Pim Rank: Locatie rekening niet bepalend voor schadeclaims

Pim Rank: Locatie rekening niet bepalend voor schadeclaims

Pim Rank

Door Prof. Mr. W.A.K. Rank, Advocaat bij NautaDutilh te Amsterdam en Hoogleraar Financieel Recht aan de Universiteit Leiden
 
In zijn arrest van 12 mei 2021 inzake VEB/BP heeft het Hof van Justitie van de EU terecht grenzen gesteld aan de bevoegdheid van de nationale rechter in geschillen inzake beleggingsschade in een internationale context.

 
In grensoverschrijdende geschillen betreffende verbintenissen uit onrechtmatige daad is op grond van EU-regels niet alleen de rechter van de woonplaats van de gedaagde bevoegd, maar ook de rechter van de plaats waar de schade is ingetreden. Het bepalen van deze plaats is echter niet eenvoudig in gevallen van zuiver financiële schade die het gevolg is van beleggingsbeslissingen die zijn genomen onder invloed van gebrekkige mededelingen van een internationaal opererende beursvennootschap.

Voor teleurgestelde beleggers is het aantrekkelijk om een dergelijke beursvennootschap te kunnen dagvaarden voor de rechter van hun eigen woonplaats, op de grond dat de schade zich op hun in de eigen jurisdictie aangehouden beleggingsrekening heeft gemanifesteerd. Daar staat tegenover dat een vennootschap bij toepassing van dit criterium kan worden gedagvaard voor de rechter van elke lidstaat waar een belegger een beleggingsrekening aanhoudt. Voor de vennootschap is dat weinig aantrekkelijk.

In het Universal Music-arrest van 2016 overwoog het Hof van Justitie van de EU dat bij het ontbreken van andere aanknopingspunten de plaats waar de bankrekening wordt aangehouden niet geldt als de plaats waar de schade is ingetreden als deze schade uitsluitend bestaat in een financieel verlies dat rechtstreeks intreedt op de bankrekening en het rechtstreekse gevolg is van een onrechtmatige gedraging die zich heeft voorgedaan in een andere lidstaat. Wanneer dat wel het geval zou kunnen zijn, liet het Hof in het midden. In het VEB/BP-arrest geeft het Hof wat meer duidelijkheid.

De VEB/BP-zaak betreft een procedure waarin de Vereniging voor Effectenbezitters (VEB) in 2015 namens Nederlandse beleggers BP heeft gedagvaard voor de Nederlandse rechter in verband met het doen van misleidende uitlatingen door BP rondom de olieramp met boorplatform Deepwater Horizon. Volgens de VEB zou de Nederlandse rechter bevoegd zijn omdat de schade zich zou hebben gemanifesteerd op de in Nederland gehouden beleggingsrekeningen van haar leden. De Hoge Raad heeft daarover in 2020 het oordeel gevraagd van het Hof van Justitie. Het Hof heeft dat oordeel gegeven in zijn arrest van 12 mei 2021.

Het Hof oordeelt dat het feit dat op een beleggingsrekening rechtstreeks zuiver financiële schade ontstaat die het gevolg is van beleggingsbeslissingen die zijn genomen onder invloed van wereldwijd toegankelijke maar gebrekkige informatie van een internationale beursvennootschap, geen grond is om uit hoofde van het intreden van de schade uit te gaan van de bevoegdheid van een rechter van de lidstaat waar de beleggingsrekening wordt aangehouden, wanneer die vennootschap niet onderworpen was aan wettelijke openbaarmakingsverplichtingen in die lidstaat. Doorslaggevend voor het Hof is dat het voor de vennootschap redelijkerwijs voorzienbaar moet zijn voor welke rechter zij kan worden gedagvaard.

De consequentie van dit arrest is dat beleggers niet meer in hun eigen lidstaat in het geweer kunnen komen tegen buitenlandse beursvennootschappen die geen wettelijke openbaarmakingsverplichtingen in die lidstaat hebben. Uit oogpunt van beleggersbescherming is dit geen goed nieuws. Uit oogpunt van rechtszekerheid lijkt het mij echter terecht dat het Hof een verdergaande connectie met een lidstaat vereist dan alleen het aanhouden van een beleggingsrekening.

 

 

Bijlagen