DWS: Inflatie op lange termijn hangt af van dienstensector en vergrijzing

DWS: Inflatie op lange termijn hangt af van dienstensector en vergrijzing

Inflatie
Inflatie (01)

Europese consumenten krijgen flinke prijsstijgingen voor de kiezen. In 2021, maar waarschijnlijk ook in 2022. Dit komt door de stijging van grondstoffenprijzen, die na de daling van vorig jaar weer terugkeren op ‘normale’ niveaus, maar ook zeker door de olieprijs: het afrekenen aan de pomp zal duurder worden. Dat stelt Martin Moryson, hoofdeconoom Europa bij vermogensbeheerder DWS.

Volgens Moryson moet goed worden gekeken naar de afzonderlijke componenten van het inflatiecijfer. Al jaren spelen de prijsschommelingen van goederen daar vrijwel geen rol meer in: globalisering, productiviteitsstijgingen door automatisering, en digitalisering hebben de productiekosten aanzienlijk doen dalen en het prijszettingsvermogen van producenten en detailhandelaren ingedamd. “De enige sector die de inflatie echt kan opstuwen is de dienstensector”, stelt Moryson. “De kans dat er sprake zal zijn van sterke loonstijgingen tegen een achtergrond van hoge werkloosheid, zowel zichtbare als verborgen, is te verwaarlozen.”

Koopkracht

Op de lange termijn kan de vergrijzing wel voor behoorlijk veel inflatoire druk zorgen. De groei van de beroepsbevolking zal stagneren of zelfs scherp dalen. Dit wordt waarschijnlijk niet gecompenseerd door de groei van de arbeidsproductiviteit waardoor het volgende effect optreedt: gepensioneerden blijven wel consumeren, maar dragen niet meer bij aan de aanbodzijde van de economie, waardoor er een tekort komt aan de aanbodzijde in combinatie met een toegenomen vraag. “Dat zijn de ingrediënten voor een stijging van de inflatie.”

Maar of die inflatoire druk zich daadwerkelijk in inflatie vertaalt, hangt voor een groot deel af van de centrale banken. Een vergrijzende samenleving zit namelijk niet te wachten op inflatie, omdat de koopkracht van de gepensioneerden over het algemeen daalt wanneer ze niet meer meedoen aan het arbeidsproces en het pensioen niet meestijgt met de hogere prijzen.

Fed bouwt eerder af dan ECB

Wat obligaties betreft, ziet Moryson verschillende ontwikkelingen in Europa en de VS. De centrale banken maken zich nog niet al te druk over de stijging van de inflatie. Zij focussen met name op financieringsvoorwaarden en werkgelegenheid. Derhalve zullen de nominale rentetarieven waarschijnlijk slechts geleidelijk omhooggaan. In de VS is de nominale rente in een jaar tijd gestegen van 0,5 procent tot 1,7 procent. De Fed heeft laten weten dat het geen moeite heeft met een tijdelijke inflatie van iets boven de 2%. Moryson denkt dat de Fed haar obligatie-opkoopprogramma eerder afbouwt dan de ECB. “Als de inflatie op middellange termijn laag blijft, heeft ook de nominale rente niet veel ruimte om op te lopen”, verwacht Moryson.

Voor aandelen is het belangrijk om te kijken naar de winst- en waarderingstrends, stelt de DWS-econoom. Moryson denkt dat de meeste bedrijven in de wereldwijde aandelenindices in staat zijn om de druk op de marges als gevolg van de stijgende prijzen van grondstoffen en andere kosten te compenseren door die door te berekenen en efficiënter te werk te gaan. “Voor de aandelenkoersen is de situatie nog onduidelijk. Zolang de nominale rentevoeten niet stijgen en de reële rentevoeten- uit het rood in het zwart schieten, is het onwaarschijnlijk dat aandelenkoersen onder druk komen te staan. Pas als de nominale rentevoeten richting de 3% gaan en ondubbelzinnig leiden tot een positieve reële rente, kunnen obligaties opnieuw een echt beleggingsalternatief worden ten koste van aandelen”, besluit Moryson.