Annebeth Roor-Wubs: Meer of minder geld voor biodiversiteit?

Annebeth Roor-Wubs: Meer of minder geld voor biodiversiteit?

Duurzaam beleggen Klimaatverandering Energietransitie
Annebeth Roor-Wubs (foto archief EY)

Door Annebeth Roor-Wubs, Sustainable Finance Consultant bij EY en parttime PhD-student aan de Rotterdam School of Management

Vorige maand werd het dan eindelijk gesloten: het lang verwachte VN-akkoord over biodiversiteit, waarin werd afgesproken dat in 2030 zeker 30% van het land en het water op aarde beschermd gebied moet zijn. Tijd voor investeerders om hun portemonnee te trekken en grootschalig te investeren in biodiversiteit? Of is er juist minder geld nodig?

De VN-top zou eigenlijk al in oktober 2020 plaatsvinden in Kunming, China, maar door coronamaatregelen werd deze almaar uitgesteld en uiteindelijk verplaatst naar Montreal. In de afgelopen twee jaar is de urgentie onder investeerders om verlies van biodiversiteit tegen te gaan snel toegenomen. Uit recent VBDO-onderzoek blijkt dat bij meer dan een op de drie Nederlandse pensioenfondsen (35%) biodiversiteit hoog op de agenda staat.

Al snel wordt er geschreven over grote investeringskansen die met biodiversiteit samenhangen: als we goed investeren, kan dit wereldwijd tot $250 miljard aan jaarlijks bruto binnenlands product en $350 miljard ecosysteemdiensten opleveren, maar dat vraagt dan wel een jaarlijkse investering van $140 miljard per jaar. En als overheden onvoldoende geld samenbrengen voor herstel van de biodiversiteit, wordt al snel naar de financiële sector gekeken, die daar mooie investeringskansen ziet.

Meer of minder

Wat is er precies nodig voor biodiversiteitsherstel? Wat mij betreft gaan we al te snel voorbij aan de kern van het probleem: we leven op een te grote voet en daar ervaart de natuur de negatieve gevolgen van. ‘We’ slaat niet alleen op Europa en Noord-Amerika, maar ook op landen als Zuid-Korea, Turkije en verschillende landen in het Midden-Oosten (per land vind je hier een overzicht). Voor alles wat we kopen, ervaren en hebben, gebruiken we te veel van wat de natuur ons geeft. Dus in essentie moeten we naar ‘minder’, niet naar ‘meer’.

En dat blijkt ook uit de onderhandelingen op de VN-top. Er is in totaal $711 miljard per jaar nodig voor biodiversiteitsherstel. Een gedeelte daarvan is ‘meer’: er is in het biodiversiteitsakkoord vastgelegd dat in 2030 $ 200 miljard per jaar nodig is om biodiversiteit te herstellen. Maar een veel groter gedeelte – $ 500 miljard per jaar – gaat om het stoppen van schadelijke subsidies en andere incentives (‘harmful subsidies’) – dus een aanzet tot ‘minder’. Momenteel wordt er door overheden namelijk nog vijf tot zes keer meer gegeven aan maatregelen die biodiversiteit mogelijk schaden dan aan maatregelen die tot herstel leiden.

Minder, anders, schoner

Even een zijstap, om zo terug te komen bij biodiversiteit. Van een collega leerde ik eens de ‘trias mobilitae’: minder, anders, schoner.

Als je mobiliteit wilt verduurzamen, is niets zo duurzaam als een niet gereisde kilometer – minder.

Mocht je toch op pad gaan, dan geeft lopen, de fiets of openbaar vervoer een significant lagere uitstoot dan per auto of vliegtuig – anders.

En moet je dan toch de auto of het vliegtuig pakken, neem dan een zo schoon mogelijke optie. Elektrisch rijden komt dus pas bij stap drie – schoner – aan bod.

Zeker als we denken aan verscheidene mensenrechtenproblemen  bij de extractie van de benodigde mineralen voor elektrische auto’s, gaat de voorkeur uit naar minder en anders.

Voor biodiversiteit geldt hetzelfde. In feite is dit ook hoe investeerders het thema aanvliegen. Engagement met bedrijven over ‘minder’ ontbossing en landdegradatie staat al jarenlang op de agenda. Op de VN-top kondigden een grote groep financiële instellingen en samenwerkende organisaties aan engagement op biodiversiteit samen op te gaan pakken.

Ruimte voor biodiversiteitsherstel

Er mag wel wat realisme in wat mij betreft. Grote bergen geld verdienen aan het milieu dat nu wordt uitgeput, lijkt me wat opportunistisch. We hebben bijvoorbeeld juist minder vervuiling, kunstmest en wegwerpmaterialen nodig. Onze economie moet anders gaan draaien: met een lager gebruik van natuurlijke hulpbronnen en meer hergebruik en reparatie. Want wat blijkt is dat in de afgelopen decennia ons materiaalgebruik harder is gegroeid dan onze economie. De uitdaging is duidelijk. Dus om dat te bereiken, zijn er zeker ‘nature-based solutions’ die ons daarbij gaan helpen. En dus ook zeker beleggers die daarin beleggen.

Als overheden de benodigde acties ondernemen en schadelijke subsidies gaan afbouwen, is het te verwachten dat gedupeerde bedrijven een lobby tegen deze maatregelen inzetten. Zij het op de voorgrond of in de achterkamers. Biodiversiteitsherstel betekent dus ook dat bedrijven geraakt gaan worden en voordelen gaan wegvallen.

Ruimte voor biodiversiteitsherstel betekent dus niet alleen investeringskansen, maar ook kritisch en realistisch kijken naar de sectoren en bedrijven die stevig worden geraakt en moeten veranderen in deze transitie. Want een meer duurzame economie betekent stevig minder uitstoot, kunstmest, materiaalgebruik en vervuiling.