ESG Support: Grote verschillen in naleving SFDR – Good and bad practices

ESG Support: Grote verschillen in naleving SFDR – Good and bad practices

ESG
Duurzaam (24) ESG

Door Bas Knol, Oprichter van ESG Support

Volgens artikel 4 van de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR) moeten financiële marktpartijen vanaf 2023 publiceren over ‘ongunstige effecten op duurzaamheid’ op entiteitsniveau. Een aantal financiële marktpartijen doet dit nu al vrijwillig. Het comité van de 3 Europese toezichthouders (EBA, EIOPA en ESMA) laat in een rapport van 28 juli 2022 zien dat er grote verschillen tussen financiële marktpartijen bestaan. Het rapport bevat ook ‘best and bad practices’.

Dit artikel geeft antwoord op de volgende vragen:

  • Wat moeten financiële marktpartijen volgens artikel 4 van de SFDR doen?
  • Wat hebben financiële marktpartijen volgens artikel 4 van de SFDR tot nu toe gedaan?
  • Wat zijn ‘Best and bad practices’ van vrijwillige publicaties?

Wat moeten financiële marktpartijen volgens artikel 4 van de SFDR doen?

Financiële marktpartijen moeten in een verklaring op hun website beschrijven of en hoe zij de ‘ongunstigste effecten op duurzaamheid’ (principle adverse impacts, PAI’s) van hun beleggingen in aanmerking nemen (‘due diligence proces’). Als marktpartijen hier niet voor kiezen, dan moeten zij met duidelijke redenen omschrijven waarom dit niet gebeurt (‘comply or explain’).

Dit betekent dat een instelling ongunstige effecten moet gaan meten, prioriteren, actie ondernemen en hierover rapporteren. De SFDR heeft voor het meten technische standaarden voorgeschreven. Volgens deze standaarden moet jaarlijks op entiteitsniveau worden gerapporteerd over 18 verplichte indicatoren van ongunstige effecten en minimaal 2 van 46 vrijwillige indicatoren. Voorbeelden van indicatoren zijn CO2-emissies en de carbon footprint van ondernemingen waarin wordt belegd, locaties in de buurt van biodiversiteit-gevoelige gebieden, gevaarlijk afval, mensenrechtenschendingen en genderdiversiteit. Bij actie ondernemen kan worden gedacht aan het stemmen op aandeelhoudersvergaderingen, engagement, het onder of overwegen of zelfs uitsluiten van beleggingen.

Wat hebben financiële marktpartijen volgens artikel 4 van de SFDR tot nu toe gedaan?

De mate van naleving verschilt aanzienlijk tussen (33) respondenten. Over het algemeen zijn de eerste publicaties niet erg gedetailleerd. Dit zal naar verwachting in 2023 veranderen in publicaties over de rapportageperiode 2022 zodra de gedelegeerde verordening van de SFDR van kracht is.

Er wordt over het algemeen weinig gepubliceerd over de afstemming op de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs. Waar dit wel wordt gedaan, gebeurt dit vaak ik vage bewoordingen.

Wanneer financiële marktpartijen geen rekening houden met ‘ongunstigste effecten op duurzaamheid’ van hun beleggingen, ontbreken details om uit te leggen waarom.

Wat zijn ‘Best and bad practices’ van vrijwillige publicaties?

‘Best practices’ zijn partijen die artikel 4 tot in detail hebben nageleefd:

  • In het ‘due diligence proces’ wordt duidelijk beschreven hoe ongunstige effecten worden gemeten, geprioriteerd en welke actie wordt ondernomen (stemmen, engagement, uitsluiten). Ook de methodologie en data die worden gebruikt voor de beoordeling van elke indicator (PAI) worden in de verklaring beschreven. Daarnaast wordt er verwezen naar internationale standaarden die een partij hanteert.
  • De verklaring bevat geloofwaardige CO2 reductiedoelstellingen (upstream en downstream) inclusief schaal en planning in lijn met het Klimaatakkoord van Parijs.

‘Bad practices’ zijn:

  • Partijen die zich er op beroepen dat indicatoren nog niet definitief zijn of dat er onvoldoende data voorhanden zijn en daarom (nog) geen ‘ongunstigste effecten op duurzaamheid’ van hun beleggingen in aanmerking nemen (‘comply or explain’). Hier wordt voorbij gegaan aan de mogelijkheid gebruik te maken van data die wel voorhanden zijn of gebruik te maken van schattingen. Ook wordt niet aangegeven vanaf wanneer wel ‘ongunstigste effecten op duurzaamheid’ van hun beleggingen in aanmerking worden genomen.
  • Partijen die verklaren (nog) geen ‘ongunstigste effecten op duurzaamheid’ van hun beleggingen in aanmerking te nemen, maar in dezelfde verklaring elementen over de integratie van ESG-risico's of naleving van internationale codes en standaarden opnemen. Voor beleggers is dit misleidend omdat deze elementen en codes niet relevant zijn voor een artikel 4 verklaring.
  • Partijen die verklaren bij beleggingsbeslissingen de impact van een onderneming op ESG risico’s mee te nemen. Een verklaring onder artikel 4 mag alleen overwegingen over ‘ongunstigste effecten op duurzaamheid’ bevatten en geen ESG risico’s.