Han Dieperink: Carrièrerisico drukt het rendement

Han Dieperink: Carrièrerisico drukt het rendement

Han Dieperink (Ruben Eshuis Photography)
Door Han Dieperink, geschreven op persoonlijke titel
 
In de discussie over het nieuwe pensioencontract proberen betrokkenen zich opnieuw in te dekken, waardoor pensioenen onnodig duur worden. Niemand wil een derde van zijn tijd werken voor zijn pensioen.
Verplichtingen worden ambities onder het nieuwe pensioencontract. Ambitie komt van ‘ambitio’, een vervoeging in het Latijn van ‘ambire’, wat ‘rondom gaan’ of ‘rondlopen’ betekent, een samenvoeging van ‘amb’ (rondom) en ‘ire’ (gaan), met het doel om stemmen te verzamelen. In de klassieke betekenis staat ambitie gelijk aan eerzucht, het dingen naar een ambt. Wat dat betreft is het woord ‘ambitie’ ongelukkig gekozen, want in de discussie over het pensioencontract lijkt het meer te gaan over de carrières van de direct betrokkenen dan over het streven naar een goed pensioen.
   
In de financiële wereld wordt dit carrièrerisico vaak onderschat. Bij veel processen zijn mensen betrokken die alleen maar kunnen verliezen als het fout gaat en niet worden beloond als het goed gaat. Een oververtegenwoordiging van compliance officers, juristen en riskmanagers helpt dan niet. Elke laag eist een extra veiligheidsmarge ten opzichte van de wettelijke eisen. Alles wat alleen maar ruikt naar risico moet worden ingekaderd. Als al die risico’s zijn ingedekt, blijft er meestal weinig rendement meer over.
   
Carrièrerisico in de pensioenwereld betekent ook dat afwijken ten opzichte van de groep niet wordt beloond. In de kudde is het veilig. Toezichthouders proberen fondsen de goede kant op te duwen, maar elke suggestie wordt meteen als een harde eis geïnterpreteerd. Niemand wil het immers aan de stok krijgen met de toezichthouder, want dat is helemaal niet goed voor je carrière. Het nieuwe pensioencontract geeft de mogelijkheid om meer risico te nemen, en dat komt neer op minder beleggen in obligaties.
   
Gelet op de beleggingshorizon van een gemiddelde pensioengerechtigde gaat het dus helemaal niet om meer risico, maar juist om minder risico. Wie de komende tien jaar belegt in een 10-jaarse Nederlandse of Duitse staatslening raakt namelijk gegarandeerd een groot deel van zijn of haar koopkracht kwijt. Het komt er dan al snel op neer dat meer dan de helft van de week gewerkt moet worden voor het pensioen. Niemand gaat dit accepteren, aangezien het betekent dat de uitkering gegarandeerd lager is dan de inleg. Dat is niet echt de garantie die mensen zoeken. Ook op pensioendatum is de beleggingshorizon nog altijd zo’n twintig jaar: lang genoeg om risicovol (lees: weinig in obligaties) te beleggen.
   
Veranderen is niet gemakkelijk, maar het valt op dat discussies over het nieuwe pensioencontract vooral gaan over de noodzaak om renterisico’s af te blijven dekken. Dat komt toch neer op het kopen van obligaties op de laagste rentestand ooit. Je zou verwachten dat het idee van een matchingportefeuille in het nieuwe pensioencontract van tafel kan, maar er wordt van alles aan gedaan om dit ook een plek te geven. Niet omdat dit beter is voor de deelnemer, maar omdat het afschaffen daarvan betekent dat een deel van het personeel mogelijk boventallig wordt. Dat is pas carrièrerisico. Geen ALM-studies meer, geen matchingportefeuille en weg renteafdekking. Er moet rendement worden gemaakt en dat leidt nu eenmaal tot meer risico nemen. Beleggen is eng en daarom is het zoveel mogelijk buiten Nederland uitbesteed. Toch is er geen ontkomen aan: er moeten meer beleggers aan het roer. Dat is goed voor de deelnemers en daarmee uiteindelijk ook goed voor de carrières van alle betrokkenen.