Pim Rank: UBO-registratie voor FGR’s is onnodig en onwenselijk

Pim Rank: UBO-registratie voor FGR’s is onnodig en onwenselijk

Pim Rank

Als gevolg van nieuwe wettelijke regels zullen participanten in fondsen voor gemene rekening vanaf het bereiken van een bepaald belang kwalificeren als UBOs en als zodanig moeten worden geregistreerd.
 
Door Prof. Mr. W.A.K. Rank, Advocaat bij NautaDutilh te Amsterdam en Hoogleraar Financieel Recht aan de Universiteit Leiden

 
Dit voorjaar heeft de Minister van Financiën bij de Tweede Kamer een voorstel ingediend voor een Wet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies. Deze wet, die binnenkort in werking treedt, strekt tot implementatie van de in de vierde anti-witwasrichtlijn neergelegde verplichting tot het registreren van de uiteindelijk belanghebbende (Ultimate Beneficial Owner, kortweg UBO genoemd) van trusts en soortgelijke juridische constructies. De minister heeft aangegeven dat een fonds voor gemene rekening (FGR) moet worden aangemerkt als een aan een trust ‘soortgelijke’ juridische constructie. Dat geldt zowel voor een open als voor een besloten FGR. De consequentie van die gelijkstelling is dat participanten in een FGR in beginsel als UBO bij de Kamer van Koophandel moeten worden geregistreerd.

Om tegemoet te komen aan de bezwaren uit de fondsensector inzake de uitvoerbaarheid van een en ander, voorziet het (concept) implementatiebesluit in een beperking van de registratieplicht tot participanten met een economisch belang van ten minste 3%. De drempel van 3% is ontleend aan de regels betreffende de melding van zeggenschap en andere belangen in uitgevende instellingen. Met deze drempel wordt voorkomen dat de fondsbeheerder alle participanten als UBO moet aanmelden bij de Kamer van Koophandel. Bij FGR’s waarin slechts enkele pensioenfondsen of verzekeraars participeren, hoeft dat niet problematisch te zijn, maar bij FGR’s waarin grote aantallen kleine particuliere beleggers participeren, zou dit een enorme belasting voor de fondsbeheerder betekenen. Dat wringt, temeer omdat het hier geen eenmalige exercitie betreft, maar ook omdat steeds alle relevante wijzigingen zullen moeten worden doorgegeven. Dit speelt met name bij open-end FGR’s, waarbij dagelijks participanten toe- en uittreden.

Een FGR is een beleggingsinstelling in de vorm van een doelvermogen zonder rechtspersoonlijkheid, beheerd door een beheerder, gehouden door een juridisch eigenaar – meestal een SPV in de vorm van een stichting – en waarvan de opbrengsten zijn bestemd voor de participanten naar rato van hun inleg. Een FGR is gebaseerd op een overeenkomst tussen de beheerder, de juridisch eigenaar en elk van de participanten. In Nederland worden zowel alternatieve beleggingsinstellingen (abi’s) als instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) veelal vormgegeven als een FGR. Het begrip trust is in het Nederlandse recht onbekend. Een buitenlandse trust zal echter in beginsel door de Nederlandse rechter worden erkend. Een trust is een juridische constructie van Angelsaksische origine waarbij bepaalde activa op eigen naam worden gehouden door een trustee, ten behoeve van bepaalde begunstigden.

Ofschoon een FGR wel elementen met een trust gemeen heeft, miskent een gelijkstelling mijns inziens dat het om heel verschillende entiteiten gaat. Bovendien lijkt een registratieplicht van UBOs van een FGR mij sowieso onnodig en ook onwenselijk. Onnodig omdat de meeste FGR’s door een vergunninghoudende beheerder zullen worden beheerd en dus al onder toezicht staan. Onnodig ook omdat de participanten in de praktijk in de regel geen zeggenschap zullen uitoefenen over het fonds. Onwenselijk omdat de regeling, ook met een minimumdrempel van 3% economisch belang, zware administratieve lasten meebrengt voor fondsbeheerders. Deze lasten zullen uiteindelijk weer door de participanten moeten worden gedragen.

 

 

Bijlagen