meetelt – handelt tegen een redelijke k/w van ongeveer 18. Dit toont aan dat veel bedrijven, gecorrigeerd voor de techgiganten, aantrekkelijk geprijsd zijn.
Focus op kwaliteit, niet op waardering
De moderne markt vraagt om een nieuwe manier van kijken. Professor Robert Shiller, beroemd om zijn waarschuwingen in 2000, erkent dat oude waarderingsmodellen niet meer werken. De economie is te veel veranderd.
Het geheim is simpel: stop met staren naar k/w-ratio's en focus op bedrijfskwaliteit. Zoek bedrijven met duurzame concurrentievoordelen, sterke marktposities, bewezen management en stabiele winstgroei. Of die bedrijven nu in de 'nieuwe' of 'oude' economie zitten, maakt niet uit. Want uiteindelijk zijn het niet de waarderingen die je rijk maken, maar bedrijven die jaar na jaar hun winst laten groeien.
De bottom line
Ja, de markt kan altijd corrigeren. Dat gebeurt nu eenmaal. Maar de onderliggende economie is sterker dan in 2000. De winstgevendheid is hoger, de bedrijfsmodellen zijn beter.
De vraag is niet of de markt te duur is. De vraag is: welke bedrijven zijn over tien jaar nog steeds marktleider? Daar zit het echte rendement – ongeacht wat de prijs vandaag is.