Harry Geels: Wat economen niet vertellen over de hoge inflatie

Harry Geels: Wat economen niet vertellen over de hoge inflatie

Inflatie Monetair beleid Euro

Door Harry Geels

De inflatie in Nederland komt over september uit op 3,3%. Dat is veel hoger dan de ECB-doelstelling van 2%. Er kwam weer een heel scala aan verklaringen voorbij. Maar vrijwel geen enkele raakt de diepere essentie: het eurosysteem.

Volgens een snelle raming van het CBS komt de Nederlandse inflatie over september uit op 3,3%. Dat is veel hoger dan het Europese gemiddelde. Volgens diverse macro-economische ramingen stijgt de Nederlandse inflatie over heel 2025 tot net boven de 3% (op basis van HICP / Europese vergelijkingen). Dat is veel te hoog. Sinds de coronacrisis hebben Nederlanders (geïndexeerd) ongeveer 30% aan koopkracht verloren. Laten we eerst de standaardreactie op de hoge inflatie bespreken, om daarna de diepere oorzaak te benoemen.

Bron: De Telegraaf

Oorzaken van de relatief hoge inflatie in Nederland

Er zijn verschillende factoren die bijdragen aan het feit dat inflatie in Nederland harder stijgt dan in sommige andere landen. Zo is de loongroei in Nederland relatief hoog gebleven en dit drukt door in de prijsontwikkeling van diensten. Verder heeft Nederland relatief hoge belastingtarieven en ook veranderingen in accijnzen of andere heffingen hebben de afgelopen jaren extra inflatie opgeleverd. Nederland hanteert met name hoge heffingen op energie, die voor een belangrijk deel wordt geïmporteerd.

Volgens ING en andere onderzoekers ligt de Nederlandse productie dichter bij de capaciteit dan gemiddeld in de eurozone, wat de inflatiedruk extra versterkt. ING benoemt ook de grotere stijging van de huizenprijzen en huren van de afgelopen jaren. Meer in het algemeen wordt gesignaleerd dat Nederland structureel hogere inflatie kent dan buurlanden door onze marktdynamiek, huizenmarkt en belastingstructuur. ING spreekt wat betreft inflatie zelfs van ‘high(er) for longer’.

De kern van het probleem: te ruim monetair beleid voor Nederland

Bovenstaande analyses benadrukken de potentiële oorzaken in het huidige systeem. Maar de structureel te hoge inflatie in Nederland heeft een dieperliggende oorzaak, namelijk het eurosysteem. We zitten sinds 1999 in een muntunie waarin het monetaire beleid wordt afgestemd op het gemiddelde van de eurozone, waardoor de ECB-rente structureel te laag is voor de Nederlandse economie. Die te lage rente voedt de binnenlandse vraag, huizenprijzen, kredietverlening en uiteindelijk inflatie.

Zodra de ECB zou willen remmen, moet zij rekening houden met landen als Italië, Spanje of Frankrijk, waar een hogere rente het groeitempo zou wurgen. Met andere woorden: onze inflatie is niet alleen een kwestie van ‘sterke loonontwikkeling’ of ‘hoge huren’, maar een symptoom van een structurele monetaire mismatch die het eurosysteem eigen is. Het blijft vaak onbesproken: het is niet ‘one-size-fits-all’. Sommige economieën, zoals Nederland, hebben een sterkere munt en hogere beleidsrente nodig.

Waarom dit zo weinig benoemd wordt

Er zijn diverse hypothesen waarom de europroblematiek zo weinig benoemd wordt. Ten eerste het politieke ongemak. De euro is een politiek project. Zeggen dat de euro hier voor structureel hogere inflatie zorgt, is impliciet kritiek op dat project. Veel beleidsmakers en economen zijn daar huiverig voor. Daarnaast is er waarschijnlijk sprake van een institutionele tunnelvisie van centrale banken: economische afwijkingen worden als een ‘randverschijnsel’ gezien in plaats van als  een fundamenteel probleem.

Daarnaast is er het aloude geloof in (micro)beleid en de focus op symptoombestrijding. Zo proberen we de lonen, huren of energieprijzen te matigen. Hetzelfde zien we op de huizenmarkt. De snelle prijsstijgingen zijn daar ook voor een belangrijk deel te wijten aan monetair beleid dat voor veel meer landen te ‘los’ is. In plaats van dat te benoemen kakelen Nederlandse economen liever over hypotheekrenteaftrek of het belasten van verkoopwinsten, non-issues in het grotere systeemplaatje.

Euroscepticisme is ongemakkelijk. Toen ik twee jaar geleden de econoom Arjo Klamer, lid van de SP en euroscepticus, vroeg waar dit ongemak vandaan kwam, antwoordde hij: ‘Toen de Wall Street Journal een artikel schreef over het eurojubileum, wilden de vele eurosceptische economen van destijds daar niet meer aan meewerken, bang om gecanceld te worden’. Het lukte Klamer zelf ook niet om de eurokritische economen van destijds weer een keer bij elkaar te brengen. ‘Ze gooiden de telefoon erop’.

Waarom dit juist wél moet worden gezegd

De structurele mismatch tussen monetair beleid en nationale economische realiteit heeft grote gevolgen. Het verklaart waarom wij structureel hogere inflatie en huizenprijzen kennen dan veel eurozonelanden. Het verklaart waarom de politiek haar toevlucht neemt tot beleid, bijvoorbeeld strengere hypotheeknormen, om de effecten van monetair beleid deels teniet te doen. En het toont aan hoe beperkt de effectiviteit van nationaal beleid op dit punt is. Het is niet meer dan symptoombestrijding.

Tot slot is het belangrijk om inzichtelijk te maken hoe de ‘wealth transfers’ in de economie lopen. Beleid is nooit neutraal: de ene partij wint, de andere verliest. De (te) goedkope euro is positief voor de Nederlandse exportsector, maar slecht voor importeurs. De te lage beleidsrente is positief voor huizenbezitters (en aandelenbeleggers) en schuldenaren (schuld inflateert immers weg door prijsontwaarding), maar negatief voor consumenten, huurders, spaarders en gepensioneerden.

Ter afsluiting

De primaire oorzaak van de relatief hoge Nederlandse inflatie is het eurosysteem. De eerder genoemde oorzaken, zoals een overspannen arbeids- of huizenmarkt, zijn secundaire factoren. De one-size-fits-all-rente van de euro is als een thermostaat die voor een hele flat één stand heeft: voor sommige appartementen is het te koud, voor Nederland is het structureel te warm. Dat dit punt liever niet meer benoemd wordt, zegt vooral iets over het politieke en intellectuele (symptoombestrijdende) klimaat.

Prima om de euro als politiek project overeind te houden, maar laten we dan tevens benoemen wie die betaalt en wie ervan profiteert.

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels