T. Rowe Price: Drie redenen waarom de inhaalvraag in Europa tekort schiet

T. Rowe Price: Drie redenen waarom de inhaalvraag in Europa tekort schiet

Europa
Wereldbol Europa.png

Beleggers die hopen dat de verwachte inhaalvraag zal leiden tot een duurzaam economisch herstel in Europa, kunnen teleurgesteld raken. Dat stelt Yoram Lustig, Head of EMEA Multi‐Asset Solutions bij T. Rowe Price. Hoewel de werkloosheid in heel Europa door de pandemie is gestegen, hebben stimuleringsmaatregelen het Europese bedrijfsleven overeind gehouden en de werknemers aan het werk gehouden.

De door de pandemie veroorzaakte recessie heeft zelfs geleid tot de grootste stijging van het spaargeld van de huishoudens sinds de Tweede Wereldoorlog. Dit kwam grotendeels doordat de bestedingen van huishoudens sterk daalden doordat huishoudens niet meer konden consumeren volgens hun gebruikelijke uitgavenpatroon en -omvang door de lockdowns.

Aangezien de consumptie van de huishoudens ongeveer twee derde van het BBP in de geavanceerde economieën uitmaakt, zou zelfs het gedeeltelijk vrijmaken van spaargeld, zodra de lockdownmaatregelen worden versoepeld, moeten resulteren in een onmiddellijk en aanhoudend groeiherstel, in theorie althans.

Deze keer zal het waarschijnlijk anders zijn. Yoram Lustig van T. Rowe Price geeft hiervoor drie redenen:

[1] Risico van prematuur afbouwen stimuleringsmaatregelen

De dienstensector mag ervan uitgaan dat consumenten snel zullen terugkeren naar het bestedingspatroon van vóór de pandemie of - nog beter - de consumptie zullen compenseren die zij door de lockdowns hebben gemist, met als gevolg een aanvankelijk krachtig herstel. Als echter blijkt dat consumenten hun bestedingen van de winter naar de zomer doorschuiven, zal het snelle herstel van de dienstensector waarschijnlijk geen lang leven beschoren zijn.

Het risico is aanwezig dat de beleidsmakers een aanvankelijk krachtig herstel in de zomer zien waarbij ze ervan uitgaan dat dit zal aanhouden om vervolgens de monetaire en budgettaire beleidssteun af te bouwen, wat juist een rem op het prille herstel kan zetten.

[2] Vermogensongelijkheid neemt toe

De totale hoeveelheid spaargeld van huishoudens is tijdens de crisis sterk toegenomen. Deze vermogensopbouw is echter niet in gelijke mate aan alle huishoudens ten goede gekomen. Tijdens de crisis werden huishoudens met lagere inkomens vaker werkloos of met verlof gestuurd, hadden ze minder vaak een baan die op afstand kon worden gedaan en hadden ze minder vaak aanzienlijke beleggingen die profiteerden van de marktrally die na de forse koersdalingen vorig jaar volgde.

De relatieve toename van spaargeld onder huishoudens met een hoog inkomen tijdens de pandemie vergrootte de reeds bestaande vermogensongelijkheid. Aangezien huishoudens met werkende personen gemakkelijker geld uitgeven uit periodiek inkomen dan uit opgebouwd vermogen, zullen huishoudens met hoge inkomens hun spaargeld minder snel aanspreken. Op die manier dreigt de toegenomen vermogensspreiding het herstel af te remmen.

Al met al betekenen deze ontwikkelingen dat de groei van de totale consumptie op middellange termijn zwakker kan uitvallen dan verwacht. Lustig verwacht zelfs dat de trendmatige consumptiegroei op lange termijn zich onder het niveau van vóór de pandemie zal stabiliseren. Dit zou zich vertalen in een lagere rente en lagere obligatierendementen.

In combinatie met de eerdere opmerkingen over de mogelijkheid van een beleidsfout vormt de waarschijnlijkheid van deze vooruitzichten een extra tegenwind voor de rendementen van vastrentende waarden op de middellange tot lange termijn.

[3] Verander(en)d consumentengedrag

Verschuivingen in de trends in consumentengedrag zullen waarschijnlijk leiden tot extra creatieve destructie in verschillende sectoren van de economie. Online en mobiele distributiekanalen hebben zich verder verankerd in consumptiepatronen. Sectoren zoals de detailhandel en de amusementssector hebben het gebruik van deze kanalen zien toenemen ten opzichte van de eerdere hoge niveaus.

Technologiebedrijven die van deze trends profiteren of ze mogelijk maken, hebben het meeste baat bij deze nieuwe realiteit. Als deze veranderingen in het consumentengedrag zich eenmaal hebben gemanifesteerd, is een terugkeer naar de patronen van vóór het coronavirus moeilijk voorstelbaar.

Beleggers moeten bovendien ook goed opletten of producenten in staat zijn om de blijvende veranderingen in consumentengedrag te bij te benen. De door het coronavirus veroorzaakte stijging van de vraag naar elektronica heeft bijvoorbeeld begin dit jaar geleid tot een tekort aan halfgeleiders, waardoor in veel sectoren, van de auto-industrie tot home entertainment, op grote schaal productieproblemen ontstonden.

Lockdowns hebben consumenten gedwongen om nieuwe technologieën en gewoonten aan te nemen die hun consumptiepatronen blijvend hebben veranderd. Daarom geeft Lustig de voorkeur aan een actief beheer in de marktsegmenten die het betreft.

Actief beheer is volgens hem beter in staat om te profiteren van de niet-lineaire herprijzing die zich waarschijnlijk zal voordoen zodra een stabielere post-coronaomgeving zich aandient.