Harry Geels: Censuur sluipt Europa binnen

Door Harry Geels
Volgens een recent artikel in The Economist staat de vrijheid van meningsuiting in Europa onder druk. Klopt dat? En zo ja, wat zijn de drijfveren hierachter? In deze column onderzoek ik vier mogelijke motieven achter deze ontwikkeling — van mission creep tot hypersensitiviteit — en pleit ik voor filosofische terughoudendheid bij censuur.
The Economist publiceerde onlangs een artikel getiteld ‘De bedreiging van de vrijheid van meningsuiting in Duitsland’. Daarin wordt beschreven hoe strenge Duitse wetten tegen haatzaaien en laster steeds vaker worden ingezet om politieke kritiek en satire te onderdrukken.
Zo werd een journalist veroordeeld tot zeven maanden cel voor het delen van een meme waarop minister Nancy Faeser te zien is met de tekst: ‘Ik haat vrijheid van meningsuiting’. Ook vicekanselier Robert Habeck heeft meerdere strafklachten ingediend tegen critici, wat leidde tot boetes, invallen en vervolging. Volgens The Economist schaadt dit de reputatie van Duitsland als liberale democratie. In 1990 zei 80% van de Duitsers dat ze hun mening vrij konden uiten; inmiddels is dat minder dan de helft.
De Digital Services Act: censuur uit voorzorg
De Digital Services Act (DSA), sinds 2022 van kracht, verplicht platforms om illegale content te verwijderen. In de praktijk leidt dat tot overmatige censuur. Volgens het Future of Free Speech Project werd in landen als Duitsland, Frankrijk en Zweden vooral legale content verwijderd. Platforms spelen op safe om boetes te voorkomen en verwijderen ook berichten in grijze zones. Dat betekent zelfcensuur, en dus ook een reële inperking van de vrijheid van meningsuiting.
Nuancering: de lastige balans
The Economist werpt terecht vragen op, maar enige nuance is gepast. Democratieën hebben altijd geworsteld met de balans tussen vrijheid van meningsuiting en het bestrijden van schadelijke uitingen. In Duitsland speelt het nazi-verleden ongetwijfeld nog steeds een rol.
Bovendien blijkt dat veel verwijderde berichten juridisch gezien wel degelijk als gevaarlijk kunnen worden beschouwd. Maar dat juist ook legale content verwijderd wordt, bevestigt de bezorgdheid: we zien ‘over-compliance’ en door angst gedreven moderatie bij sociale platformen, vooral bij ‘gevoelige’ onderwerpen, zoals corona en Gaza.
Vier mogelijke drijfveren achter de nieuwe censuur
Grofweg bestaan er vier hypothesen voor de vraag waarom overheden willen censureren.
1) Angst voor destabilisatie
Overheden vrezen politieke instabiliteit, zeker nu groepen zich terugtrekken in gesloten online ‘echo chambers’. Verspreiding van opzettelijke desinformatie — denk aan QAnon of Russische trollen — maakt regeringen zenuwachtig. Bovendien verdrinkt de eigen overheidscommunicatie in het lawaai van sociale media.
2) Mission creep
Wat begint als lokale regelgeving ter bescherming van minderheden, groeit via nationale wetgeving en EU-richtlijnen uit tot een systeem van almaar uitdijende beperkingen. Zo sluipt censuur binnen. Mission creep is geen exclusief probleem van meningsbeperkingen, het bedreigt vrijwel elke vorm van wetgeving.
3) Technocratisch paternalisme
De veronderstelling dat ‘de elite’ beter weet wat goed is voor de burger leidt tot technocratische bemoeienis: ‘verkeerde gevoelens’ worden gecorrigeerd om het overheidsnarratief te kunnen controlen. Maar censuur wekt wantrouwen, wat weer leidt tot alternatieve kanalen, die opnieuw gecensureerd worden. Een vicieuze cirkel.
4) Hypersensitiviteit en psychologische veiligheid
Een hypersensitieve samenleving, mede voortgekomen uit de goedbedoelde wokebeweging en identiteitspolitiek, ziet steeds meer uitingen als microagressies. Psychologische veiligheid krijgt voorrang op robuust debat. Vooral jongeren — soms denigrerend ‘snowflakes’ genoemd — verkiezen emotioneel comfort boven confrontatie.
Filosofische terughoudendheid
Wat de motieven ook zijn, we moeten filosofisch gezien uiterst voorzichtig zijn met elke vorm van inbeperking van de vrijheid van meningsuiting. Natuurlijk: haatzaaien en oproepen tot geweld horen niet thuis in het publieke debat. Maar daarbuiten moet de ruimte zo groot mogelijk blijven.
Zoals Winston Churchill naar verluidt zei: ‘Your truth, my truth, and the bloody truth.’ Er is niet één waarheid, dus wie kan bepalen welke informatie klopt? Of met Friedrich Nietzsche: ‘Waarheden zijn illusies waarvan we vergeten zijn dat ze illusies zijn.’ Geen feiten, slechts perspectieven.
Misinformation is niet hetzelfde als disinformation
In het Engels wordt terecht onderscheid gemaakt tussen misinformation, onjuiste informatie uit onwetendheid, en disinformation, opzettelijke misleiding. Het eerste komt veel vaker voor. Toch richten censuurmaatregelen zich vaak op beide, wat leidt tot disproportionele reacties. Het middel wordt erger dan de kwaal.
Alternatieven voor censuur
Filosofen zoals Maarten van Doorn wijzen erop dat mensen best tot goede oordelen komen, mits ze worden geconfronteerd met tegendraadse, logische argumentatie. Open debat werkt beter dan censuur, en al helemaal beter dan het uitsluiten van bepaalde stemmen. Zulke uitsluiting voedt enkel de polarisatie.
Wat ook helpt: verplichte identificatie op sociale media. Wie zijn naam onder zijn mening zet, denkt wel twee keer na. Trollengedrag verdwijnt dan ook (trollen zijn eigenlijk de enige verspreiders van fake news). Daarnaast zouden de algoritmes van sociale platforms openbaar moeten zijn, zodat we begrijpen waarom bepaalde informatie opduikt, of verdwijnt, en we daar een mening over kunnen vormen.
Tot slot: Schopenhauer tegen de hysterie
En bovenal: we moeten zelf blijven nadenken. Zoals Arthur Schopenhauer schreef: ‘De helft van onze wijsheid verkrijgen we door niets te zeggen of te geloven.’ Of, zoals hij elders opmerkt: ‘Beschouw de meningen van anderen als een theaterstuk. Zo ontwikkelen we afstand en humor ten aanzien van de menselijke dwaasheid.’
Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels