Harry Geels: Arbeidsmarkt vlottrekken vergt grote veranderingen

Harry Geels: Arbeidsmarkt vlottrekken vergt grote veranderingen

Arbeidsmarkt
Harry Geels (foto credits Cor Salverius)

Door Harry Geels

De arbeidsmarkt wordt steeds krapper, hetgeen de dienstverlening van de overheid aan de burgers steeds meer onder druk zet, zo constateerde de SER in een recent rapport. Daarin worden terechte zorgen benoemd en oplossingsrichtingen aangedragen, maar de dieperliggende problematiek wordt niet beschreven. Een arbeidsmarktmanifest in vijf bedrijven.

Onlangs vond er een discussie plaats over het SER-rapport advies Waardevol werk: publieke dienstverlening onder druk tussen politici en leden van vakbonden en werkgeversorganisaties. Er was advies gevraagd door zes ministeries, omdat de overheid zit te springen om personeel in de zorg, onderwijs, kinderopvang, veiligheid, rechtspraak en uitvoeringsorganisaties.

Globaal onderscheidt de SER ‘drie groepen van advies’: het verbeteren van kwaliteit van leiderschap en management (zodat minder uitval plaatsvindt), het slimmer en innovatiever organiseren van werk (door technologie, procesinnovatie en benchmarking) en het sterker sturen op uitvoerbaarheid (want wet- en regelgeving wordt te complex en daardoor te arbeidsintensief).

Er is natuurlijk weinig in te brengen tegen deze adviezen. Maar of ze voldoende soelaas zullen bieden, valt te betwijfelen, want er zijn veel diepgaandere veranderingen nodig. De SER stelt zelf immers terecht dat er onder andere door de vergrijzing, die de zorg nog veel meer onder druk zal zetten, veel meer van de overheid gevraagd gaat worden. En ook voor het bedrijfsleven is de arbeidsmarkt krap. Dus moet de overheid ook nog eens concurreren met de doorgaans betere arbeidsvoorwaarden bij bedrijven.

‘Ineens’ grote problemen op de arbeidsmarkt

Het lijkt erop dat we als maatschappij een beetje zijn overvallen door de arbeidskrapte, die zich overigens niet alleen in Nederland, maar bijna overal in de westerse wereld voordoet. De belangrijkste boosdoener is vergrijzing en daarover is genoeg bekend. Dat zou het probleem niet moeten zijn. Maar er zijn de laatste jaren extra complicaties ontstaan, zoals eerder beschreven in een column met als titel: Arbeidsuittocht maakt ‘tijdelijke inflatie’ minder waarschijnlijk.

Zo zijn er tijdens de coronacrisis, voornamelijk in de VS, bovenmatig veel mensen uit het arbeidsproces weggevloeid, vooral door vervroegd pensioen, burn-outs en depressies. Daarnaast is vooral voor jongeren de manier waarop naar werk wordt gekeken fundamenteel veranderd. Deeltijdwerken, je eigen baas willen zijn (bijvoorbeeld als zzp’er, social media influencer, of vrije partner in een netwerkorganisatie) en werken als ‘digital nomad’ zijn snel populair geworden.

Een arbeidsmarktmanifest in vijf bedrijven

Tijdens de discussie over het SER-rapport werd gesteld dat er fundamentele keuzes moeten worden gemaakt, wil de overheid ook in de toekomst publieke taken naar behoren kunnen uitvoeren. Zoals Professor Economie aan de UvA Bas ter Weel zegt, vraagt dat ook een discussie over wat voor soort zorg, onderwijs, kinderopvang enzovoort de overheid precies wil bieden. Inderdaad, maar we moeten nog veel dieper graven om de problemen op de arbeidsmarkt op te lossen.

1) Ander monetair beleid

Met betrekking tot de krapte op de arbeidsmarkt is het ultralosse monetaire beleid van de laatste decennia een van de meest onbesproken ‘boosdoeners’ geweest. De ultralage rente heeft voor de laatste jaren bedrijven overeind gehouden, puur omdat de financieringskosten flink omlaag zijn gegaan. Centrale banken hebben Schumpeter’s ‘creative destruction’ aardig lamgelegd. Het aantal zombiebedrijven – een bedrijf dat nog net de rente op de schuld kan betalen, maar niet meer de aflossing – stond tot vlak voor de rentestijging op een ‘all-time high’.

Het lijkt fijn dat bedrijven door monetair beleid een bail-out krijgen, maar dat is voor de innovatiekracht niet goed. Zo blijven arbeidskrachten opgesloten in bedrijven die eigenlijk niet horen te overleven – arbeidskrachten die elders nodig zijn, bijvoorbeeld bij de overheid. Ik heb al vaker aangedrongen op een andere vorm van monetair beleid, eentje waarbij de rol van de centrale banken beperkt blijft tot het beheersen van de geldgroei in relatie tot de groei van de economie en het trachten de inflatie te houden in een zone tussen de 0% en maximaal 2%.

2) Andere beeldvorming van (het statuur van) beroepen

Er moet ook een bepaalde visie op beroepen komen. De afgelopen decennia hebben beroepen als beleidsmedewerker, manager, divisiedirecteur en marketingmanager veel maatschappelijke aanzien gekregen. Op andere beroepen, zoals politieagent, leraar, zorgmedewerker, maar ook op klassieke ambachtsberoepen als loodgieter of timmerman, is men langzaam gaan neerkijken. Dat had funeste gevolgen voor de arbeidsmarkt: er is een groot tekort aan mensen die de uitvoerende beroepen willen doen en een overschot aan ‘beleidsmedewerkers’.

Laten we het schaakbord weer eens omdraaien. Dat is overigens niet zo gemakkelijk. Beeldvorming is niet zomaar gewijzigd. Hoewel…. salaris helpt. Als, gechargeerd gezegd, de leraar  tweemaal zoveel kan verdienen als een manager van een bankdivisie, of een politieagent tweemaal zoveel als een marketingmanager bij een groot voedingsmiddelenbedrijf, dan is beeldvorming waarschijnlijk sneller gedraaid dan we denken. Ook moeten we iets met termen als hoger versus lager (beroeps)onderwijs. Wat is ‘hoger’? Beeldvorming begint bij woorden.

3) Arbeid lonend maken

Dan is er nog een fiscaal probleem: werken moet weer lonend zijn. Er is gelukkig het nodige gebeurd om het verschil tussen bijstand en inkomen uit werk te vergroten ‘om mensen uit de bijstand te trekken’. Maar ons belastingstelsel moet nog verder op de schop. De ‘armoedeval’ die een werkende krijgt als hij meer dan modaal gaat verdienen is te groot. Het loont vaak ook niet om méér te gaan werken of meer te gaan verdienen. Ook moeten waarschijnlijk de baten van arbeidsproductiviteitsstijging eerlijker worden verdeeld tussen werkenden en aandeelhouders, tenminste als we arbeid belangrijk vinden.

4) Bezuinigen op beleidsmedewerkers door de overheid

De organisatie die – als grootste werkgever van ieder land – het meeste invloed heeft op de (krapte van de) arbeidsmarkt is natuurlijk de overheid zelf. Wat dat betreft is het ontnuchterend om te lezen dat er in Nederland in enkele jaren tijd bijna 10% meer overheidsfunctionarissen zijn bijgekomen. En dan gaat het vooral om ICT’ers, beleidsadviseurs, specialisten ruimtelijke ordening, bouwkundigen, HR-specialisten, beveiligingspersoneel, juristen en financieel specialisten. Dus niet de beroepen waar de arbeidsmarkt knelt. Zoals de SER ook schrijft: er wordt te veel en te complex beleid gemaakt. Dat moet anders.

5) Ander asielbeleid

Waarschijnlijk de olifant in de kamer: we hebben dringend arbeidskrachten uit het buitenland nodig. Diverse landen in de wereld met eveneens krappe arbeidsmarkten sluiten deals met landen waar de bevolkingsgroei nog erg groot is, zoals recent Australië een deal sloot met India. Het gaat dan over het gericht aantrekken van arbeidskrachten voor bepaalde sectoren waaraan grote behoefte is, zoals zorg, onderwijs en de technologiesector. We moeten hier echt ‘outside-the-box’ gaan denken. Waarom gaan wij óók geen deals sluiten met scholen en universiteiten in landen als India of Nigeria?

Tot slot

Natuurlijk kunnen we hier niet doen wat bijvoorbeeld de SER in een heel rapport kan wegschrijven. Ik heb maar kort vijf dieperliggende oplossingen kunnen beschrijven. Het doel is vooral om te prikkelen en verder te kijken dan de neus lang is. Willen we ons écht op de toekomst voorbereiden – straks zijn er maar twee tot drie werkenden op iedere gepensioneerde, die dan ook nog eens nodig zijn om de kinderen les te geven, de ouderen te verzorgen, en ons land en onze straten te beschermen – dan moeten er fundamentele veranderingen plaatsvinden. Zie deze column als een aanzet daartoe.

 

Dit artikel bevat een persoonlijke opinie van Harry Geels. Hij is politiek onafhankelijk.