Invesco: Centrale banken moeten eerste beleidsfout niet compenseren met tweede

Invesco: Centrale banken moeten eerste beleidsfout niet compenseren met tweede

Monetair beleid
Algemeen (12) doel

De kerninflatie kan nog een aantal jaar boven het streefcijfer van de centrale banken blijven, zelfs als het algemene inflatiecijfer verrassend snel begint te dalen. Dat schrijft econoom Paul Jackson van vermogensbeheerder Invesco in ‘Uncommon truths - The causes and course of inflation’.

Of je er nu vanuit demografisch, monetair of cyclisch oogpunt naar kijkt: deze inflatiegolf zal zoals alles van voorbijgaande aard zijn. Zelfs al kan het algemene inflatiecijfer nu snel afnemen, vrees ik dat de daling van de kerninflatie relatief traag zal verlopen. Er gaat een economische vertraging of een recessie nodig zijn om de inflatie op of onder de belangrijkste streefcijfers van de centrale banken te brengen.

Is dat zo erg? Het is nog niet zo lang geleden dat iedereen bad om een hogere inflatie, dus waarom nu zo'n paniek? Wij geloven niet dat een kerninflatie tussen 2% en 4% echt problematisch is. De centrale banken moeten zich dus ook niet al te agressief opstellen in hun streven naar lagere inflatie, als deze zich tijdens de rest van deze economische opleving in die marge stabiliseert.

De centrale banken zijn in hoge mate verantwoordelijk voor de huidige inflatiegolf omdat ze te lang een soepel beleid hebben gevoerd. Het heeft geen zin om die beleidsfout goed te willen maken met een andere fout. Te agressief verstrakken nu de economieën vertragen, is geen goed idee.

Het wordt een ander verhaal als de kerninflatie tussen de 5% en de 10% blijft, of als ze zelfs tijdens de volgende recessie niet terugkeert tot de streefcijfers van de centrale banken. In dat geval zullen de centrale banken wellicht krachtiger moeten optreden. Maar het probleem is dat ze pas na enige tijd weten welke analyse juist is. Terwijl zij wachten tot de inflatie afkoelt, kan hun geduld opraken, waardoor het risico toeneemt dat ze een beleidsfout maken die de volgende recessie uitlokt.

Wat betekent dit voor de financiële markten?

Een algemene verwarring is misschien de beste beschrijving van de koersontwikkelingen van de afgelopen week. Aan de ene kant stegen de obligatierentes en presteerden de groeiaandelen ondermaats, wat vertrouwen in de cyclus suggereert. Maar de brede aandelenindices en de industriële metalen hapten daarentegen naar adem, wat juist wantrouwen suggereert.

Als de kerninflatie de komende jaren tussen 2% en 4% blijft, zullen de rentes op obligaties met een langere termijn nog stijgen. De Amerikaanse inflatie-geïndexeerde 10-jaarsrente is nog maar net positief geworden. Bovendien is een nominale Amerikaanse 10-jaarsrente van 3,13% nog steeds laag als de nominale bbp-groei tussen 4% en 6% ligt.

Maar de rente is al ver opgeschoven, en gezien het risico op een nieuwe beleidsfout, bestaat de kans dat de rente in de komende 12 maanden zal zakken. De richting van de lange rentes is nu meer in evenwicht dan enige tijd geleden, zelfs als de korte rentes stijgen door het beleid van de Fed.

Ook de aandelenmarkten hebben dit jaar veel terrein verloren, ondanks het feit dat de winsten bleven stijgen. Wij hadden altijd het gevoel dat vooral de Amerikaanse markt risico liep, gezien de opgerekte waarderingen voor de groei-aandelen die een groot deel van die indices uitmaken.

Maar andere regio's hebben het net zo slecht gedaan in Amerikaanse dollar, met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, door de verslechterende wereldeconomie. Daarom zijn wij in maart teruggekeerd naar een overwogen aandelenallocatie. Dat was misschien voorbarig, maar wij zijn niet van plan om de allocatie te verlagen na de recente koersdalingen.